Spring naar inhoud

Dignitas infinita over menselijke waardigheid

Inleiding

Op 8 april 2024 presenteerde het Dicasterie voor de Geloofsleer van het Vaticaan een document over menselijke waardigheid: Dignitas infinita (Oneindige waardigheid). Onze maatschappij is geobsedeerd door alles wat met seksualiteit te maken heeft. De meeste media en ook kardinaal Eijk besteedden dan ook vooral aandacht aan de onderwerpen ‘gendertheorie’ en ‘geslachtsverandering’.

Gelukkig is de Kerk meer dan uitspraken over seksualiteit. Het Conciliedocument Gaudium et Spes opent met de woorden: “De vreugde en de hoop, het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus’ leerlingen; en er is niets echt menselijks, of het vindt weerklank in hun hart.”[1] Seksualiteit behoort hier inderdaad ook bij.

Dit document begint met een samenvatting van de eerste drie hoofdstukken van de verklaring. Vervolgens volgt een reflectie waarin de begrippen ‘geschenk’, ‘lichamelijkheid’, ‘persoon’ en ‘vrijheid’ nader belicht worden. Tenslotte volgt de samenvatting van hoofdstuk 4. De verklaring bevat veel citaten van teksten van vooral de pausen Johannes Paulus II, Benedictus XVI en Franciscus. In deze tekst wordt rechtstreeks naar die bronnen verwezen. De Nederlandse vertaling van de teksten uit de verklaring zijn van de hand van de auteur en gebaseerd op de Engelse en Duitse versie van de verklaring. De vertaling van de oudere teksten is ontleend aan https://rkdocumenten.nl/.

Samenvatting van hoofdstuk 1-3

De verklaring Dignitas infinita gaat over de menselijke waardigheid. Paus Franciscus benadrukt voortdurend “het primaat van de menselijke persoon en op de bescherming van zijn of haar waardigheid in iedere situatie”.[2] De menselijke waardigheid is een van de fundamentele principes van de sociale leer van de Kerk. Deze waardigheid is een wezenlijk aspect van het mens-zijn. Het is onvoorwaardelijke, onvervreemdbare en niet te verliezen waardigheid. Het is de waardigheid van iedere mens zonder enige uitzondering en het is de waardigheid die het hele leven van een mens betreft van de conceptie tot aan de dood.

De eerste drie hoofdstukken van het document gaan over het wezen van de menselijke waardigheid. In het vierde hoofdstuk wordt aangegeven waardoor de menselijke waardigheid wordt bedreigd. Dit zijn moord, zelfdoding, genocide, doodstraf, verminking, marteling, prostitutie, vernederende werkomstandigheden, mensonterende gevangenissen en onnodige psychologische druk. Daarnaast zijn het armoede, oorlog, lijden van migranten, mensenhandel en moderne slavernij, seksueel misbruik, geweld tegen vrouwen en femicide, abortus, draagmoederschap, euthanasie en hulp bij zelfdoding, marginalisatie van mensen met een handicap, gendertheorie, geslachtsverandering en digitaal geweld. Deze laatste dertien bedreigingen worden nader omschreven.

De menselijke waardigheid baseert de Kerk op drie overtuigingen. Ten eerste is de mens door God uit liefde naar zijn beeld en gelijkenis geschapen. (Zie: Gn 1,26) Het leven is een geschenk van God. Hij roept ieder van ons op Hem lief te hebben en broederlijk in vrede en gerechtigheid met onze medemensen samen te leven. God geeft iedere mens en heel de mens – ziel en lichaam – dit geschenk van waardigheid.

De tweede overtuiging ligt in de menswording van Jezus Christus. “In het mysterie van de Menswording bevestigde de Zoon van God de waardigheid van het lichaam en de ziel, die samen de mens vormen.”[3] Door zich met iedere mens te verenigen bevestigt Hij met zijn menswording de oneindige waardigheid van iedere mens.[4] Hij is gekomen “om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid”. (Lc 4,18) Hij verbindt zich met de geringsten: “al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan”. (Mt 25,40)

De derde overtuiging betreft de uiteindelijke bestemming van de mens. Onze waardigheid ligt niet alleen in onze oorsprong maar ook in onze bestemming: de gemeenschap met God, delend in zijn liefde en waarheid. “Ons allen is het gegeven met onverhuld gelaat de glorie van de Heer te aanschouwen en herschapen te worden tot steeds heerlijker gelijkenis met Hem; zo werkt de Heer die Geest is.” (2 Kor 3,18)

“Iedere mens bezit vanaf het begin van zijn of haar bestaan een onvervreemdbare en wezenlijke waardigheid als een onherroepelijk geschenk. Echter de keuze deze waardigheid te laten blijken en er volledig uitdrukking aan te geven of haar te verbergen is afhankelijk van ieders persoonlijke vrije en verantwoordelijke keuze. (…) Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis verliest de mens nooit zijn of haar waardigheid en komt er ook geen einde aan de roeping het goede in volle vrijheid te omarmen.”[5] In het volgen van deze roeping komt de waardigheid van de mens tot uitdrukking. Hiertegenover staat de bedreiging van het kwaad. De zonde verwondt en verduistert onze waardigheid. Bepaalde ideologieën kunnen een vals beeld van waardigheid propageren. Denk aan de slavenhandel, maar ook aan de totalitaire ideologieën van de afgelopen eeuw.

De menselijke waardigheid is de basis voor rechten van de mens en voor zijn plichten. “De Kerk volhardt dat de waardigheid van iedere mens – juist omdat zij wezenlijk is – onder alle omstandigheden blijvend is. De erkenning van deze waardigheid kan niet afhankelijk zijn van een oordeel over iemands mogelijkheid tot begrip en tot handelen in vrijheid.”[6] De menselijke waardigheid wordt soms misbruikt om willekeurig nieuwe rechten te formuleren die in tegenspraak zijn met het fundamentele recht te mogen leven. De verdediging van de menselijke waardigheid is gebaseerd op de constitutieve vragen van de menselijke natuur die niet afhangen van individuele willekeur of maatschappelijke erkenning. “Zonder zo’n objectieve basis wordt het concept van waardigheid de facto onderwerp van de meest uiteenlopende vormen van willekeur en macht.”[7]

“Gezien in het licht van het relationele karakter van de persoon helpt de menselijke waardigheid het enge perspectief van een zelfgerichte en individuele vrijheid te overstijgen, waarmee men claimt eigen waarden te creëren los van de objectieve normen van het goede en van onze relaties met andere levende wezens.”[8] Vrijheid “is een groot geschenk van de Schepper, gegeven als zij is ten dienste van de persoon en van zijn vervulling door de gave van zichzelf en door de openheid jegens anderen; maar wanneer de vrijheid absoluut gemaakt wordt op een individualistische manier, dan verliest ze haar oorspronkelijke inhoud, en weerspreekt zij haar eigenlijke betekenis en waardigheid.”[9] “Menselijke waardigheid omvat ook de aangeboren menselijke vaardigheid verplichtingen aan anderen op zich te nemen.”[10] “Het verschil tussen mensen en alle andere levende wezens dat volgt uit het concept van de menselijke waardigheid, mag niet leiden tot het ontkennen van het goede van de andere schepselen. Zij bestaan niet louter in dienst van de mensheid maar hebben ook hun eigen waarde; ze zijn als geschenken aan de mensheid toevertrouwd om ze te verzorgen en te koesteren.”[11]

