
Pinksteren is het feest van energie. De heilige Geest brengt de apostelen in beweging. Dat veroorzaakt een behoorlijke onrust in Jeruzalem. Om hun roeping te kunnen volgen hebben de apostelen liefde, moed en wijsheid nodig. De heilige Geest schenkt hen zijn gaven zoals ook Jezus aan het begin van zijn openbare leven aangeeft dat de Geest des Heren op Hem rust. Jezus is door Hem gezalfd. (Lc 4,18)
Roeping
God roept ook ons om zijn liefde voor alle mensen te verkondigen. Hij roept ons om met ons hele leven te getuigen van zijn goedheid. Met de gaven van de heilige Geest wordt ook ons alles geschonken wat wij hiervoor nodig hebben. De Geest is niet alleen onze Trooster. Hij is ook onze Helper, onze Leraar: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen.” (Joh 16,12-13) De Geest brengt ons in beweging. Hij brengt ons tot daden van liefde.
Haast je langzaam
Toen ik in de vliegtuigbouw werkte leerde ik: ‘haast je langzaam’. Blijf nadenken, handel niet overhaast, daar komen maar brokken van. Hoe groter de nood, hoe belangrijker rust is. Rust heb je nodig om tot goede beslissingen te komen. De heilige Geest brengt ons in beweging. Hij geeft ons energie, misschien zelfs een heilige onrust. Dat begint met rustig in gebed luisteren om daarna in beweging te komen, want als wij onrustig zijn, kunnen we de stem van de Geest niet verstaan. De stem van de Geest vraagt om rust en vrede in onszelf. De apostel Paulus schrijft aan de Galaten: “De vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid.” (Gal 5,22)
Bron van liefde worden
Onze roeping begint met de liefde van God voor ons. De drie-ene God is liefde in zichzelf. De heilige Geest schenkt ons die liefde. Om zelf een bron van liefde te worden is het nodig ons vaak grote ‘ego’ te beteugelen. Ingetogenheid, bescheidenheid en respect voor anderen helpen daarbij. Luisteren naar de stem van de Geest zet ons op het pad van Gods wil te doen. Dat maakt ons tot liefdevolle mensen die er voor een ander willen zijn en voor hen alle goeds willen. Dan kunnen we luisteren naar wat een ander ons te zeggen heeft en kunnen we de volle waarheid op het spoor komen. Dan worden we ook werkelijke vrije mensen, niet vrij om ons eigen zin te doen, maar vrij om het goede te doen. Ik wens u een zalig Pinksteren toe.
Artikel in Kerk aan de Vliet 7,3 mei/augustus 2023

Wij willen een missionaire parochie zijn. Dat is de roeping die Jezus ons bij zijn Hemelvaart heeft gegeven: “Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.” (Mt 28,19)
Leerling zijn van Jezus betekent ook anderen met Jezus in contact brengen en hen aanmoedigen ook leerling van Jezus te worden. In het Evangelie horen we dat Jezus zelf door de Vader is gezonden. Zoals Hijzelf gezonden is, zo zend Hij ook ons. De boodschap die de Vader aan Jezus heeft meegedeeld, heeft Hij ook aan zijn leerlingen meegedeeld. De leerlingen, wij dus ook zijn geroepen deze boodschap verder uit te dragen. Het is ook onze missie mensen bij God te brengen. De weg naar God is Jezus zelf: Hij heeft gezegd: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.” (Joh 14,6) Leerling van Jezus zijn is Hem navolgen in zijn liefde voor de Vader en voor alle mensen, dat is de weg, de waarheid en het leven, waaraan ook wij deel mogen hebben.
De weg van Jezus is een weg van gebed. Jezus bidt voor zichzelf en Hij bidt voor zijn leerlingen. Hij vraagt dat zijn Vader Hem zal verheerlijken, dat zijn dood aan het kruis de bekroning mag zijn van zijn leven als mens. Zo wordt zijn menswording een teken voor de wereld. Daarna bidt Jezus voor zijn leerlingen. Zij hebben zijn boodschap aangenomen en geloven dat Hij door Vader is gezonden. Dat was voor hen – zoals ook voor ons – een weg van vallen en opstaan.
