
Auteur: Daniel A. Helminiak (vertaling en aanvulling Mark-Robin Hoogland)
Titel: Wat de Bijbel wél zegt over homoseksualiteit: Een kritische en spirituele herlezing
Uitgever: Berne Media, 2022
Prijs: € 19,95
ISBN: 978 90 8972 444 1
Aantal pagina’s: 175
Homoseksualiteit is een heikel onderwerp binnen de Kerk. Bisschop De Korte heeft het in zijn voorwoord over een zwaktebod dat dit onderwerp veelal vermeden wordt. Zij die homoseksualiteit veroordelen zwaaien vaak met de Bijbel, maar wat zegt de Bijbel hierover. De katholieke priester Daniel Helminiak heeft alle betreffende Bijbelteksten in kaart gebracht en becommentarieerd. Belangrijk is hoe lezen en vertalen wij de Bijbel. Doen we dat letterlijk, dat wil zeggen zoals wij de woorden vandaag begrijpen, of proberen we de tekst te plaatsen in de tijd waarin hij tot stand kwam. Gebaseerd op een heldere en goed te volgen argumentatie concludeert Helminiak dat er in de Bijbel geen argumenten tegen homoseksualiteit te vinden zijn.
Pater Mark-Robin Hoogland vertaalde het boek in het Nederlands en vulde het aan met zeven overwegingen. Zijn ervaringen als studentenpastor zijn voor hem daarbij een belangrijke bron van inspiratie. Het resultaat is een waardevol boek. Een aanrader voor ieder die met dit onderwerp worstelt.

Het is vakantietijd. Op reis gaan, wegtrekken en weer thuiskomen zijn ook voor ons in deze tijd bekende activiteiten. Ook in de lezingen van vandaag horen we over deze begrippen. Het volk van Israël trekt weg uit Egypte. Zij gaan op weg naar het beloofde land, het land dat God voor hen bestemd heeft. Zij vertrouwen erop dat God zijn belofte nakomt. Vertrouwen: daar gaat de lezing uit de brief aan de Hebreeën over. Hier lezen we: “Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen…” Door het geloof vertrouwde Abraham erop dat hij en zijn erfgenamen hun bestemming zullen vinden in het land waar God hem naartoe leidt. Abraham en Sara zijn de vader en moeder van de gelovigen. Zijn zij de stamouders van joden, christenen en moslims. Zij hebben ons op het pad van het geloof gezet. Wij zijn hun nageslacht: “talrijk als sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels aan het strand van de zee.”
De Hebreeënbrief geeft een uitvoerige opsomming van mensen uit het Oude Testament die geloofden. Mensen die overtuigd zijn van een werkelijkheid zonder dat ze die kunnen zien. De werkelijkheid is niet beperkt tot dat wat we kunnen zien, niet beperkt tot dat wat we wetenschappelijk kunnen aantonen, en ook niet beperkt tot dat wat wij ons als mensen kunnen voorstellen. De werkelijkheid bestaat los van ons mensen. Wij maken deel uit van de werkelijkheid, maar bepalen haar niet. Voor Abraham is het onvoorstelbare mogelijk. God heeft hem beloofd dat de nakomelingen van Isaäk een groot volk zullen vormen. Hij blijft in deze belofte van God geloven zelfs als hij Isaäk ten offer wil gaan brengen. Abraham heeft er nooit van gehoord dat er iemand uit de dood opstond. Hij kon zich niet voorstellen hoe de ten offer gebrachte Isaäk hem een groot nageslacht zal gaan geven. Toch gelooft Abraham dat God dit onvoorstelbare mogelijk zal maken.