“De menselijke vrijheid moet bevrijd worden”, want “onze vrije wil geeft vaak de voorkeur aan het kwaad boven het goede”.[12] “Vrijheid is een geweldig geschenk van God. Zelfs als God ons met zijn genade tot zich trekt, doet Hij dat zonder onze vrijheid geweld aan te doen. Het zou dan ook een enorme dwaling zijn te denken dat wij toenemen in vrijheid en in waardigheid door onszelf van God en zijn bijstand te verwijderen. Integendeel, los van de Schepper, wordt onze vrijheid zwak en onzichtbaar.”[13] “Een juiste uitoefening van de persoonlijke vrijheid vereist specifieke voorwaarden van economische, sociale, juridische en culturele aard.”[14] Bijvoorbeeld: “Als marktvrijheid en marktefficiëntie de leidinggevende principes van de samenleving zijn, dan is er voor [mensen met een beperking] geen plaats en blijft broederlijkheid alweer een vaag romantisch idee.”[15]

Reflectie

In deze reflectie wil ik bij een aantal begrippen stilstaan. Allereerst bij het begrip ‘geschenk’. Wat betekent het dat ons leven een geschenk is? Het geven van een geschenk geeft uitdrukking aan de relatie tussen gever en ontvanger. Een geschenk is altijd relationeel, maar er zijn verschillende soorten relaties. Een geschenk van een supermarkt aan een klant is om de klant-leverancierrelatie te bevestigen en te versterken. Staatshoofden wisselen geschenken uit om hun bondgenootschap te symboliseren. We geven aan goede doelen uit solidariteit met mensen in nood. Geschenken kunnen om wederkerigheid vragen. Dit klinkt door wanneer iemand bij het ontvangen van een cadeau zegt: ‘Dat had je niet moeten doen.’ Daarin klinkt door: ‘Wat kan ik hier tegenover stellen.’

Geschenken kunnen ook geheel onbaatzuchtig zijn, puur uit liefde gegeven, zoals ouders aan hun kinderen geven en geliefden aan elkaar. Met het geschenk geeft de gever iets van zichzelf. Dergelijke geschenken zijn ook vaak uitdrukkingen en symbolen van de liefde voor elkaar. Denk bijvoorbeeld aan een trouwring. Geschenken uit liefde gegeven vragen om respect en eerbied. Je kunt er niet zomaar van alles mee doen. Ik kan bijvoorbeeld mijn trouwring niet verkopen als ik een keer geen geld zou hebben om benzine te tanken. Gebrek aan respect voor het uit liefde gegeven geschenk beschadigt de relatie. Soms geven vrienden je een geschenk waarvan je denkt: ‘Wat moet ik hiermee?’ Inderdaad, daar moet je iets mee. Dat geschenk heeft te maken met de vriendschap.

God heeft ons uit liefde geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Jezus heeft ons verlost door zijn leven te geven. Deze geschenken maken dat wij niet op willekeurige of slordige wijze met ons eigen leven en het leven van anderen mogen omgaan. Dit geldt voor de omgang met iedere mens en voor de omgang met heel ons leven. Onzorgvuldige omgang met deze geschenken beschadigt onze relatie met God en verwijdert ons van Hem. Dat is wat we zonde noemen.

Dit brengt ons bij een tweede onderwerp: onze lichamelijkheid. Wij zijn ziel en lichaam, lichaam en geest. Het is niet zo dat we een lichaam hebben. Nee, we zijn ons lichaam. Het maakt wezenlijk deel uit van het geschenk van het leven. De menswording van Gods Zoon bevestigt de waardigheid van ziel èn lichaam. Ook na zijn verrijzenis toont Jezus zijn lichamelijkheid aan zijn leerlingen. Hij eet en drinkt met hen. Ook voor ons ligt er een lichamelijke verrijzenis in het verschiet. Ons lichaam is een geschenk uit liefde. Het lichaam is niet een ding waarmee we kunnen doen wat we maar willen.

Ten derde is er het begrip ‘persoon’. Menselijke waardigheid is verbonden met het wezen van ons mens-zijn. Een zelfde respect en eerbied als wij voor ons eigen leven en lichaam hebben, moeten wij voor iedere mens hebben. Ieder mens is een persoon, een wezen begiftigd met verstand en vrije wil. Iedereen heeft rechten en plichten direct verbonden met het mens-zijn. De rechten van iedere mens zijn algemeen, onschendbaar, absoluut en onvervreemdbaar. Iedere mens heeft het recht op een waardig leven. De waardigheid van iedere mens bepaalt hoe wij met elkaar omgaan en ook hoe wij met onszelf, ons eigen leven omgaan. In onze omgang met anderen mag de ander nooit een middel zijn. Iedere mens is altijd een doel. Dus we kunnen mensen niet zien als proefkonijn, als kanonnenvlees, als lustobject, als kostenpost, als productiefactor of als consument. We kunnen een ander ook niet zien als invulling van onze kinderwens. Kinderen zijn een geschenk. We hebben geen recht op kinderen. Altijd moeten wij voor ogen hebben dat de ander een mens is met eigen rechten en plichten en met eigen verlangens en strevingen. De ander kan nooit ondergeschikt worden aan wat wijzelf voor onszelf verlangen en nastreven.

Tenslotte wil ik stilstaan bij het begrip ‘vrijheid’. Het begrip vrijheid kent verschillende betekenissen. In onze huidige maatschappij denkt men bij vrijheid vooral aan ‘kunnen doen waar je zin in hebt’. Dat is een tamelijk leeg begrip van vrijheid. Hierbij gaat het om zelfgerichte en individualistische vrijheid. Voor welke vrijheid heeft Jezus zijn leven gegeven? Hij heeft ons bevrijd. Hij is onze Verlosser. Wij zijn vrije mensen. Voor de apostel Paulus is vrijheid iets heel anders dan doen waar je zin in hebt. Volgens Paulus zijn wij vrij om het goede te doen, om een goed mens te zijn. Wij zijn vrij om lief te hebben. Dit is de vrijheid die Jezus ons geeft: vrijheid die gebaseerd is op liefde. Deze vrijheid stelt ons in staat het goede te doen en met onze goede daden God te eren.

De vraag is niet: Waar heb ik zin in? De vraag is: Hoe bereik ik het goede? Met dit laatste streven dienen we God en onze medemensen. In dit streven staan niet het individu en zijn persoonlijke behoeften centraal. In dit steven staan God en de gemeenschap centraal. Dit is een vrijheid die ons verantwoordelijk maakt.

Samenvatting van hoofdstuk 4

Na de reflectie naar aanleiding van de eerste drie hoofdstukken nu een samenvatting van het vierde hoofdstuk, waarin dertien bedreigingen van menselijke waardigheid nader worden omschreven. Paus Franciscus wijst voortdurend op concrete situaties waarin in de huidige tijd de menselijke waardigheid bedreigd wordt. Zonder volledig te willen zijn worden in de verklaring de volgende bedreigingen beschreven.