Ondanks al hun tekortkomingen accepteert Jezus zijn leerlingen. Hij weet dat ze geloven en dat zij zijn weg van waarheid zullen gaan, dat zij zullen leven in liefde en geloof. Hij weet dat zij – als het erop aan komt – boven zichzelf zullen uitstijgen. Dat vertrouwen is ook ons gegeven, ook al zitten wij vaak vast in het denken van de wereld en gedragen wij ons als mensen van de wereld. Ook wij worden door Jezus geaccepteerd. Jezus zegt hier ook over ons, dat we beter zijn dan we ons feitelijk voordoen. Ook wij worden door Hem geaccepteerd als gelovigen. En ook van ons zegt Hij dat we boven onszelf zullen uitstijgen.
Ook de leerlingen gaan de weg van het gebed. In de eerste lezing uit het boek Handelingen lezen we: “Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed.” In de brief van Petrus lezen dat het niet alleen een kwestie bidden is. “Verheugt u in de mate dat gij deel hebt aan het lijden van Christus… Prijst u gelukkig, als men u hoont om de naam van Christus.” We zullen ons ook moeten inspannen en ons vermoeien. We hebben te maken met tegenslag en we zullen bespot worden. Voor Petrus is het duidelijk: dat is het allemaal meer dan waard. Wij mogen ons verheugen als we deel hebben aan het lijden van Christus.
Vandaag hebben we aandacht voor de Nederlandse missionarissen en missionaire werkers. Overal ter wereld zijn zij actief. Overal verkondigen zij Gods woord en getuigen met woord en daad van zijn liefde voor alle mensen. Straks is er een deurcollecte om hun werk te ondersteunen. Onze roeping vraagt meer dan alleen een bijdrage aan de collecte. Meer dan ooit is een missionaire houding nodig in onze directe omgeving. Het geloof in God en het volgen van Jezus is hier geen vanzelfsprekendheid meer. Dat vraagt dat we in onze directe eigen omgeving in woord en daad getuigen van ons geloof.
Vorig jaar vroeg paus Franciscus aandacht voor de dialoog tussen de verschillende generaties. Over het getuigen van ons geloof zegt de paus: “Het christelijk geloof is niet slechts het Credo opzeggen, maar het Credo denken, het Credo voelen, het Credo doen. (…) Misschien moeten wij, ouderen, een belangrijke zending opnemen: aan het geloof zijn eer teruggeven. (…) Geloof verdient eerbied en eer tot het einde toe: het heeft ons leven veranderd, het heeft onze geest gezuiverd, het heeft ons de aanbidding van God geleerd en de liefde tot de naaste. Het is een zegen voor allen! (…) Bejaarden rijk aan wijsheid en humor doen goed aan de jongeren. (…) Het zijn zij die in de jongeren de honger en dorst naar gerechtigheid zullen zaaien.” De paus roept ons ouderen op met jongeren in gesprek te gaan over ons eigen persoonlijke geloof. Amen.

Kom, heilige Geest,
vervul de harten van uw gelovigen
en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.
Zend uw Geest uit en alles zal herschapen worden.
En Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Met deze woorden roepen wij de heilige Geest aan. Als Hij onze harten vervuld van Gods liefde, zal dat het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Van nature ben ik een optimistisch mens. In 1972 dacht ik na het lezen van het Rapport van de Club van Rome: daar vinden we wel wat op. Ik verwachtte veel van de voortuitgang van wetenschap en techniek. En nog steeds denk ik dat er wat dat betreft grote mogelijkheden zijn. Moeizamer wordt het als het gaat om de mentaliteitsverandering van de direct betrokkenen. De aarde blijft wel rond de zon draaien en de natuur vindt ook onder geheel andere omstandigheden wel een weg. Het voortbestaan van de mensheid is echter een stuk onzekerder. En juist bij de mensen zie ik weinig motivatie om in beweging te komen. Ons eigen persoonlijk welbevinden en onze korte termijn genoegens krijgen telkens weer de voorrang boven de belangen van hen die nu al door de klimaatveranderingen getroffen worden en boven het langere termijn belang van het voortbestaan van ons allen.
Optimisme biedt geen uitweg meer. We kunnen niet blijven roepen dat ze het wel oplossen of dat het zo’n vaart wel niet zal lopen. Ons zogenaamde recht op alles waarvan wij denken dat het nodig is om ons leven ‘leuk’ te maken, bestaat niet. We hebben geen recht op genoegens ten koste van onze huidige medemensen en de toekomstige generaties. Dat vraagt op de eerste plaats om hoop. Hoop maakt het mogelijk te werken aan wat voor onmogelijk wordt gehouden. Het zijn de gaven van heilige Geest die ons in staat stellen te werken aan een betere toekomst: geloof, hoop en liefde, moed en wijsheid. De heilige Geest is werkelijk in staat ons om te vormen tot milieubewuste en duurzaam levende mensen. Dan kan waar worden wat me met Pinksteren zingen in het Veni, Sancte Spiritus: “Lava quod est sordidum, riga quod est aridum, sana quod est saucium. Flecte quod est rigidum, fove quod est frigidum, rege quod est devium.” Dan wordt schoon wat vuil is, nat wat droog is, heel wat gewond is, soepel wat verstard is, warm wat koud is en recht wat krom is. Dan krijgt de aarde werkelijk een nieuw aangezicht.