Jezus spreekt zijn leerlingen moed in. Zij moeten nog leren te geloven dat het onvoorstelbare mogelijk is. God zal hen het Koninkrijk schenken. Zij zullen thuiskomen in het huis van de Vader. Zo zullen zij een onuitputtelijke schat verwerven. Dat vraagt dat zij aandachtig leven. Zij moeten paraat zijn – “de lendenen omgord en de lampen brandend” – zoals het volk van Israël klaarstond om uit Egypte weg te trekken. Aandachtig leven is leven in de aanwezigheid van God. Als we ons bewust zijn van Gods aanwezigheid, kijken we met de ogen van God. Dan zien we onze medemensen als Gods kinderen, als onze broeders en zusters. Dan zien we de schepping als het werk van Gods handen, als een kostbaar geschenk. Aandachtig leven is klaarstaan voor de komst van de Heer. Jezus spreekt in de parabel over zijn eigen terugkeer. Hoe zal Hij ons aantreffen: aandachtig levend of onverschillig voor wat er om ons heen gebeurt?
Al enige weken wordt onze aandacht gevraagd voor vluchtelingen en asielzoekers. Steeds vaker zien we beelden van mensen waarvoor geen bed beschikbaar is. Ze slapen op een stoel of zelfs buiten. Nederland is een van de rijkste landen van de wereld. Dat maakt ons extra verantwoordelijk. “Van ieder aan wie veel is gegeven zal veel worden geëist; en van hem aan wie veel is toevertrouwd zal des te meer worden gevraagd.”
Vluchtelingen en asielzoekers zijn weggetrokken uit hun land. Zij vertrouwen erop dat ze elders een nieuw thuis zullen vinden: een plek waar ze veilig zijn, een plek waar ze gelukkig kunnen worden, een plek waar ze een toekomst voor hun zelf en hun kinderen hebben. Het is een schande dat een rijk land als Nederland niet de moeite neemt om hun opvang goed te organiseren. Sterker nog dat men denkt door slechte opvang de komst van vluchtelingen en asielzoekers te kunnen afremmen. Zeker, dit is een dichtbevolkt land, maar zeker niet vol. Sterker nog, we komen veel mensen tekort. Allerlei bedrijven en instellingen kunnen hun werk niet doen door een tekort aan personeel.
Aandachtig leven is ook aandacht hebben voor vluchtelingen en asielzoekers, aandacht hebben voor hun hoop en geloof in een goede toekomst. Zien met de ogen van God, is Jezus herkennen in de vreemdeling. “De Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.” Hij komt ook op een wijze waarop wij het niet verwachten. “Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen.” (Mt 25,35) Of is dat toch teveel moeite? Amen.

Een van de leerlingen vraagt Jezus: “Heer, leer ons bidden.” Jezus geeft de leerlingen het Onze Vader. De tekst die wij vandaag hoorden is korter dan de tekst die wij gewend zijn. Onze tekst is afkomstig uit het Evangelie volgens Matteüs. De versie die Lucas geeft is iets korter. Jezus leert ons hier dat ons gebed gebaseerd is op de liefdesband die er is tussen God en de mensen. Wij mogen God onze Vader noemen. Jezus introduceert een nieuw godsbeeld: God als onze liefdevolle Vader. De voorbeelden die Jezus noemt betreffen de relatie tussen een vader en zijn kinderen. Daarnaast is er ook het voorbeeld van de relatie tussen vrienden. Liefde kent vele vormen. Altijd is het een relatie tussen personen: goddelijke en menselijke personen.
Ons manier van bidden is direct verbonden met ons godsbeeld. Het gebed van Abraham is anders van karakter dan de wijze waarop Jezus ons leert bidden. Abraham heeft een verbond met God gesloten. Abraham doet wat God van hem vraagt en God zal hem vader van een groot volk maken. De verbondsgedachte is bepalend binnen het Oude Testament. Er zijn duidelijke afspraken tussen God en Israël, het uitverkoren volk. Binnen dergelijke afspraken past de manier waarop Abraham met God onderhandelt over de vernietiging van Sodom en Gomorra. De verbondsgedachte bepaalt zijn manier van bidden.
Jezus leert ons dat God liefde is. Hijzelf is de mensgeworden liefde. Met Hem zijn wij innig verbonden. Paulus schrijft hierover in zijn brief aan de Kolossenzen. Door het Doopsel zijn wij nieuwe mensen geworden. Zoals Jezus door de dood heen tot nieuw leven kwam, zo zijn wij door het water van het Doopsel tot een nieuw leven gekomen. Het oude leven van de zonde is begraven. Door het kruis van Jezus Christus zijn wij verlost. Wij zijn door Hem bevrijd. Door ons leven in en met Jezus zijn wij in staat werkelijk lief te hebben.