Armoede
“Eén van de grootste onrechtvaardigheden van de huidige wereld bestaat juist hierin dat het betrekkelijk weinigen zijn die veel bezitten, en velen die bijna niets bezitten. Dat is de onrechtvaardigheid van de slechte verdeling van de goederen en diensten die oorspronkelijk bestemd zijn voor allen.”[16] Extreme armoede is voor vele mensen een ernstige bedreiging van hun waardigheid. Hoewel de welvaart wereldwijd groeit, is er sprake van een groeiende “schandalige ongelijkheid”[17]. We moeten ons het volgende realiseren: “de ergste vorm van armoede is die waarin men mensen berooft van werk en van de waardigheid van het werk”.[18]

Oorlog
“Oorlog, terroristische aanslagen, raciale of religieuze vervolging en vele andere aantastingen van de menselijke waardigheid (…) vermenigvuldigen zich jammer genoeg in talrijke regio’s in de wereld in die mate dat ze de trekken vertonen van wat we een echte ‘derde wereldoorlog’ zouden kunnen noemen, die stukje bij beetje wordt uitgevochten.”[19] “Met haar spoor van lijden en vernietiging bedreigt oorlog op korte en lange termijn de menselijke waardigheid.”[20] “De nauwe relatie tussen geloof en menselijke waardigheid betekent dat het tegenstrijdig is oorlog te voeren op basis van religieuze overwegingen.”[21]

Lijden van migranten
“Migranten behoren bij de eerste slachtoffers van de vele vormen van armoede. Hun waardigheid wordt niet alleen in hun thuisland ontkend. Ook is hun leven in gevaar omdat ze niet in staat zijn een gezin te stichten, te werken en zelf in hun levensonderhoud te voorzien. (…) De opvang van migranten is belangrijk.”[22] “Iedere migrant is een menselijke persoon, die als zodanig onvervreemdbare fundamentele rechten heeft, die door iedereen en in elke situatie geëerbiedigd moeten worden.[23]

Mensenhandel en moderne slavernij
Mensenhandel en verschillende vormen van moderne slavernij zijn ernstige bedreigingen van de menselijke waardigheid. Hierbij worden de volgende misstanden genoemd: “handel in menselijke organen en menselijk weefsel, seksuele uitbuiting van jongens en meisjes, slavenarbeid inclusief prostitutie, handel in drugs en in wapens, terrorisme en internationale georganiseerde misdaad.”[24]

Seksueel misbruik
Gezien de waardigheid van de persoon, van lichaam én geest, spant de Kerk zich onophoudelijk in voor het stoppen van seksueel misbruik, te beginnen binnen de eigen gelederen.

Geweld tegen vrouwen en femicide
“Geweld tegen vrouwen is een wereldwijd schandaal dat steeds meer erkend wordt. Zelfs in de meest ontwikkelde en democratische landen blijkt uit de concrete sociale realiteit dat aan vrouwen vaak niet de zelfde waardigheid wordt toegekend als aan mannen.”[25] Geweld tegen vrouwen en femicide hangen samen met deze ongelijkheid. De Kerk veroordeelt ook het hedendaagse hedonisme en commerciële cultuur van exploitatie van seksualiteit die er niet voor terugdeinst jonge vrouwen hun lichaam te laten gebruiken om geld te verdienen.

Abortus
Gezien de waardigheid van het hele leven van een mens van allereerste begin, de conceptie tot de dood heeft de Kerk zich altijd tegen abortus uitgesproken. Ongeboren kinderen zijn: “de meest kwetsbaren en onschuldigen van allen zijn, aan wie men vandaag de menselijke waardigheid wil ontzeggen om met hen te doen wat men wil door hun het leven te ontnemen en een wetgeving te bevorderen, zodat niemand dat kan verhinderen. (…) Dit verdedigen van het ongeboren leven is (…) ten nauwste verbonden met het verdedigen van ieder menselijk recht. Het veronderstelt de overtuiging dat een menselijk wezen altijd heilig en onschendbaar is, in iedere situatie en iedere fase van zijn ontwikkeling. Een mens is een doel op zich en nooit een middel om andere moeilijkheden op te lossen. Als deze overtuiging wegvalt, blijven er geen hechte en duurzame fundamenten over voor de verdediging van de rechten van de mens, die altijd onderhevig zouden zijn aan de toevallige conventies van de machthebbers van het ogenblik.”[26]

Draagmoederschap
“Een kind is altijd een geschenk en nooit de basis voor een commercieel contract.”[27] “Het draagmoederschap is in strijd met de waardigheid van het kind. Ieder kind heeft een onaantastbare waardigheid. (…) De legitieme kinderwens kan niet vertaald worden naar een ‘recht op een kind’.”[28]

Euthanasie en hulp bij zelfdoding
Lichtere bedreigingen van de menselijke waardigheid zijn euthanasie en hulp bij zelfdoding. Hier is sprake van verkeerd verstaan van het begrip menselijke waardigheid. Men spreekt hier bijvoorbeeld over ‘waardig sterven’. Lijden en ziekte doen op geen enkele manier afbreuk aan de waardigheid van een mens. “Zeker, de waardigheid van hen die terminaal ziek zijn vraagt om alle gepaste en noodzakelijke inspanningen om het lijden te verzachten in de vorm van palliatieve zorg en het achterwege laten van overdreven en buitensporige medische behandeling.”[29] Dit is wezenlijk iets anders dan besluiten een einde te maken aan je eigen of andermans leven.

Marginalisatie van mensen met een handicap
“Een criterium om na te gaan of er in een samenleving werkelijk aandacht voor de waardigheid van iedere mens is, is de zorg die de ernstig gehandicapten krijgen.”[30] “Deze liefde, die het spirituele hart van de politiek vormt, is altijd een voorkeursliefde voor diegenen die het meest hulpbehoevend zijn; zij vormt de basis van alles wat wij voor hen doen. (…) Om aandacht te hebben voor mensen in nood zijn kracht en tederheid, strijd en edelmoedigheid nodig te midden een functionalistisch en geprivatiseerd model dat onvermijdelijk tot een ‘wegwerpcultuur’ leidt. Het betekent dat men zich bekommert om mensen in de meest marginale en schrijnende situaties, om hen met waardigheid te kunnen zalven.”[31]

Gendertheorie
“Daarom willen wij vóór alles benadrukken dat iedere persoon, onafhankelijk van zijn seksuele geaardheid, moet worden gerespecteerd in zijn waardigheid en met respect moet worden aanvaard, waarbij men ervoor zorgt iedere vorm van onrechtmatige discriminatie te vermijden, en in het bijzonder iedere vorm van agressie en geweld.”[32] Het menselijk leven, lichamelijk en geestelijk, is een geschenk van God. “Voor dit geschenk geldt dat het met dankbaarheid wordt aanvaard en in dienst van het goede wordt gesteld. De wens van persoonlijk zelfbepaling, zoals gendertheorie voorschrijft, los van deze fundamentele waarheid dat het menselijk leven een geschenk is, betekent niets anders dan een toegeven aan de oeroude bekoring van mensen zichzelf tot God te maken.”[33] “Een ander aspect van gendertheorie is dat zij probeert het grootst mogelijke onderscheid dat er tussen levende wezens, het seksuele onderscheid, te ontkennen.”[34]

Geslachtsverandering
De waardigheid van het lichaam kan niet als minder dan de waardigheid van de persoon zelf beschouwd worden. “De schepping gaat aan ons vooraf en moet als een gave worden ontvangen. Tegelijkertijd zijn wij geroepen ons mens-zijn te bewaken en dat betekent vóór alles het te aanvaarden en te respecteren, zoals het geschapen is.”[35] “Dit betekent dat iedere geslachtsveranderende ingreep in principe het risico inhoudt van bedreiging van de unieke waardigheid die de persoon bij de conceptie heeft ontvangen.”[36] Hiermee wordt medische behandeling van genitale afwijkingen niet uitgesloten.