Ook gepubliceerd op de website Kerk en Milieu.

Donderdag een week geleden was het koningsdag. Misschien was u toen in Rotterdam. De koning was daar met zijn familie. De meesten van u zullen ongetwijfeld daarvan de beelden op de televisie hebben gezien. Misschien was u onder de indruk van de architectuur van de stad. Het kan ook zijn dat u zich verwonderde over het optreden van de koning of dat u gecharmeerd was van de koningin. Misschien had u meer oog voor de prinsessen.
Wat mij vooral opviel was de bevolking van Rotterdam. De grote verscheidenheid was mij bekend. Rotterdam is een multiculturele stad. Maar hoe zelfbewust, vrolijk en energiek het optreden van de verschillende groepen was, dat sprak mij aan. Ik zag een stad met allerlei verschillende mensen die aan elkaar gelijkwaardig zijn. Samen vormen zij de bevolking van Rotterdam. Er was geen sprake van dat mensen met een migrantenachtergrond zich te gast moeten voelen bij de oorspronkelijke bevolking. Nieuwe culturen waren ook geen bezienswaardigheid. Nee, samen weten zij zich de burgers van de stad. Het is geen kwestie van: zij mogen er ook zijn. Nee, er is sprake van: zij horen hier ook. Zo vormen zij samen een eenheid in verscheidenheid.
Hoe anders is het beeld bij de eerste christenen. De Hellenisten beginnen te morren tegen de Hebreeën, want hun weduwen worden achtergesteld. Wat is hier de situatie? De leerlingen van Jezus zijn Hebreeën en spreken Aramees. Onder de nieuwe volgelingen zijn ook Griekssprekende joden. Dit zijn de Hellenisten. Zij voelen zich achtergesteld. Hun weduwen staan op het tweede plan bij de dagelijkse ondersteuning. In de Griekse tekst is hier sprake van de dienst van de tafel. Dit kan betekenen dat de vrouwen bij de dagelijkse maaltijd tekort komen, maar het kan ook verwijzen naar de tafel van de Eucharistie. Mogelijk kunnen de Hellenisten het Aramees van de apostelen niet goed verstaan en voelen ze zich daardoor achtergesteld.
De apostelen begrijpen dat het zo niet kan en zij nemen maatregelen. Ze kiezen niet voor een inburgeringscursus en taallessen voor de Hellenisten. Nee, ze zien hen als volwaardige leden van de gemeenschap die zijn zoals ze zijn. De apostelen geven zeven mannen de opdracht aandacht te besteden aan de ondersteuning van de weduwen van de Hellenisten. Deze zeven mannen hebben Griekse namen; zij zijn zelf ook Hellenisten. Het zijn zeven mannen uit de minderheidsgroepering. Zij moeten de achterstelling opheffen. Daarmee wordt deze groep voor vol aangezien. Allen zijn gelijkwaardig en allen worden serieus genomen. Jezus zegt ons: “In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.” De apostelen laten hier zien wat dat voor hun eigen handelen betekent. Zij maken ruimte voor de anderen, voor mensen met een andere taal en cultuur. Later zullen ze hierin nog verder gaan door ook heidenen te dopen.
De brief van de apostel Petrus roept ons op. “Laat ook uzelf als levende stenen voegen in de bouw van de geestelijke tempel.” Jezus zelf is de hoeksteen, de steen die het gehele bouwwerk bijeen houdt. Naar Hem moeten wij ons voegen. Hij is onze weg, onze waarheid, ons leven. Hij is de steen door de mensen verworpen, maar door God uitverkoren tot Heer van zijn volk, Gods uitverkoren geslacht, Gods heilige natie. Wij zijn de levende stenen waarmee God zijn tempel bouwt, het huis waarin Hij wil wonen. Wij zijn actieve deelnemers, een koninklijk priesterschap. Allen gelijkwaardig aan elkaar. Wij kiezen niet elkaar. Nee ieder van ons wordt door God geroepen zijn bijdrage te leveren aan Gods bouwwerk.