Leerling zijn van Jezus is ons steeds meer met Hem verbinden. Door Hem ontdekken wij onze verbinding met God. Jezus maakt ons duidelijk dat deze relatie met God veel meer is dan een afhankelijkheidsrelatie en veel meer dan een verbond. Onze relatie met God is bovenal een liefdesrelatie. Hij heeft ons geschapen uit liefde. En Hij schenkt ons zijn liefde onophoudelijk. Liefde vraagt om een antwoord. Wij kunnen Gods liefde beantwoorden met onze liefde voor Hem en met onze liefde voor elkaar. Als kinderen van eenzelfde Vader zijn wij geroepen tot liefde voor elkaar.
Geliefden zoeken elkaars nabijheid. Zo wil God ons nabij zijn en zoeken wij zijn nabijheid. Bidden is vorm geven aan dit zoeken naar nabijheid. In het gebed delen wij ons lief en leed met God. Als een liefhebbende Vader zal Hij ons geven wat we nodig hebben. Bidden kent vele vormen, zoals wij ook op verschillende manieren onze verbondenheid met elkaar beleven. Met de een is er een grote intimiteit, bij de ander meer afstand. We zijn met elkaar verbonden door een gesprek, door samen te eten en te drinken, door samen spelletjes te doen of samen te wandelen, door samen een klus te klaren en ga zo maar door.
Zo zijn er ook vele vormen van bidden. Het kan alleen of in gemeenschap, in stilte zwijgend of luid roepend of zingend. We kunnen bidden voor anderen, voor onszelf of voor de schepping en de wereld. Het kan in de kerk, bij het Allerheiligste, het kan thuis aan tafel of in bed, het kan in de auto in de file of wandelend in de natuur. Voor iedereen en op ieder moment is er een passende wijze van bidden. Bidden is leven in het aangezicht van God. Bidden is leven in verbondenheid met zijn Zoon Jezus. Amen.

Vorige week hoorden we hoe Jezus op reis gaat naar Jeruzalem. Het verhaal over de reis naar Jeruzalem is een belangrijk onderdeel van het Evangelie volgens Lucas. Tijdens deze reis verkondigt Jezus de Blijde Boodschap. Tot het feest van Christus Koning lezen we uit dit reisverhaal. Vandaag horen we hoe Jezus tweeënzeventig leerlingen op pad stuurt. Hij zendt hen twee aan twee naar de steden en de plaatsen die Hij zelf van plan is te bezoeken. Zij bereiden de mensen voor op de komst van Jezus. Zij kondigen de komst van Jezus aan. Zij kondigen de komst van het Rijk Gods aan.
De eerste lezing helpt ons de tekst van het Evangelie te begrijpen. Jezus zegt: “De oogst is groot.” Jesaja profeteert: “Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe, en als een onstuimige stroom de schatten der volken.” Jesaja schetst ons een beeld van de overvloedigheid van het Rijk Gods. Er zijn veel arbeiders nodig deze grote oogst binnen te halen en uit te delen. De tweeënzeventig leerlingen doen dit door vrede te brengen, zieken te genezen en demonen uit te drijven.
Vol vreugde keren zij terug van hun opdracht. In Jezus’ naam hebben ze duivels aan zich kunnen onderwerpen. Zij waren in staat het kwaad te bestrijden. Ook wij zijn geroepen om als leerlingen van Jezus de overvloedigheid van het Rijk Gods uit te delen. Mogelijk is uw eerste gedachte daarbij dezelfde als de mijne. Ik heb ik niet direct de indruk dat ik bezig ben het kwaad te bestrijden en in Jezus’ naam duivels te onderwerpen.