Digitaal geweld
“Hoewel de ontwikkeling van digitale technologie veel mogelijkheden tot bevordering van de menselijke waardigheid biedt, neigt zij er in toenemende mate toe een wereld te scheppen waarin exploitatie, uitsluiting en geweld zozeer toenemen dat de menselijke waardigheid bedreigd wordt.”[37] “Digitale communicatie wil alles naar buiten brengen; het leven van mensen wordt uitgekamd, blootgelegd en rondgebazuind, vaak anoniem. Het respect voor anderen verkruimelt, en zelfs als ik iemand anders afwijs, negeer of op afstand probeer te houden, kan ik schaamteloos naar elk detail van zijn of haar leven blijven gluren.”[38] “Dergelijke ontwikkelingen tonen de donkere kant van de digitale vooruitgang. Als technologie er is om de menselijke waardigheid te dienen en niet om haar te verwonden, en als zij er is om de vrede en niet het geweld te bevorderen, dan moet de menselijke gemeenschap met het oog op de menselijke waardigheid zich tegen deze ontwikkelingen verzetten en het goede bepleiten.”[39]

Conclusie

De verklaring wordt afgesloten met nogmaals het belang van de menselijke waardigheid te benadrukken. Hierbij wordt ook gewezen op 75e verjaardag van de afkondiging van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

“Iedere mens en de iedere gemeenschap van mensen is verantwoordelijk voor de concretisering en operationalisering van de menselijke waardigheid, terwijl het de plicht van de staten is de menselijke waardigheid niet alleen te beschermen, maar ook de benodigde voorwaarden te garanderen zodat de totale ontwikkeling van de menselijke persoon tot bloei kan komen.[40] “In de politiek mogen we niet vergeten dat voorbij iedere uiterlijke schijn, ieder mens oneindig heilig is en onze liefde en toewijding verdient.”[41]


[1]     Tweede Vaticaans Concilie, Gaudium et Spes, 1965, 1.

[2]     Franciscus, Laudate Deum, 2023, 39.

[3]     Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Personae, 2008, 7.

[4]     Zie: Gaudium et Spes, 22.

[5]     Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 22.

[6]     Ibidem, 24.

[7]     Ibidem, 25.

[8]     Ibidem, 26.

[9]     Johannes Paulus II, Evangelium Vitae, 1995, 19.

[10]   Ibidem, 27.

[11]   Ibidem, 28.

[12]   Ibidem, 29.

[13]   Ibidem, 30.

[14]   Pauselijke Raad ‘Justitia et Pax’, Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, 137.

[15]   Franciscus, Fratelli Tutti, 2020, 109.

[16]   Johannes Paulus II, Sollicitudo Rei Socialis, 1987, 28.

[17]   Benedictus XVI, Caritas in Veritate, 2009, 22.

[18]   Franciscus, Fratelli Tutti, 2020, 162.

[19]   Ibidem, 25.

[20]   Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 38.

[21]   Ibidem, 39.

[22]   Ibidem, 40.

[23]   Benedictus XVI, Caritas in Veritate, 2009, 62.

[24]   Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 42.

[25]   Ibidem, 2024, 44.

[26]   Franciscus, Evangelii Gaudium, 2013, 213.

[27]   Franciscus, Toespraak tot de leden van het Corps Diplomatique geaccrediteerd bij de Heilige Stoel, 8 januari 2024.

[28]   Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 49.

[29]   Ibidem, 52.

[30]   Ibidem, 53.

[31]   Franciscus, Fratelli Tutti, 2020, 187-188.

[32]   Franciscus, Amoris Laetitia, 2016, 250.

[33]   Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 57.

[34]   Ibidem, 58.

[35]   Franciscus, Amoris Laetitia, 2016, 56.

[36]   Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 60.

[37]   Ibidem, 61.

[38]   Franciscus, Fratelli Tutti, 2020, 42.

[39]   Congregatie voor de Geloofsleer, Dignitas Infinita, 2024, 61-62.

[40]   Ibidem, 65.

[41]   Franciscus, Fratelli Tutti, 2020, 195.

Je leven geven; Joh 12,20-33

“Wie zijn leven bemint verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat zal het ten eeuwigen leven bewaren.” Jezus houdt van stevige uitspraken, maar overdrijft Hij hier niet? Moeten wij echt ons leven haten? Moeten wij het grootste geschenk dat God ons geeft, haten? En wat stelt het nog voor dat Jezus zijn leven voor ons geeft, als Hij zijn eigen leven haat? Wat heeft Jezus ons hier te zeggen?

Bij de andere drie evangelisten vinden een uitspraak van Jezus die lijkt op wat Johannes hier opgeschreven heeft. Bij Marcus lezen we: “Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.” (Marcus 8,35) Marcus en ook Matteüs en Lucas hebben het niet over het haten van het leven maar over het verliezen ervan en dan in het bijzonder het verliezen van het leven omwille van Jezus en omwille van het Evangelie.

Ook in de stevige taal die Johannes opgeschreven heeft, zit een nuancering. Het gaat niet om het haten van het leven in het algemeen, maar om het haten van het leven in deze wereld. Zo komen we mogelijk wat dichter bij de boodschap die Jezus voor heeft. Hij roept ons op Hem te volgen en zijn dienaar te zijn. Leerling zijn van Jezus is niet alleen maar naar Hem luisteren. Het is ook een oproep tot dienstbaarheid.

Hoe wij Jezus, hoe wij deze koning die zijn leven voor ons geeft, kunnen dienen wordt duidelijk in het Evangelie volgens Matteüs: “De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.” Wij dienen Jezus door onze medemensen te dienen. En daarbij moeten op de eerste plaats denken aan hen die tekort komen, aan hen die lijden, aan hen die in nood verkeren.

Jezus roept ons op tot dienstbaarheid. Dat vraagt dat wij zelf een stapje terug doen, dat we onszelf niet beschouwen als het centrum van de wereld. Dat vraagt dat we ons primair richten op onze medemensen. Dienstbaarheid vraagt van ons ook offers. Dienstbaarheid vraagt afzien van het leven van de wereld, afzien van alleen maar willen genieten, afzien van alleen maar materieel welzijn, afzien van de zelfgerichtheid die de wereld eigen is. Wij houden van ons aardse leven. Wij houden van de genoegens die het ons biedt, maar afzien van bepaalde genoegens hoeft ons niet ongelukkig te maken. Sterker nog ons afzien omwille van een ander zal niet alleen die ander maar ook onszelf gelukkig maken.

“Als de graankorrel niet in de aarde valt blijft hij alleen.” Pas als je een graankorrel in grond stopt gebeurt er iets. Dan gaat hij ontkiemen. Doordat hij in de aarde sterft, ontstaat er nieuw leven en brengt hij vrucht voort. Jezus gebruikt dit beeld van de graankorrel als beeld voor zijn eigen leven. Gods Zoon heeft zijn goddelijke heerlijkheid losgelaten. Uit liefde voor ons is Hij mens geworden zoals wij. Hij heeft het gehele menselijke bestaan met ons willen delen: al onze vreugde en al ons verdriet, ons leven, ons lijden en onze dood. Door in vrijheid dit bestaan te aanvaarden, breekt Hij het open. Door het lijden en sterven op zich te nemen, opent Hij de weg ten leven. Hij geeft zijn leven om ons te redden.

Ook voor ons geldt dat onze liefde voor de medemens offers vraagt. Uit liefde is ons het leven gegeven. De liefde is de bron en ook de essentie van ons leven: ons leven is liefde. Door ons leven dienstbaar te maken aan anderen, door af te zien van het leven in deze wereld, gaan wij ontkiemen en brengt ons leven veel vrucht voort. Onze dienstbaarheid krijgt gestalte in daden van liefde, door te luisteren naar de mensen in nood, door de vruchten van onze aarde met hen te delen, door niet alles voor onszelf op te eisen. “Wie zijn leven bemint verliest het.” Wie vooral voor zichzelf opkomt wordt niet gelukkig. Amen.

Tempelreiniging; Ex 20,1-17; 1 Kor 1,22-25; Joh 2,13-25

Vandaag drie lezingen die bewust bij elkaar zijn geplaatst, maar waarbij we wel moeten zoeken naar het verband ertussen. We horen in de eerste lezing hoe God ons de tien geboden geeft. Paulus schrijft dat wij tegen alle aardse logica in de gekruisigde Christus verkondigen. En Jezus laat ons direct aan het begin van zijn openbare leven zien waar Hij voor staat. In het Evangelie volgens Johannes volgt de tempelreiniging direct na de bruiloft van Kana.