We worden opgeroepen tot heiligheid. Daarvoor moeten we loskomen van oude gewoonten en oude inzichten. We moeten ons op een nieuwe manier gedragen en vanuit een nieuwe gedachtenwereld denken. Ons oude leven afleggen en een nieuw leven beginnen. Wij moeten elkaar als werkelijk gelijkwaardige mensen zien. Dat geldt in het dagelijks leven, het maatschappelijk leven. Dat geldt bovenal binnen onze geloofsgemeenschappen. Samen vormen wij Gods eigen volk. Wij zijn levende stenen. Wij zijn als natuurstenen. Niet allemaal gelijkvormig, maar allemaal verschillend. Juist met die grote verscheidenheid wordt de Kerk, het huis van God opgebouwd. Daarmee vormen wij een eenheid in verscheidenheid, de eenheid van Christus. Een eenheid waaraan anderen zich misschien storen en stoten. Amen.

Jezus is verrezen. Hij leeft! Hij verschijnt aan de leerlingen. Langzaam dringt het tot hun door wat dit voor hen betekent. In de Paastijd lezen we over de ervaringen van de leerlingen met de verrezen Heer. Met Pasen lazen we hoe Johannes tot geloof kwam bij het zien van het lege graf. Vandaag lazen we het verhaal over Tomas. Volgende week lezen we over de Emmaüsgangers. We lezen hoe de leerlingen Jezus weer ontmoeten en wat dit met hen doet. Ieder heeft zijn eigen ervaring en zijn eigen wijze van reageren. Elders kunnen we lezen dat Petrus zegt: “Ik ga vissen.” (Joh 21,3) Petrus denkt dat hij het gewone leven weer op kan pakken. Dan volgt het verhaal van de wonderbare visvangst en zegt Jezus dat Petrus voortaan mensen zal vissen. Dan valt ook bij Petrus het kwartje.
In deze weken horen we in de eerste en tweede lezingen hoe het verhaal verder gaat. De teksten van de eerste lezingen zijn uit de Handelingen der Apostelen en die van de tweede lezing uit de eerste brief van Petrus. Hier lezen we over de eerste christenen, over de eerste jaren van de Kerk. Hoe komen mensen tot het geloof en wat doet dat met hun. Wat betekent het geloof voor hun manier van leven. We lezen: “Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk. (…) Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart…”
We lezen wat ze deden, maar we lezen ook met welke instelling ze het deden: eensgezindheid, trouwheid, blijdschap en eenvoud. Vanuit de brief van Petrus kunnen we hier het woord ‘hoop’ nog aan toevoegen. Uit de brief van Petrus wordt ook duidelijk dat het niet alleen maar rozengeur en maneschijn is: “Dan zult gij juichen, ook al hebt gij nu, als het zo moet zijn, voor een korte tijd te lijden onder allerlei beproevingen.” Het is juist deze instelling, deze mentaliteit van de eerste christenen die hun leven doet afwijken van het leven van de andere mensen. Het geloof in de verrezen Christus, het geloof in de oneindige barmhartigheid van God geeft hen hoop. Het geloof, samen met de hoop en de liefde maakt hen tot geheel nieuwe mensen.
En hoe zit dat bij ons? Zijn ook wij geheel nieuwe mensen door het geloof in Jezus? Ik vind dat altijd een lastige vraag. Hoe zou ik zijn als ik niet zou geloven? Maar ook: leef ik echt vanuit de hoop die het geloof ons biedt?
Zoals de meesten van u ben ik als pasgeborene gedoopt en vervolgens in een katholiek gezin opgegroeid. Ik ken geen ander leven dan dat van een gelovige en weet niet echt hoe het is om niet te geloven. Dat alles neemt niet weg dat geloven ook in mijn leven een groeiproces is. Een groeiproces met ook een duidelijk Tomasmoment. Een moment waarop er een nieuwe wereld opengaat, een moment waarop je tot het inzicht komt waarmee je weer verder kunt. Een inzicht dat je geloof verdiept en je leven ruimte geeft. Het is ook een moment van een duidelijke keuze. Je kiest de ene of de andere weg, de weg van het geloof of die van niet geloven.
Het was toen ik in Groningen scheikunde studeerde en mijn analytische vermogen sterk groeide. Dat had als keerzijde dat ik alles analyseerde en in systemen en modellen probeerde te proppen. Daar liep ik in vast. Het geloof dat mijn ouders mij hadden meegegeven, bood mij een uitweg. Toen ik in staat was het mysterie te aanvaarden en niet meer hoefde te begrijpen wat niet te begrijpen is, kon ik weer verder met mijn leven. Door de wetenschap was ik steviger op de weg van het geloof gezet.