Wat ik wel ervaar is de vreugde die het mensen brengt te mogen delen in de Blijde Boodschap, de vreugde te mogen deelnemen in het Rijk Gods. Een voorbeeld. Een aantal keren per jaar mag kinderen dopen. Dat brengt altijd grote vreugde bij de ouders. Zij zijn echt blij te horen dat hun kind een kind van God is. Ruim een maand geleden doopte ik een jongetje van drieënhalf jaar. Ik keek hem indringend aan en vertelde hem dat hij een kind van God is. De boodschap drong tot hem door. Hij werd er echt blij van en hij reageerde door zijn duim op te steken. Hoe blij kan een kind zijn met de titel ‘kind van God’?
Zoals de meesten van ons ben ook ik gedoopt toen ik pas geboren was. Mijn hele leven ben ik katholiek geweest. Ik weet niet hoe het is om ongelovig te zijn. Hoe anders is dit bij mensen die op latere leeftijd christen worden. Zij hebben bewust een verandering in hun leven meegemaakt. Zij hebben ervaren hoe het is zonder God te leven. Zij kennen de leegte van een goddeloos bestaan. Zij kunnen u vaak wel vertellen hoe het geloof hen geluk en vreugde bracht.
Zo zien we hoe geluk en vreugde en het kwaad met elkaar te maken hebben. De leegte van een goddeloos bestaan is het grote kwaad van onze tijd. De filosoof Nietzsche verwoordde dit ruim honderd jaar geleden met de uitspraak ‘God is dood’. Als God uit het leven van mensen verdwijnt, verdwijnt daarmee voor velen ook de waarde van het goede, het schone en het ware. Wat rest is een leeg bestaan dat gevuld wordt met louter consumeren. Genieten wordt dan het hoogste doel in het leven, een leven waarin het erom gaat onmiddellijk te doen waar je zin in hebt.
Jezus zegt tegen zijn leerlingen: “Ik heb u macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden.” Wij hoeven geen angst te hebben. Wij hoeven niet bang te zijn voor het kwaad. Maar Jezus zegt ook: “Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.” Het kwaad is de wereld niet uit. Zoals we op onze hoede moeten zijn voor onweer, voor blikseminslag, zo moeten we ook op onze hoede zijn voor het kwaad. Zoals de bliksem kan inslaan zo kan ook het kwaad in ons leven toeslaan. Een levensstijl gericht op alleen maar consumeren en genieten kan ook ons ertoe verleiden God uit het oog te verliezen en geen oog meer te hebben voor het goede, het schone en het ware. Ook wij kunnen vervallen in zelfgenoegzaamheid.
Alleen het Rijk Gods brengt ons werkelijk vreugde en geluk. Alleen de weg van Jezus leidt ons tot onze bestemming. Alleen de liefde voor God en voor de medemens is het doel van ons leven. Jesaja laat ons zien welke vreugde dit brengt. De apostel Paulus noemt het Rijk Gods de nieuwe schepping. Wij worden geroepen nieuwe schepping te zijn. Dan komen vrede en barmhartigheid over ons. Jezus roept ons op deze Blijde Boodschap aan allen te verkondigen. Hij roept ons op alle mensen tot zijn leerlingen te maken. Het kwaad zal ons daar niet van kunnen weerhouden. De oogst is groot en wij mogen daarin delen en van uitdelen. Amen.

“Geeft gij hun maar te eten.” Jezus nodigt ons uit te delen. We vieren Sacramentsdag. We vieren de instelling van de Eucharistie. We gaan terug naar Witte Donderdag, naar het laatste avondmaal op de avond voor het lijden en sterven van Jezus. Paulus schrijft: “Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt verkondigt gij de dood des Heren totdat Hij wederkomt.” In de Eucharistie vieren wij telkens weer het mysterie van Pasen: het mysterie van ons geloof in de verrezen Christus. Hij die voor ons zijn leven gaf, is door God tot leven gewekt. En Hij zal terugkeren aan het einde der tijden. Jezus Christus gaf zijn leven voor ons. Hij ging in zijn liefde voor ons mensen tot het uiterste toe. Hij gaf zijn leven om ons leven te geven. Hij maakte ons vrij om in liefde met en voor elkaar te leven.