De eerste lezing heeft een groot “Gij zult…”-gehalte. Dit moet wel en dat mag niet. Dat is lekker duidelijk. Veel mensen houden van duidelijkheid. Dan weet je waar je aan toe bent. In het Evangelie is helemaal geen sprake van geboden en verboden, maar toch is hier in het geheel geen sprake van onduidelijkheid. Duidelijkheid zit hier niet in de regelgeving, maar in de houding van Jezus.

Bij het optreden van Jezus herinneren de leerlingen zich de tekst: “de ijver voor Uw huis zal mij verteren”. Die opmerking staat er wat plompverloren. Zo maar een losse gedachte te midden van het verhaal over wat er allemaal gebeurt. Maar meer dan met het vertellen van de feiten geeft Johannes met deze opmerking aan welke indruk dit gebeuren op de leerlingen heeft gemaakt. Die indruk laat niets te raden over. Het verhaal staat bij Johannes aan het begin van het Evangelie. De leerlingen hebben Jezus nog maar pas leren kennen en dan maken ze dit mee. Ze zijn diep onder de indruk van de ijver, de passie, de inzet van Jezus. Hoe enorm groot is zijn liefde voor God en voor de zaken van God.

Hier gaat het om de tempel in Jeruzalem, maar het huis van God, het huis van de Vader omvat zoveel meer. Zonder moeite gebruikt Jezus het woord tempel ook om zijn eigen lichaam aan te duiden. Het huis van de Vader dat is ook ons lichaam en dat is ook onze aarde. Het huis van de Vader omvat de hele mensheid en de hele schepping. Met dit verhaal wordt ons de vraag gesteld: hoe gaan wij hiermee om? Verkopen wij ons lichaam, verkopen wij mensen en onze aarde voor geld of zien we al deze huizen van de Vader als kostbaar geschenken die ons uit liefde zijn gegeven?

Voor Jezus is het volstrekt duidelijk: Hij leeft vanuit de liefde, de liefde voor God, de liefde voor de medemens en de liefde voor de schepping. Alles is ondergeschikt aan die liefde, zelfs zijn eigen leven. Zonder die liefde kan Hij niet leven. Die liefde is groter dan het leven zelf. Het is een liefde die over de grenzen van de dood heen gaat. De duidelijkheid die Jezus ons geeft, is de duidelijkheid van de liefde. Uit eigen ervaring weten we dat liefde zich niet aan banden laat leggen. De liefde wordt niet gestuurd door regels, geboden en verboden. De liefde laat zich ook niet sturen door de logica. De liefde kent haar geheel eigen wegen. De liefde stelt mensen in staat zichzelf op te offeren. In de gekruisigde Christus verkondigen wij de liefde, de liefde die tegen alle aardse logica in gaat.

De liefde maakt ons vrij en daarmee ook verantwoordelijk. Wij kunnen ons niet verstoppen achter regeltjes en wetten. We moeten zelf een oordeel vormen over goed en kwaad. Regeltjes en wetten zijn daarbij hulpmiddelen, richtlijnen. Jezus geeft ons slechts één gebod, het dubbelgebod van de liefde: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. En gij zult uw naaste beminnen als uzelf.” (Mc 12,30-31) Dit gebod is zichtbaar geworden in het leven, lijden en sterven van Jezus. Hij heeft ons de liefde geopenbaard.

Meer dan regels en geboden leidt de liefde ons tot een deugdelijk leven, tot een goed en gelukkig leven. De Veertigdagentijd is een tijd van bezinning en soberheid. Het is een tijd bij uitstek om ons te oefenen in daden van liefde, te oefenen in een deugdelijk, een goed en gelukkig leven. Bidden we vandaag dat deze Veertigdagentijd vrucht mag dragen in ieder van ons. Amen.

Thuis komen in de liturgie

Auteur: Johan te Velde
Titel: Thuis komen in de liturgie: Liturgische catechese voor parochianen
Uitgever: Bisdom Rotterdam, 2016
Prijs: € 5,00
Aantal pagina’s: 89

Velen verlangen naar de ontmoeting met Jezus. “In de liturgie toont Hij ons zijn gelaat: in het evangelie, in de sacramenten, de Eucharistie, in het gebed, in de gezangen, de symbolen en beelden. Maar herkennen we Hem daar?” Met dit boek helpt pater Johan te Velde osb ons hiermee. “Liturgie vraagt vorming, vraagt een ingewijd zijn, vraagt kennis van en een zekere vertrouwdheid met de teksten en symbolen.”

Het boek bestaat uit drie delen: ‘Opbouw en onderdelen van de Eucharistie’, ‘De symbolen van de liturgie’ en ‘Vierend het jaar door’. Hierin komen drieëndertig onderwerpen in evenveel korte hoofdstukken aan de orde. Het is een gemakkelijk te lezen boek. Te Velde legt met eenvoudige taal uit wat de essentie is. Hij schrijft over historische en Bijbelse achtergronden. Hij zorgt ervoor dat de lezer zich thuis gaat voelen in de liturgie. Een boek voor mensen die moeite hebben met de liturgie die hun vreemd is, maar ook voor hen die zich er wel thuis voelen, maar toch de nodige kennis en verdieping missen. Het boek is verkrijgbaar bij het Centrum voor Parochiespiritualiteit (www.parochiespiritualiteit.org).

Roeping en lichamelijkheid; 1 Sam 3,3b-10.19; 1 Kor 6,13c-15a.17-20; Joh 1, 35-42

“Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus?” Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik moet bekennen dat ik me niet kan herinneren dat ik ooit in letterlijke zin zo over mijn lichaam heb gedacht.

De eerste lezing gaat over de roeping van Samuël. Samuël wordt geleerd naar de stem van God te luisteren en er op de juiste wijze gevolg aan te geven. Ook in het Evangelie horen we een roepingsverhaal. Twee leerlingen van Johannes de Doper gaan Jezus achterna. Door de woorden van Johannes – “Zie het Lam Gods.” – zijn zij nieuwsgierig geworden. Ze willen weten wie die man is, hoe Hij leeft. Jezus nodigt hen uit: “Gaat mee om het te zien.”

Geroepen worden is op de eerste plaats geen zaak van een opdracht ontvangen. Geroepen worden is vooral een ontdekkingstocht: “Gaat mee om het te zien.” Jezus nodigt de twee mannen uit tot een onderzoek en tot een ervaring. Zelf moeten zij ontdekken wie Jezus is en wat het voor hen betekent Hem te volgen. Ook onze roeping is primair een zoektocht. Ook wij worden uitgenodigd Jezus te volgen en te ontdekken wat dat voor ons betekent. Ook wij verlangen ernaar goed te leven en zo gelukkig te worden. Wij willen op een goede manier omgaan met de geschenk van het leven en met al het andere dat ons is gegeven.

Op het eerste gezicht heeft de tekst uit de brief van Paulus weinig overeenkomsten met de twee roepingsverhalen. De tekst heeft veel meer het karakter van een vermaning. En laat er geen misverstand over bestaan: dat is het ook. Paulus roept met deze brief de christenen van Korinthe tot de orde. Er zijn allerlei misstanden in de gemeente van Korinthe en Paulus vindt het nodig orde op zaken te stellen.