Misschien komt het u bekend voor en heeft ook u een Tomasmoment meegemaakt. Het kan ook zijn dat u zich meer herkend in de ervaringen van Johannes of van de Emmaüsgangers. Misschien bent u meer van het type Petrus of zoals Paulus die van zijn paard viel en daarna het licht zag. Een gelovige maakt hoe dan ook een ontwikkeling door. Je kunt niet blijven steken in je kinderlijk geloof. Zonder je gelovige naïviteit te verliezen moet je groeien tot een volwassen geloof. Dat vraagt vooral met elkaar praten over je geloof. Geloven doe je niet alleen, geloven doe je samen. Ook de ontwikkeling van je geloof is een weg die je in gemeenschap bewandelt. Ook voor het doorgeven van het geloof is het geloofsgesprek belangrijk. Praat met je kinderen en kleinkinderen over weg die zelf afgelegd hebt. Dat zal hen helpen hun weg in het leven te vinden.
De missie van onze parochiefederatie luidt: “Wij willen vindplaatsen van christelijk geloof, hoop en liefde bieden en ondersteunen en zo als leerlingen van Jezus Christus in woord en daad het Evangelie leven.” Het geloofsgesprek is een van de manieren om deze missie concreet gestalte te geven. Amen.

De afgelopen weken hebben we veel uit het door Johannes geschreven Evangelie gelezen. Dit Evangelie Is anders dan de andere drie Evangeliën. Het heeft een geheel eigen plaats in de Bijbel. Johannes laat Jezus uitvoerig aan het woord. Niet zo zeer in de vorm van gelijkenissen, maar veel meer in gesprekken en lange redevoeringen. Dit is ook het geval tijdens het Laatste Avondmaal dat we vanavond gedenken. Johannes geeft ook een aantal bijzondere verhalen zoals we de afgelopen weken hebben gehoord: over de vrouw bij de put, over de blindgeborene en over de opstanding van Lazarus. verhalen met uitgebreide dialogen.
Wat Johannes hiermee doet, is de aandacht vestigen op het bijzondere van Jezus. Hij beschrijft Jezus in het licht van de goddelijke glorie. Hij laat ons zo diep doordringen tot het mysterie van de persoon Jezus, tot de menswording van God. Aan het eind van zijn leven schrijft Johannes een aantal brieven. Uit de eerste daarvan is de tekst: ‘God is liefde’. Blijkbaar komt Johannes hier tot een eindconclusie. Dit is de kern van het mysterie van God. Dit is de kern van de openbaring die Jezus ons brengt. ‘God is liefde.’ Daar draait het ook vanavond om.
Vandaag is het Witte Donderdag. Paulus vertelt ons hoe Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam en daarna de beker. Van dit brood en deze beker zegt Hij: “Dit mijn lichaam voor u. Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.” En heeft ons een opdracht: “Doet dit tot mijn gedachtenis.” Voor Israël was het de eerste dag van het ongedesemde brood. Het paasfeest was op handen Er wordt stil gestaan bij de uittocht uit Egypte en de veertig jaar lange tocht door de woestijn. De joden gedenken hoe God hen geleid heeft en met hen is meegegaan op weg. Ze gedenken alle grote daden die God voor hen verrichtte.
Jezus eet met zijn vrienden, niet gehaast zoals we in de eerste lezing horen. Nee, Hij heeft hen nog veel te zeggen en Hij neemt er de tijd voor. Johannes besteedt er in zijn Evangelie vijf hoofdstukken aan. Anders dan Mattheüs, Marcus en Lucas schrijft Johannes niet over de maaltijd zelf: de instellingswoorden over Brood en Wijn, die wij van Paulus hoorden, vermeldt Johannes niet. Johannes legt een geheel ander accent. Hij vertelt ons over de voetwassing en over het lange gesprek dat Jezus met zijn leerlingen voert.
Brood en Wijn: het is voedsel voor onderweg. Voedsel voor onze weg ten leven. Elke keer als wij dit Brood eten en uit deze Beker drinken, worden wij uitgenodigd die nieuwe weg ten leven te gaan: de weg te gaan die tot het echte leven leidt en die ons echt geluk brengt. Bij Johannes is Jezus aan het woord over de weg die Hij moet gaan, en over de weg die zijn leerlingen zullen gaan: de weg waartoe ook wij uitgenodigd zijn om te gaan. Johannes maakt duidelijk dat het niet om die ene gebeurtenis gaat, maar om het hele leven. Het leven is geen gebeurtenis; het leven is een weg. Hoe deze weg eruit ziet laat Jezus zien door zijn vrienden de voeten te wassen. Hiermee stelt Hij een daad van liefde en verbondenheid. Hiermee komt Hij tot de kern van zijn boodschap: ‘God is liefde’.