In het Evangelie horen we hoe Jezus de apostelen vertelt dat de liefde voor de medemens om concrete daden vraagt. “Geeft gij hun maar te eten.” Hij vraagt hen niet hun overvloed met de anderen te delen. Nee, Hij vraagt hen vanuit hun armoede te delen. Ze hebben slechts vijf broden en twee vissen. Als je rijk bent en leeft in overvloed kun je gemakkelijk wat missen. Het is zelfs de vraag of je iets zult missen als je een klein deel van je rijkdom weggeeft. Vijf broden en twee vissen is voor Jezus en de twaalf apostelen echt een zeer sobere maaltijd. Vanuit die armoede vraagt Jezus hen te delen. Zij zullen werkelijk wat gaan missen.
Op deze wijze laat Jezus ons zien wat liefde werkelijk is. Liefde kent geen grenzen. Liefde is oneindig. Liefde opent een geheel nieuwe werkelijkheid. Liefde brengt ons op een hoger plan. Liefde creëert een nieuwe vorm van rijkdom en overvloed. Liefde kent ook niet de grens van de dood. Dit geldt ook voor de liefde van Christus voor ons. Zijn liefde, Gods liefde is onbegrensd. Als teken van zijn blijvende liefde voor ons gaf Jezus ons het teken van Brood en Wijn. Hij deelt zijn Lichaam en Bloed met ons. Hij geeft ons Brood ten leven. Hij laat ons delen in zijn eigen bestaan, in zijn eigen leven. Wij mogen leven in zijn goddelijke liefde, in zijn goddelijke rijkdom en overvloed. Jezus gebruikt de tekenen van brood en wijn. Brood als symbool voor ons dagelijks voedsel, brood dat wij lichamelijk nodig hebben om te leven. Daarnaast is er de wijn als symbool voor de vreugde, wijn als symbool voor de goddelijke overvloed die ons ten deel valt.
Bij delen gaat het niet alleen om geven. Het gaat ook om ontvangen. Liefde is de basis van het delen. Liefde vraagt altijd twee partijen. Liefde is alleen mogelijk in een relatie. Ook delen vraagt om een relatie. Wie niet kan ontvangen, kan ook niet geven. Wie onafhankelijk wil zijn, kan een ander niet ondersteunen. Delen is niet alleen het verdelen van geld en goed. Delen is ook deelnemen aan, delen in en deel zijn van. Wij mogen deel zijn van een gemeenschap. We mogen deel zijn van het Lichaam van Christus. Hij geeft ons zijn liefde. Wij mogen zijn leerling zijn. Zo zijn we geroepen te delen in zijn goddelijk leven.
Jezus zegt ons “Geeft gij hun maar te eten.” Jezus roept ons op het Brood dat Hij geeft door te geven. Hij roept zijn leerlingen, Hij roept ons op zijn liefde te delen met onze medemens. “Geeft gij hun maar te eten.” Samen eten is gemeenschap vormen. Jezus vraagt ons relaties met andere mensen aan te gaan. Hij vraagt ons gemeenschap te vormen met de anderen. Hij vraagt ons een netwerk van liefde op te bouwen. Elders in zijn brief schrijft Paulus dat wij allen één lichaam vormen doordat we allen deel hebben aan het ene brood. (1 Kor 10,17) Samen Eucharistie vieren is vieren dat we een gemeenschap vormen, dat wij samen als Kerk een netwerk van liefde vormen.
“Geeft gij hun maar te eten.” Wij worden uitgenodigd ons te verbinden met de anderen. We worden uitgenodigd tot een netwerk van liefde. Een netwerk van solidariteit en barmhartigheid. Als we delen in deze gemeenschap, delen we in het Lichaam van Christus en verbinden wij ons met Hem. Als we delen met anderen, geven we concreet vorm aan de liefde waartoe wij geroepen zijn. Als we delen, geven we van wat wij ontvangen. Als we delen komen we werkelijk tot leven. Als we delen worden we gelukkige mensen. Amen.