Wij hebben ons leven als een geschenk ontvangen. Ons lichaam is een belangrijk aspect van dat geschenk. Een geschenk is een daad van liefde. En liefde vraagt om een antwoord. Liefde is er alleen als er sprake is van een relatie. God schenkt ons zijn liefde. Hij geeft ons leven. Dat geschenk heeft alles te maken met onze roeping. Het geschenk van leven en liefde stelt ons in staat een antwoord te geven, het stelt ons in staat uitvoering te geven aan onze roeping. Wij mensen zijn zowel geestelijk als lichamelijk. Een mens bestaat uit ziel en lichaam. Het een kan niet zonder het ander. Het een is ook niet geheel ondergeschikt aan het ander. Dus kan Paulus inderdaad schrijven: “Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus?”

In mijn jeugd kreeg onze lichamelijkheid mogelijk te weinig aandacht. Het lichaam stond bloot aan allerlei verleidingen en werd daarmee vooral gezien als een bron van zondigheid. Tegenwoordig is er juist erg veel aandacht voor onze lichamelijkheid. maar ook daar zijn kanttekeningen bij te maken. Nu wordt onze lichamelijkheid vooral gezien als bron van geluk. Het lichaam heb je in de huidige cultuur vooral om te kunnen genieten. Lichamelijke arbeid wordt echter door velen als minderwaardig gezien. In het huidige denken heb je je lichaam wel om iets leuks te doen, maar niet om iets goeds te doen. Je inspannen door te sporten wordt als positief gezien; maar je inspannen om je beroep uit te oefenen, om je roeping te volgen wordt vooral als een last gezien. Als ledematen van Christus wordt van ons gevraagd dat wij werken aan het algemeen welzijn van alle mensen en onze bijdrage aan de samenleving leveren. Zowel geestelijke als lichamelijke arbeid zijn hierbij belangrijk.

Afgelopen dagen werden er vele wensen voor het nieuwe jaar gedaan. Menigmaal kon je daarbij horen: ‘Als je maar gezond bent.’ Tegenwoordig hebben we te maken met een ware gezondheidscultus. Alles draait om gezondheid. Gezondheid lijkt het enige dat belangrijk is. Inderdaad gezondheid is een belangrijk geschenk, maar gezondheid is niet het doel van ons leven. Een goed functionerend lichaam is een middel om uitvoering aan onze roeping te geven. Ik leerde vroeger in de catechismus: “Wij zijn op aarde om hier en hiernamaals gelukkig te zijn.” Je roeping volgen maakt je gelukkig, nu en later. Wij worden niet geroepen om zo lang en zo gezond mogelijk te leven. Wij worden geroepen zoveel mogelijk bij te dragen aan elkaars geluk. Daarvoor zijn lichamelijke en geestelijke vitaliteit van belang.

Onze roeping is met Jezus de weg van de liefde te gaan. Zo vinden wij onze bestemming: de ware vervulling van ons leven. Jezus volgen is ons geheel en al verbinden met Hem, zoals Hij zich met alle mensen heeft verbonden. Amen.

Kerstmis 2023

“Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt.” Een Kind is ons geboren, een Zoon ons geschonken. “Men noemt Hem: wonderbare Raadsman, Goddelijke Held, eeuwige Vader, Vredesvorst.” Hij is “de vreugdebode die vrede meldt.” “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.” Hij is het Licht dat in de wereld komt.

De koning van de vrede wordt geboren als een kind. Alleen de herders in het veld herkennen Hem. Zij aanbidden deze pasgeboren koning. Later volgen de wijzen uit het oosten. Zo’n dertig jaar later zegt Johannes de Doper van Hem: “onder u staat Hij die gij niet kent”. (Joh 1,26) Een dag later wijst Johannes Hem aan met de woorden: “Zie, het Lam Gods”. (Joh 1,29) Jezus, de Zoon van God, wordt slechts door een enkeling herkend. Hij is voor zijn tijdgenoten een mens zoals zij. Slechts een enkeling ziet zijn goddelijkheid. Toch is deze mens de Zoon van God.

De Italiaanse Chiara Lubich, stichter van de Focolare, maakte ooit de volgende vergelijking. “Wanneer een emigrant naar verre landen gaat, past hij zich natuurlijk voor zover nodig aan zijn nieuwe omgeving aan. Maar hij brengt ook zijn eigen gewoonten en gebruiken mee. Toen het Woord van God mens werd, paste Hij zich aan de manier van leven aan van de wereld. Hij werd kind, een voorbeeldige zoon, man en werker, maar Hij bracht ook de manier van leven mee van zijn hemelse vaderland.”

Jezus, mens zoals wij, is ook een iemand uit een andere wereld. In Hem is ook zijn hemelse Vader zichtbaar. Tijdens het Laatste Avondmaal zegt Hij tegen Filippus: “Wie Mij ziet, ziet de Vader.” (Joh 14,9) Voor wie het wil zien is Jezus heel herkenbaar. Zoals zijn hemelse Vader liefde is, zo is ook Hij liefde. Hij leeft de liefde. Liefde is zijn enige drijfveer. Hierin is Hij geheel gelijk aan zijn Vader. Jezus is het Woord van God. Hij spreekt de taal van zijn Vader. Hij leert ons lief te hebben. Hij leert ons een liefde voor iedere mens. Zijn liefde beperkt zich niet tot familieleden en vrienden.

Zijn liefde geldt alle mensen. Zijn liefde geldt vooral de armen en de onaanzienlijken. Zijn liefde geldt vooral de zieken en eenzamen. Zijn liefde geldt vooral de mensen in nood en de verstotenen. Met deze mensen heeft Jezus zich het meest verbonden. Hij is gekomen om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid. (Lc 4,18) Met deze mensen heeft Hij zich vereenzelvigd. Hij zegt van zichzelf: “Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.” (Mt 25,37-38)

Vandaag vieren we Kerstmis. We vieren de geboorte van Jezus. Wij vieren de menswording van de Zoon van God. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. We vieren een unieke gebeurtenis van 2000 jaar geleden. Nog meer vieren een gebeurtenis die zich telkens weer herhaald. Steeds weer wordt de Zoon van God mens. Hij wordt mens in onze harten. Hij wordt mens is de verschoppelingen en onaanzienlijken.

Ook vandaag zijn er velen die Hem niet herkennen: mensen die ziende blind zijn, mensen die blind zijn voor de liefde, mensen die geen oog hebben voor het leed in de wereld. Vandaag zit Jezus in de daklozenopvang. Vandaag is Hij een bijstandsmoeder in een slecht verwarmd huis. Vandaag is Hij een kind dat werkt in de mijnbouw, in fabrieken of in naaiateliers. Vandaag staat Hij in de rij bij het IND in Ter Apel. Vandaag zit Hij in een gammele boot op de Middellandse Zee. Vandaag is Hij een onschuldig slachtoffer van oorlogsgeweld.

Soms maakt de ellende in de wereld ons moedeloos. We voelen ons machteloos tegenover alle onrecht en geweld. Vandaag vieren we niet alleen de komst van de liefde in de wereld. Vandaag vieren we ook dat ons een teken van hoop is geboren. Als leerlingen van Jezus zijn wij allen ook pelgrims van hoop. Als wij ons verbinden met Hem, als wij zijn leerlingen willen zijn, zullen wij mensen zijn in wie God welbehagen heeft. Dan zal ook in ons het wonder geschieden.

Jezus wijst ons de weg. Hij is onze Gids, onze Leidsman, onze wonderbare Raadsman, onze eeuwige Vader. Ook voor ons geldt: “Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor heel het volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer.” Jezus nodig ons uit pelgrims van hoop te zijn. Hij nodigt ons uit dragers van zijn liefde te zijn. Hij is met ons alle dagen van ons leven. Hij stelt ons in staat het schijnbaar onmogelijke mogelijk te maken. Ik wens u allen een zalig Kerstfeest. Amen.