Daarna vertelt Hij over de weg die Hij zal gaan, de weg naar zijn Vader, de weg die door de dood heen tot leven leidt. Hij vertelt de leerlingen hoe ook zij die weg zullen gaan, deze weg van liefde, deze weg ten leven. Vandaag worden ons twee tekens gegeven: De tekens van Brood en Wijn en het teken van de voetwassing. Twee tekens van liefde die onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn.
Onder de gedaanten van Brood en Wijn is Christus werkelijk zichtbaar en tastbaar onder ons aanwezig. Hij voedt ons met zijn eigen Lichaam en Bloed. Zo kunnen wij ons op innige wijze met Hem verenigen en ons laven aan zijn gaven van liefde en genade. De voetwassing laat zien hoe wij zelf deze weg ten leven kunnen gaan. “Als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.” De tekens van Brood en Wijn en het teken van de voetwassing, Eucharistie en diaconie zijn onlosmakelijk, niet los van elkaar verkrijgbaar. Petrus wordt dit duidelijk gemaakt als hij de voetwassing weigert.
Het gaat niet alleen om het geven van liefde. Wij moeten ook liefde willen ontvangen, afhankelijk durven zijn van Gods liefde en van de onderlinge liefde. Jezus heeft ons met de voetwassing het voorbeeld gegeven en Hij is ons werkelijk nabij in de Eucharistie als heilzaam voedsel op onze levensweg. Zo wordt in ons leven waar dat God liefde is. Amen.

Redactie: Jos Moons, Sjoerd Mulder & Karim Schelkens
Titel: Op weg naar een luisterende kerk: Synodale ervaringen in verleden en heden
Uitgever: Halewijn, 2022
Prijs: € 25,95
ISBN: 978 90 8528 671 4
Aantal pagina’s: 296
“Wat is synodaliteit eigenlijk, en waarom is het zo belangrijk?” In drieëntwintig korte artikelen geven evenzoveel schrijvers antwoorden op deze vragen. “Synodaliteit is niet iets nieuws of revolutionairs, maar veeleer de herontdekking van een traditie met oude papieren. (…) Synodaliteit is een proces van samen onderweg zijn, van gezamenlijk luisterend openstaan voor wat de Geest influistert.” Synodaliteit is een verdere uitwerking van de visie van het Tweede Vaticaans Concilie. Paus Franciscus stelt dat God van de Kerk verwacht dat zij in het derde millennium het pad van de synodaliteit gaat. Dat is een voortdurende oefening in het openstaan voor de Geest die ons mensen te boven gaat, en het serieus nemen van de geloofszin van alle gedoopten.
Het boek bestaat uit drie delen over de historische ontwikkelingen van synodaliteit, over vormen van synodaliteit binnen de r.-k. traditie en over synodaliteit in andere christelijke kerken. Het geheel is een waardevolle en toegankelijke kennismaking met de rijkdom en diversiteit van synodale tradities.

Leven en dood: twee begrippen die tegenover elkaar staan, die duidelijk aan elkaar tegengesteld zijn. Maar die als we bijvoorbeeld naar onze taal kijken ook weer niet zo zwart-wit blijken te zijn. Zo kunnen we het hebben over een levendige persoon, maar dat betekent niet dat iemand die niet levendig is, dood is. We kunnen iemand een dooie pier noemen, maar dan hebben we het echt over een levende persoon. In het Evangelie zien we verwarring over de begrippen slapen en wekken. De leerlingen denken dat Lazarus slaapt, maar Jezus bedoelt dat hij dood is.
De profeet Ezechiël heeft het over het openen van graven. De massa’s worden vanuit hun graven teruggevoerd naar Israël. Daar zullen ze weer leven. Tijdens hun ballingschap in Babylon zijn de Israëlieten zo goed als dood. Het volk van Israël heeft alle hoop verloren. De dorre beenderen zijn een teken van wanhoop. In een visioen ziet Ezechiël de dorre beenderen weer tot leven komen. Er is altijd hoop hoe benard de situatie ook is. Gods Geest geeft voortdurend nieuw leven. Paulus schrijft over de lichamelijke dood terwijl de geest blijft leven. Zo blijken leven en dood toch niet zo zwart-wit en tegengesteld als het op eerste gezicht wel lijkt. We kunnen levend dood zijn en dood levend zijn. We kunnen dood zijn en weer tot leven komen.