“De lente brengt ons weer bloemen en zon. Overal zien we weer het jonge groen in al zijn frischheid en bekoorlijkheid door de lentezon bestraald en doorweven met bloemen. Het is Nederlands glorie, dat het zulke mooie bloemen heeft en men noemt het daarom vaak den tuin van Europa. Van heinde en verre komt men onze bloemenvelden zien en de boomgaarden in schitterende bloesempracht. Nu is Holland op zijn mooist, nu bloeit en geurt de Betuwe en waar men nu in Nederland komt, in dorp en stad in land en bosch, het zijn overal bloemen, die we zien. Men biedt ze in bossen aan om ze tot in de huiskamer te brengen, zoo’n overvloed is er. En wij verlustigen ons in de schoonheid van die bloemenweelde en voelen ons hart overstroomd van genot bij het genieten van die zeldzame pracht en heerlijkheid.”
Dit is het begin van een inleiding van pater Titus Brandsma tijdens studiedagen van de Interdiocesane Jeugdcommissie in april 1938. “De bloem in de Zon. Dat is de jongen, dat is het meisje, dat in liturgisch leven de volheid van Gods genade deelachtig wordt en geniet van de heerlijkheid en vruchtbaarheid dier goddelijke genade.” De complete tekst en andere teksten van Titus Brandsma vindt u op: https://titusbrandsmateksten.nl/.
Opgegroeid op het Friese platteland wist Titus Brandsma zich innig verbonden met de natuur. Dat vinden we terug in zijn bloemrijke taal en in zijn visie op de schepping. In een speech over dierenbescherming zegt hij: “Ons bestaan is vertakt met dat van millioenen wezens, wij duizelen als wij de betrekkingen zoeken, waarin wij tot de schepping staan, in afhankelijkheid, zoo gij wilt, maar dan toch in een zeer weldadige afhankelijkheid, welke miskennen van enge bekrompenheid zou getuigen.” Tijdens colleges in de Verenigde Staten spreekt hij over de Niagara watervallen: “Ik zie niet slechts den rijkdom van de natuur van het water (…), ik zie God werken in het werk zijner handen en de openbaring zijner liefde”.
Duurzaamheid was geen thema in de tijd waarin Titus Brandsma leefde. In onze tijd zou hij zich zeker ingezet hebben voor de zorg voor de schepping. Zijn verbondenheid met God bracht hem tot maatschappelijk engagement. Hij streed voor vrijheid en vrede, katholieke emancipatie, onderwijs en vrije pers. Hij was een maatschappelijk bewogen mysticus met aandacht voor alle schepselen en heel de schepping. Zijn heiligverklaring is op 15 mei 2022.
Artikel in het maandblad van de KBO Voorburg, Contact mei 2021
Ook gepubliceerd op de website Kerk en Milieu.

In de Handelingen van de Apostelen lezen we hoe de heilige Geest neerdaalt op de apostelen en hoe Hij zijn gaven aan de apostelen geeft. Zo gaat in vervulling wat Jezus hen beloofde: “Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere Helper geven.” De heilige Geest schenkt ons zijn gaven in zevenvoud: wijsheid, inzicht, raad, moed, liefde, kennis en ontzag voor de Heer.
Jezus legt in het Evangelie de nadruk op de liefde. De heilige Geest is een Geest van liefde en van gemeenschap, een Geest van verbondenheid en van solidariteit. Wij ontvangen de heilige Geest niet als op zichzelf staande individuen. Wij ontvangen de heilige Geest als leden van een gemeenschap, in verbondenheid met elkaar en in verbondenheid met Jezus. Jezus zegt tegen zijn leerlingen en dus ook tegen ons: “Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.” De tekst die we vandaag gelezen hebben, is uit de lange afscheidsrede van Jezus op de avond voor zijn lijden en sterven. Iets verderop zegt Jezus: “Dit is mijn gebod dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad.” (Joh 15,12)
Ik weet niet hoe u hierop reageert, maar voor mij is de combinatie van liefde en geboden verrassend. Bij geboden denk ik niet direct aan liefde en bij liefde denk ik niet direct aan geboden. Liefde kun je niet verplichten. Liefde ontstaat, liefde gebeurt. Liefde overkomt je. Maar dat betekent ook weer niet dat je er in het geheel geen invloed op hebt. Je kunt je openstellen voor de liefde en je kunt je er ook voor afsluiten.