De weg van de Heer; Js 40,1-5,9-11; 2 Pt 3,8-14; Mc 1,1-8

Marcus valt meteen met de deur in huis. Het verhaal dat hij te vertellen heeft, is de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de zoon van God. Er is geen enkel misverstand mogelijk wie de hoofdrol heeft. Jezus Christus heeft de hoofdrol en Hij is de Zoon van God. Deze uitspraak wordt nog twee keer herhaald. Midden in het Evangelie staat de uitspraak van Petrus: Op de vraag: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” antwoordt Petrus: “Gij zijt de Christus.” (Mc 8,29) Nadat Jezus aan het kruis gestorven is, roept de honderdman uit: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.” (Mc 15,39) Hierom draait het Evangelie volgens Marcus. Het staat in het begin, in het midden en aan het einde: Jezus is de Christus, Hij is de zoon van God.

Na deze opening roept Marcus ons op om ons voor te bereiden op de komst van de Heer. Hij citeert daarbij de profeet Jesaja: “Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.” Het is Advent; we bereiden ons voor op Kerstmis. Dan doen we in praktische zin. In onze kerken wordt er hard gewerkt om alles op orde te krijgen. De kerk moet versierd worden. De kerststal moet opgesteld worden. De vele vieringen worden voorbereid. De koren zijn flink aan het oefenen. Zo gebeurt er van alles om er een mooi Kerstfeest van te maken. Ook thuis zijn we op dezelfde manier bezig: het huis in kerstsfeer brengen, het kerststalletje van zolder halen, een kerstboom kopen, afspraken maken met familie en vrienden, een kerstdiner voorbereiden, et cetera.

“Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.” Bij Jesaja en Marcus gaat het niet over allerlei praktische zaken. Wat betekent deze oproep dan wel. Wat betekent zij voor ons hier en nu? Wat betekent deze oproep voor ons persoonlijk en wat betekent zij voor ons leven in gemeenschap?

De tweede lezing gaat over de komende dag des Heren. Mocht u twijfelen aan de komst van de dag des Heren, twijfelen aan de wederkomst van Jezus Christus op aarde, de apostel Petrus is hier duidelijk over: “De Heer talmt niet met zijn belofte, maar Hij heeft geduld met u.” Wij leven in de tijd. God bestaat buiten de tijd. Voor Hem “is één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag”. God heeft een geheel andere kijk op de wereld dan wij. Ons leven is van korte duur en dat maakt ons ongeduldig. God bestaat in eeuwigheid. Hij heeft geduld met ons.

Petrus draait de zaken om. Het is niet zo zeer dat wij wachten op de komst van God. Nee, het is God die wacht op ons. “Hij wil dat allen tot inkeer komen en dat niemand verloren gaat.” God heeft alle tijd, maar ons leven is kort. Het is de dood die kan komen als een dief in de nacht. Het is onze menselijke beperktheid die ons aanzet tot bekering. Wij mensen hebben haast.

“Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.” De weg van de Heer is de weg van Jezus. Hij is de mens geworden Zoon van God. Hij verbindt de wereld van God met onze mensenwereld. Hij is de Redder. Hij is waarheid en licht in onze duisternis. Hij brengt recht en gerechtigheid, kracht en genezing. Met Hem kunnen wij ons leven verbinden. Dan is Hij onze weg. Dan is Hij onze waarheid. Dan is Hij ons leven. Dan wordt het licht in ons leven. Dan is de dag van onze redding dichtbij. Deze woorden klinken in de prefatie die vandaag in Vlaanderen wordt gebeden. Zij verwoorden onze hoop, ons vertrouwen in Gods barmhartigheid. Vanuit deze hoop en dit vertrouwen leven wij. Dit brengt ons tot bekering. Dit doet ons meewerken aan een nieuwe aarde, aan een aarde waar vrede en gerechtigheid heersen.

Vandaag wordt onze bijdrage gevraagd aan een betere toekomst voor de kinderen in baksteenfabrieken. Deze kinderen in West-Bengalen kunnen niet naar school. Veel van hen lijden aan allerlei ziektes. Met onze bijdrage helpen wij de Adventsactie haar doelen te realiseren. Het project zorgt voor begeleiding en onderwijs voor de kinderen en voor gezonde voeding en een gezondheidsonderzoek zodat ziekten worden behandeld.

“Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.” Leerling zijn van Jezus vraagt van ons dat wij ons leven heiligen. Het vraagt van ons dat wij bijdragen aan het heil van de gehele mensheid. Amen.

Sycamore

Auteur: Stephen Wang
Titel: Sycamore: Het katholieke geloof in 20 stappen
Uitgever: Stichting Katholiek Alpha Centrum, Uitgeverij Betsaida & Stichting Boog, 2023
Prijs: € 24,50
ISBN: 978 90 818917 7 6
Aantal pagina’s: 306

Het boek bestaat uit twintig hoofdstukken met titels als: ‘Op zoek naar geluk’, ‘Het bestaan van God’, ‘Wie is Jezus’, ‘De betekenis van de liefde’, ‘Het hart van het christendom’ en ‘Hoe kun je bidden’. Onderwerpen die gaan over de kern van het katholieke geloof. Elk hoofdstuk bestaat uit drie delen. Elk deel wordt afgesloten met een paar vragen ter overweging. Aan het einde van ieder hoofdstuk staan een aantal Bijbelteksten, en verwijzingen naar teksten in YOUCAT en uit de Catechismus van de Katholieke Kerk.

Father Stephen Wang werkte als priester in parochies, op scholen en universiteiten in Londen. Hij schrijft op een zeer toegankelijke wijze over de belangrijkste thema’s van ons geloof. Het boek rijk geïllustreerd. Je kunt het als naslag werk gebruiken. Je kunt het in je eentje lezen, maar ook samen met anderen en er met elkaar over spreken. Het is een boek voor jong en oud, voor ieder die op zoek is naar geluk.

Een ander gelukkig maken; Mt 25, 31-46

Ruim vijf jaar geleden schreef paus Franciscus de exhortatie ‘Verheugt u en juicht’. Met deze brief roept de paus ons op tot heiligheid. Hij roept ons op ons leven te heiligen. Door ons leven te heiligen geven wij invulling aan onze opdracht het Evangelie in ons dagelijks leven te verkondigen. Als wij met ons christelijk leven een voorbeeld voor anderen zijn, is dat bij uitstek een vorm van verkondiging.

Twee Evangelieteksten spelen in deze brief van de paus een belangrijke rol: de tekst die we vandaag hebben gelezen en de Zaligsprekingen. Beide teksten staan in het Evangelie volgens Matteüs. Deze twee teksten bakenen bij Matteüs als het ware het verhaal over het openbare leven van Jezus af. De zaligsprekingen zijn het begin van de Bergrede (Mt 5,1-8,1). Hiermee wordt duidelijk met welke missie Jezus in de wereld is gekomen. De Bergrede is de aankondiging van het Rijk der hemelen, het Rijk van liefde en gerechtigheid. Aan het einde van zijn openbare leven plaatst Matteüs weer een rede. De teksten van de afgelopen zondagen komen uit deze rede. Vandaag hebben we de afsluiting van deze rede gehoord.

In beide teksten doet Jezus uitspraken over welke mensen gelukkig zijn. In de zaligsprekingen wordt aangegeven welke eigenschappen en karaktertrekken deze mensen hebben. In tekst van vandaag zien we tot welke daden van liefde deze eigenschappen leiden. Door de twee teksten aan het begin en aan het einde van het openbare leven van Jezus te plaatsen, geeft Matteüs aan dat deze twee teksten essentieel zijn. Zij vormen de kern van de boodschap van Jezus. Zij omvatten zijn leven.