In het verhaal van Lazarus is het duidelijk. Lazarus is echt dood: “Hij riekt al, want het is reeds de vierde dag.” Lazarus wordt vervolgens weer werkelijk levend. Hij loopt geheel op eigen kracht zijn graf uit. Met het tot leven wekken van de dode Lazarus maakt Jezus duidelijk dat Hij de Heer van het leven is. Jezus zegt van zichzelf: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof in Mij, zal in eeuwigheid niet sterven.” Jezus zelf is het ware leven, eeuwig leven en Hij geeft dit ware, dit eeuwig leven aan allen die in Hem geloven. Jezus is ook de Heer van ons leven. Hij kan ook ons weer nieuw leven geven, ons weer doen opbloeien. Eeuwig leven is niet alleen iets van na onze lichamelijke dood. Het eeuwig leven, het ware leven mogen we hier en nu reeds ervaren. Paulus schrijft dat wie zelfzuchtig en zelfgenoegzaam is God niet kan behagen. Ons bestaan wordt beheerst door de Geest van God die in ons woont. De Geest van God, de Geest van Christus geeft ons het volle leven. Als die Geest in ons woont zijn wij levendige mensen, dan zijn wij geen dooie pieren.
Jezus gaf mensen weer hoop. Hij gaf hun leven. De vrouw bij de put werd door Hem gezien en gekend. Dat gaf haar weer hoop. Zij kwam tot een nieuw leven. De blindgeborene werd de ogen geopend. Hij kon zien en zag wie Jezus werkelijk is. Dat gaf hem nieuw leven. Ook ons is het gegeven leven te brengen aan mensen zonder hoop. Met onze daden van liefde schenken wij hoop en nieuw leven. Dat geldt voor de vluchtelingen die wij met onze bijdrage aan de Vastenactie uitzicht op een goede toekomst bieden. Onze financiële bijdrage brengt hen hoop en nieuw leven. Ook dichtbij huis, juist dichtbij huis kunnen we er zijn voor onze buren door aandacht voor ze hebben, door naar hen om te zien en door hulp te bieden wanneer dat nodig is. Ook zo brengen wij hoop en nieuw leven.
Wij zijn leerlingen van Jezus. Hem mogen wij volgen en navolgen. Hij is onze leermeester in de liefde. Hij laat ons opbloeien tot liefdevolle mensen. Wij zijn op weg naar Pasen. De komende weken zien wij hoe Jezus zijn weg gaat, een weg die door lijden en dood voert tot opstaan en verrijzenis. Het is zijn weg van hoop, van een leven in liefde. Zijn weg van dood en verrijzenis is onze weg ten leven. Laten wij met Hem op weg gaan. Amen.

Auteur: Herwi Rikhof
Titel: Je ziet het ene: Beschouwingen over de zeven sacramenten en liederen van de Kerk
Uitgever: Adveniat, 2021
Prijs: € 24,50
ISBN: 978 94 9316 152 8
Aantal pagina’s: 128
Priester en theoloog Herwi Rikhof combineert in dit boek reflecties over de zeven sacramenten met analyses van enkele liederen van de Kerk. Hij laat zien hoe de sacramenten zijn verbonden met de heilige Geest en hoe ze niet los gezien kunnen worden van de menswording van God. “Bij sacramenten gaat het om transparantie en wel die bijzondere vorm van transparantie, waarbij wat gezegd en gedaan en gebruikt wordt van belang is, omdat daarin en daardóór God en het handelen Gods zichtbaar wordt. Je ziet het ene en je weet de Andere aanwezig…” Ook Jezus wordt ‘sacrament’ genoemd. “Hij is het zichtbare teken van de onzichtbare Vader.” Alleen voor gelovige ogen zichtbaar.
Met dit inspirerende, goed leesbare en mooi uitgevoerde boek helpt Rikhof ons naar een beter begrijpen en beter aanvoelen van de betekenis van de zeven sacramenten in ons christelijk leven. De analyses van de veelal bekende liederen ondersteunen dit. Ook maakt hij veelvuldig gebruik van kerkelijke beeldende kunst. Het boek is een aanrader voor iedere christen.