Een Syriër vertelde me ooit hoe hij zijn vrouw leerde liefhebben. Het huwelijk was door zijn ouders geregeld. Dat vond hij een goede zaak. Zijn ouders konden veel beter beoordelen wie er bij hem paste dan hijzelf. Het echtpaar had zich opengesteld voor de liefde voor elkaar. En zo was er echte liefde tussen hen ontstaan. Ze hadden een goed huwelijk. Voor ons is dit een vreemde gang van zaken maar blijkbaar is ook dit een weg naar de liefde.
Liefde kent vele vormen en gradaties. De liefde tussen geliefden is anders dan tussen vrienden, en ook weer anders dan tussen familieleden, buren, collega’s et cetera. Het gemeenschappelijke is dat er een vorm van verbondenheid is. Mensen weten zich op een of andere wijze met elkaar verbonden. Verbondenheid tussen mensen wordt vaak door de omstandigheden bepaalt. Je groeit op in een gezin, je woont in een straat, je ontmoet collega’s. Met al deze mensen heb je een meer of minder intensieve relatie. De intensiteit van de relatie bepaal je in grote mate zelf. Daarnaast kun je ook bewust op zoek gaan naar verbondenheid. Je kunt je bijvoorbeeld aansluiten bij een vereniging. Gezamenlijke interesses zijn vaak een basis voor verbondenheid met elkaar.
Verbondenheid is werkelijk iets anders dan vluchtige contacten. Het is meer dan een leuke ontmoeting of een gezellige avond. Bij verbondenheid hoort ook bestendigheid en trouw. Verbondenheid is niet een vorm van consumeren, van alleen maar ontvangen. Bij verbondenheid gaat het op de eerste plaats er voor elkaar te zijn. Zo is verbondenheid een vorm van liefde. Paulus schrijft in zijn brief over zelfzuchtig leven en zelfgenoegzaamheid. Deze vormen van zelfgerichtheid staan een verbondenheid met God en met de medemens in de weg. Zij zijn strijdig met de Geest van liefde en verbondenheid. Jezus vraagt ons dat wij ons met Hem verbinden zoals Hij zich met ons verbonden heeft. Als leerlingen van Jezus zoeken we die verbondenheid met Hem. Door ons gezamenlijk met Jezus te verbinden, verbinden wij ons ook met elkaar. Door van Hem te houden, houden wij mensen ook van elkaar.
Nog even terug naar die oproep van Jezus: “Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.” Een paar regels verderop zien we dat Jezus het niet over geboden heeft, maar over woorden. Daarmee bedoelt Hij blijkbaar hetzelfde. We zien dit ook bij de tien geboden. Daar wordt het Hebreeuws ook wel vertaald met de ‘tien woorden’. Het woord gebod moeten we blijkbaar ruimer opvatten dan we gewend zijn. Voor ons is een gebod iets wat je hoe dan ook moet doen of anders volgt er een flinke straf. Mogelijk komen begrippen als richtlijnen en aanwijzingen meer in de richting van wat Jezus hier bedoelt. Zoals ik al zei je kunt niet liefhebben omdat het moet. Je kunt liefhebben omdat je dat vooral zelf wilt.
Uit die liefde volgt automatisch dat je doet wat de ander graag wil. Je zult zijn of haar goede raad opvolgen en wensen willen vervullen. De liefde, de verbondenheid is de basis voor een goed en gelukkig leven. De heilige Geest helpt ons dit spoor te volgen. De Geest van liefde, van solidariteit en verbondenheid doet ons leven in verbondenheid. Hij houdt ons af van zelfzucht en zelfgenoegzaamheid. Hij richt ons op elkaar. Zo leven wij met elkaar verbonden in de Geest. Amen.

“Onder de vele vragen, welke ik mijzelven stel, houdt wel geen mij meer bezig dan het raadsel, dat de zich ontwikkelende mensch, prat en fier op zijn vooruitgang, zich in zoo grooten getale afkeert van God. Ontstellend is het, dat wij in onzen tijd van zoo grooten vooruitgang op allerlei gebied staan voor een, als een besmettelijke ziekte voortwoekerende Godsonteering en Godsontkenning. Hoe is het Godsbeeld zoo verduisterd, dat zoovelen er niet meer door getroffen worden?”