Paus Franciscus ziet de zaligsprekingen als de weg voor de christen, als de weg van heiliging. Hij schrijft: “De zaligsprekingen zijn als de identiteitskaart van de christen.” “Het woord ‘gelukkig’ of ‘zalig’ wordt zo een synoniem voor ‘heilig’. Het geeft uitdrukking aan het feit dat zij die God trouw zijn en zijn woord naleven, door hun zelfgave het werkelijke geluk verkrijgen.” De paus sluit zijn betoog over de Zaligsprekingen af door alles in het licht te stellen van de tekst die we vandaag lazen. Hierin wordt duidelijk wat het betekent barmhartig te zijn. Barmhartigheid leidt tot heiligheid. Barmhartigheid maakt ons gelukkig.

“Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.” Bij lezen van deze tekst dreig ik altijd te struikelen over de herhaling van het woord ‘bezocht’. Dat verwacht je niet in een – in zekere zin – poëtische tekst. Het blijkt ook gewoon een minder geslaagde vertaling. In het Grieks worden verschillende woorden gebruikt. In de Statenvertaling staat in het tweede geval: “Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen”.

Het is wel zo dat de herhaling ons met de neus op de feiten drukt. We ontmoeten Jezus niet alleen bij toeval, niet alleen als wij bij toeval een dakloze, een vluchteling of een bedelaar tegenkomen. We moeten de Heer ook opzoeken. Wij moeten op zoek gaan naar de mensen die onze aandacht en hulp nodig hebben. Van ons wordt gevraagd dat we bijvoorbeeld aanbellen bij onze buren die door ziekte of ouderdom eenzaam zijn of door armoede of discriminatie uitgesloten worden.

Jezus vraagt ons hier dat we radicaal ingaan tegen de stroom van onze huidige cultuur. Het gaat niet primair om ons eigen belang en ook niet om het belang van onze eigen groepje. Het gaat om het belang van alle mensen, van de gehele mensheid. Jezus vraagt dat wij ons radicaal richten op het geluk van de ander. Alleen dat maakt ons heilig, zalig en gelukkig. Alleen een ander gelukkig maken, maakt uiteindelijk onszelf gelukkig. Dat is het onderscheid tussen de bokken en schapen. Jezus zegt dat er mensen zijn die vanuit de liefde leven, en mensen die dat weigeren te doen.

Die laatste categorie heeft afgelopen weken vaak en luid laten horen. De uitslag van de verkiezingen is er het gevolg van. Opmerkelijk was de oproep vanuit een van de meest seculiere partijen: Een bejaarde oud-politicus die opriep verstandig te stemmen: Hij riep op niet te stemmen voor de eigen bestaanszekerheid, maar voor de bestaanszekerheid van de komende generaties. Hij riep ons – waarschijnlijk onbedoeld – op tot heiligheid. Amen.

Liefde en waarheid; 1 Tes 2,7b-9.13; Mt 23,1-12

De lezingen van vandaag zijn zeer verschillend van toon. Ze lijken op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen te hebben. Maar bij nader inzien hebben brief van Paulus en het Evangelie wel veel met elkaar gemeen. Wat als we bedenken dat Paulus eerder tot de gemeenschap van de Farizeeën behoorde? Paulus heeft een stevige opleiding in de joodse Wet gehad. Hij kende de joodse geboden en verboden goed en was radicaal in het naleven ervan. In zijn ogen zaten de volgelingen van Jezus op een dwaalspoor. Hun leven en hun verkondiging kwamen niet overeen met de overtuiging van de jonge Paulus. Twee visies stonden tegenover elkaar: de radicale naleving van de joodse geboden en verboden zoals Paulus voorstond en praktiseerde, en de wet van de liefde die de christenen leefden en verkondigden.

De bekering van Paulus van vervolger van de christenen tot volgeling van Jezus Christus betekende een radicale ommekeer in het leven van Paulus. Jezus heeft hem duidelijk gemaakt dat de liefde centraal staat. De joodse Wet vindt zijn vervulling juist in het gebod van de liefde. Het doel is niet het naleven van de geboden en verboden. De essentie van het leven is de liefde voor God en de liefde voor elkaar. Geboden en verboden zijn een hulpmiddel om de liefde een concrete plaats in ons leven te geven.

Daarmee was voor Paulus het belang van de joodse Wet niet verdwenen. Ook als christen heeft hij zich zoveel mogelijk aan de Wet gehouden. Wel was hem duidelijk dat hij dit niet kon eisen van de heidenen die zich tot het christendom bekeerden. Het gebod van de liefde betekende voor Paulus bijvoorbeeld dat hij zich niet aan de spijswetten kon houden als hij bij christenen uit het heidendom te eten was. Het afwijzen van de aangeboden gastvrijheid was voor hem erger dan het niet naleven van de spijswetten. Het belang van de gemeenschap stond voor hem voorop.

Zo heeft Paulus wegen gevonden om het christendom onder de heidenen te verkondigen. Met veel liefde, geduld en zachtmoedigheid heeft hij de boodschap van liefde van Jezus aan hen overgebracht. Hiermee was Paulus zeker geen ‘watje’ of een ‘softie’ geworden. De radicaliteit die hij in zijn jeugd had, was niet verdwenen. De radicaliteit van de liefde vraagt echter heel andere wegen dan de radicaliteit van geboden en verboden. Met een bovenmenselijke ijver heeft Paulus zich ingezet om mensen tot leerlingen van Jezus te bekeren. Wanneer dat nodig was, maakte hij duidelijk waar het op stond. Ook in deze brief aan de christenen van Tessalonica schrijft hij over fouten en misstanden in die gemeenschap. Hij vermaant hen en spoort hen aan tot een zuiver leven. ‘Een moeder die haar kinderen voedt en koestert’, vertelt haar kinderen ook de waarheid. Uit liefde leert zij haar kinderen hoe ze goed kunnen leven.

Liefde en waarheid staan niet tegenover elkaar. Liefde en waarheid: het zijn twee centrale begrippen in ons geloof. Het geloof zoekt en verkondigt de waarheid. De essentie van deze waarheid is de liefde: God is liefde. Vormgeving van deze liefde vraagt om waarheid. Liefde en waarheid kunnen niet zonder elkaar. Zonder waarheid wordt liefde sentimentaliteit, staat zij los van kennis en ervaring en is er geen sprake van solidariteit en verantwoordelijkheid. Bij waarheid zonder liefde wordt alles enkel technologie en nuttigheid. Zonder liefde worden ontwikkeling en wetenschap onmenselijk. De liefde richt ze juist op de mens en op de menselijke waardigheid. Waarheid zonder liefde leidt tot moord en doodslag.

In het Evangelie zien we hoe Jezus niet bang is om de waarheid te vertellen. Hij zegt duidelijk waar het op staat. Hij wijst op het liefdeloze gedrag van de Farizeeën. Jezus maakt duidelijk dat het gaat om de liefde. Ook van Jezus weten we dat Hij de joodse wet belangrijk vond. Vorige week hoorden we Jezus zeggen dat heel de joodse Wet hangt aan het gebod van de liefde.

Geboden en verboden helpen ons de weg van de liefde te gaan. Ze zijn als verkeersborden. Ze wijzen ons de juiste weg. Ze helpen ons goed te leven. Het helpt ons na te denken over het belang van geboden en verboden. Door te oefenen kunnen we ze ons eigen maken. Dan worden ze ons niet meer van buiten opgelegd, dan zijn ze van onszelf en volgen wij ze uit onszelf. Amen.