Elkaar verstaan; Fil 2,1-5; Mt 21,28-32

Vandaag en de komende zondagen horen we Jezus in gesprek met de hogepriesters en de oudsten van het volk. Het gesprek verloopt niet echt in een prettige sfeer. Met gelijkenissen probeert Jezus hen uit te leggen dat het erom gaat de boodschap van God te kennen en daarnaar te leven. De hogepriesters en oudsten hebben – ongetwijfeld met goede bedoelingen – hun eigen interpretatie van Gods geboden gemaakt en leggen die in de vorm van allerlei regels en voorschriften aan het volk op.
Het wezen van God zit niet in regels en voorschriften. het wezen van God is dat Hij liefde is en barmhartigheid. Gods gerechtigheid en rechtvaardigheid maken deel uit van zijn barmhartigheid. Als God aan Mozes uitlegt wie Hij is, zegt Hij dat zijn Naam is: “Ik ben die is”. Dit moeten we niet verstaan als: “Ik besta”, niet zoals veel mensen tegenwoordig zeggen: “Er moet wel iets zijn”. Nee, God zegt hier: Ik ben er voor jullie. God is niet statisch en afstandelijk. Nee, God is dynamisch en betrokken. God is vol liefde en barmhartigheid voor ons mensen.
De gelijkenis die Jezus vertelt over de twee zonen, is voor ons direct duidelijk. In onze cultuur hechten wij meer belang aan het doen dan aan het zeggen: geen woorden maar daden. Toen ik destijds bij Fokker werkte, kwam het regelmatig voor dat de mensen massaal protesteerden tegen een te scherpe planning. Zoveel werk in zo’n korte tijd dat kon onmogelijk. Maar ondertussen ging iedereen wel aan de slag en deed alle het mogelijke om de planning te halen. En achteraf waren we geweldig trots dat het toch gelukt was. Het past wel in onze cultuur: nee zeggen en ja doen.
In vele andere culturen ligt dat heel anders. Daar is nee zeggen iets wat je niet doet. Nee zeggen is een ernstige belediging. Nee zeggen tegen je vader is helemaal uit den boze. Het is een daad die ingaat tegen het respect en de liefde voor je vader. Dit is waarschijnlijk ook zo in de cultuur waarbinnen Jezus dit verhaal vertelt. Dat maakt de tegenstelling aanzienlijk scherper dan de manier waarop wij het vanuit onze cultuur verstaan. Zo worden we met deze gelijkenis er indirect op gewezen dat we oog moeten hebben voor cultuurverschillen. We moeten er rekening mee houden dat niet iedereen op dezelfde wijze denkt als wijzelf doen. Mannen denken anders dan vrouwen, jongeren anders dan ouderen, stadsmensen anders dan mensen van het platteland, migranten anders dan mensen die hier al generaties lang wonen, protestanten anders dan katholieken, joden, moslims en hindoes anders dan christenen, ongelovigen anders dan gelovigen.
Meer en meer hebben wij te maken met dergelijke verschillen. Soms is dat dicht bij huis. Zo is er ongetwijfeld verschil tussen de hen die hier al generaties lang wonen en de nieuwkomers van allerlei aard. Toch is het onze opdracht om één gemeenschap te vormen: de gemeenschap van Jezus Christus. De Kerk benadrukt telkens weer de waarde van de gemeenschap. Zelf is zij de gemeenschap in en rond Christus. Geloven en liefhebben doe je niet alleen, daarvoor heb je elkaar nodig. Dat geldt ook voor ons als parochiegemeenschap. Wij hebben elkaar nodig om ons geloof met elkaar te delen en het zo te laten groeien, en het vrucht te laten dragen door alle mensen lief te hebben. We zijn binnen een gemeenschap allemaal verschillend en juist dat maakt ons tot een gemeenschap. Door de verschillen versterken we elkaar, vullen we elkaar aan en vormen we een geheel dat groter is dan de som van de delen.
Paulus wijst met zijn brief aan de Filippenzen op het belang van de gemeenschap. Hij pleit voor eenheid, voor saamhorigheid en voor eensgezindheid. Dat vraagt dat we ons eigenbelang ondergeschikt maken aan de ander, dat we niet ijdel zijn maar ootmoedig. Het is een vorm van ijdelheid onze eigen cultuur beter te achten dan andere. Culturen verschillen van elkaar, maar dat maakt de ene cultuur niet beter dan de andere. Nederlanders zijn geen betere mensen dan andere volken. Natuurlijk voelen wij ons in onze eigen cultuur ons het meest op ons gemak. We weten wat we aan elkaar hebben. Dat is bij mensen uit andere culturen moeilijker, maar dat geldt omgekeerd precies zo. Wat voor ons normaal is, hoeft dat voor een ander helemaal niet te zijn. We verschillen van elkaar zonder dat de een beter is dan de ander. Met die verschillen hebben we elkaar wat te bieden. We vullen elkaar aan. De verscheidenheid is een rijkdom. Het gaat er niet om dat we allemaal gelijk aan elkaar worden, maar dat we een eenheid in verscheidenheid vormen.
Dat is de eenheid en de gemeenschap van Jezus Christus. In zijn Kerk is er ruimte voor iedereen. Allen zijn we kinderen van God en in Christus zijn wij elkaars broers en zusters. Dat maakt ons tot een gemeenschap van liefde en van vreugde. Dat stelt ons in staat elkaar lief te hebben en er voor elkaar te zijn. Amen.
From → Preken