Vandaag horen we hoe Abram wegtrekt uit zijn land, hoe hij een onzekere toekomst tegemoet gaat, maar ook hoe hij vertrouwt op God en hoe hij vertrouwt op de beloftes die God hem doet. Jezus nodigt Petrus, Jakobus en Johannes uit met Hem de berg op te gaan om. Een paar dagen hiervoor vroeg Jezus aan zijn leerlingen: “Wie zegt gij dat Ik ben?” Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Maar als Petrus vervolgens hoort hoe Jezus zal moeten lijden en sterven, verzet hij zich hier hevig tegen. Waarop Jezus Petrus ‘satan’ noemt. De leerlingen en ook wij moeten leren dat onze menselijke gedachten niet Gods gedachten zijn. Daarvoor neemt Jezus hen mee de berg Tabor op.
Paus Franciscus koos deze Evangelietekst voor zijn Veertigdagenbrief. De paus schrijft: “Om onze kennis van de Meester te verdiepen, om het mysterie van de goddelijke verlossing, voltrokken in de totale zelfgave uit liefde, ten volle te begrijpen en te aanvaarden, moeten we ons door Hem laten leiden naar een afgelegen hoogte en afstand doen van onze middelmatigheid en ijdelheid. We moeten op weg gaan, de berg op. Ook deze bergtocht vergt van ons inspanningen, offers en concentratie.”
De apostel Paulus schrijft: “Draag uw deel in het lijden voor het Evangelie.” Genade en heil worden ons toegezegd, maar onze roeping gaat niet zonder inspanning. Gods genade brengt ons in beweging en zet ons aan tot actie. Op Tabor wordt zichtbaar wat Gods beloftes inhouden. Aan het eind van de beklimming ontvangen de leerlingen de genade Jezus in zijn heerlijkheid te aanschouwen. Zo zullen ook wij beloond worden voor onze inspanningen die voortvloeien uit onze roeping, voor onze inspanningen voor het evangelie.
Ieder van ons is geroepen de weg die Jezus ons wijst te gaan. Dit is echter geen strikt individuele opdracht. Het is geen eenzame weg. Wij gaan de weg van Jezus in gemeenschap. Wij gaan samen op weg. De paus verbindt dit met de synodale Kerk. Hij schrijft: “Net zoals het beklimmen van de berg Tabor door Jezus en de leerlingen, kunnen we zeggen dat onze Veertigdagentocht ‘synodaal’ is, omdat we samen, als leerlingen van de ene Meester, dezelfde weg afleggen.” De kerk is synodaal. Zo geldt dat ook voor onze geloofsgemeenschap. Zoals de Kerk katholiek is – dat willen zeggen universeel – zo zijn ook wij hier ter plaatse katholiek. Niemand wordt buitengesloten. Samen gaan wij – als leerlingen van Jezus – onze weg. Samen nemen wij de inspanningen voor het Evangelie op ons.
De Veertigdagentijd is een tijd van bezinning. Wij bezinnen ons op de weg die we gaan. Welke route is er voor ons als geloofsgemeenschap uitgestippeld. Samen gaan we op zoek naar onze weg, hier en nu. Juist in de Veertigdagentijd doen we dat door onszelf los te weken van materiële zaken en aardse beslommeringen. Juist in deze tijd vragen we ons af wat heeft Jezus ons te zeggen. Ook voor ons is er de stem die klinkt vanuit de hemel: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, (…) luistert naar Hem.” Abram gaat een totaal onzekere toekomst tegemoet, maar hij vertrouwd erop dat de Heer hem zal leiden en beschermen. Ondanks alle onzekerheid heeft Abram vertrouwen. Zo mogen ook wij erop vertrouwen dat we de goede weg vinden. De heilige Geest wijst ons de weg.
Jezus zegt tegen zijn leerlingen: “Staat op, en weest niet bang.” Ook wij worden uitgenodigd zonder vrees op weg te gaan. Jezus raakt zijn leerlingen aan. Hij is fysiek met hen verbonden. Zo mogen wij ons ook door Hem laten aanraken door het ontvangen van de sacramenten, door het ontvangen van de heilige Communie en door de vergeving van onze zonden. Zo mogen wij ook elkaar bemoedigen, elkaar een hand op de schouder te leggen. In verbondenheid met elkaar gaan we samen de weg van Jezus.
De paus eindigt zijn brief met: “Dierbare broeders en zusters, moge de heilige Geest ons in deze Veertigdagentijd inspireren en bemoedigen als we met Jezus de berg beklimmen, opdat wij zijn goddelijke luister mogen ervaren en zo, gesterkt in het geloof, onze tocht mogen voortzetten met Hem, die de glorie van zijn volk en het licht van de volkeren is.” Amen.