Met deze woorden opent pater Titus Brandsma in 1932 als rector magnificus van de katholieke universiteit van Nijmegen zijn rede ter gelegenheid van de negende verjaardag van de universiteit. In deze toespraak zoekt hij naar antwoorden op deze vragen. Allereerst is het de vraag aan wie ligt deze Godsontkenning: aan de mensen die zich van God afkeren of aan ons? Schieten wij tekort in onze opdracht het Evangelie te verkondigen? Vervolgens constateert Titus: “Wij leven in een tijd van groote verwarring in het rijk der gedachte. De meest tegenstrijdige stelsels worden als waarheid gehuldigd en door erkende geleerden met geestdrift verdedigd.”
Deze woorden van negentig jaar geleden zijn nog steeds actueel. In zijn toespraak – getiteld ‘Godsbegrip’ – staat Brandsma uitvoerig stil bij de vele godsbeelden die er in de loop van de geschiedenis zijn geweest. Hiermee wordt duidelijk dat iedere tijd een eigen Godsbeeld kent. “Nieuwe tijden vragen nieuwe vormen.” Dat leidt als eerste tot de vraag: “Wat is het Godsbeeld, dat wij dragen? Zal het sterk zijn en in staat, de wereld te veroveren voor Hem.” De tweede vraag is: welk Godsbegrip heeft deze tijd nodig? Het antwoord van Titus op deze vraag is: “Wij moeten allereerst God zien als den diepsten grond van ons wezen, verholen in het meest innerlijke onzer natuur, maar daar toch te zien en te aanschouwen, na eerste beredeneering duidelijk kenbaar, bij geregelde instelling daarop zonder telkens herhaalde beredeneering en als bij intuitie, zoodat wij ons zien in voortdurende aanschouwing Gods en Hem niet slechts aanbidden in ons eigen wezen maar evenzeer in alles, wat bestaat, allereerst in den medemensch, maar dan ook in de natuur, in het heelal, alom tegenwoordig en alles doordringend met het werk zijner handen. Die inwoning en inwerking Gods moet niet enkel het voorwerp van intuitie wezen, maar zich in ons leven openbaren, in onze woorden en daden tot uitdrukking komen, uitstralen uit heel ons wezen en optreden.”
Voor Titus Brandsma is God de diepste grond van ons wezen. God ligt verborgen in het meest wezenlijke van ons menszijn. God vinden we in onszelf, in elkaar en ook in de natuur. Dat is onze zoektocht en onze levensopdracht. Bij Titus gaan persoonlijke devotie en maatschappelijke betrokkenheid hand in hand. Bij Titus is er geen sprake van een tegenstelling tussen deze twee.
Veertig, vijftig jaar geleden was er in onze kerken veel aandacht voor sociaal engagement. Ons geloof werd zichtbaar in onze maatschappelijke betrokkenheid. Veel jongeren van nu zijn veel meer op zoek naar een persoonlijke relatie met God en met Jezus. Zij willen zich werkelijk met Jezus verbinden. Vaak is een nieuwe vorm een reactie op een vorige. Titus waarschuwt: “Alle eenzijdige instelling wreekt zich en doet behoefte ontstaan aan hetgeen werd verwaarloosd.”
Het is onze opdracht in deze tijd te getuigen van God, zijn aanwezigheid en liefde voor alle mensen in de wereld van vandaag met woord en daad te verkondigen. Leerling zijn van Jezus is niet alleen een kwestie van zijn voorbeeld volgen. Leerling zijn vraagt op de eerste plaats om een relatie met de leraar. In het leerling zijn komen beide hiervoor genoemde aspecten samen. Leerling zijn van Jezus vraagt werken aan een persoonlijke relatie met Jezus én het vraagt – net als Jezus – ons leven dienstbaar maken aan de medemens.
Het leven en martelaarschap van Titus Brandsma is te begrijpen vanuit zijn intieme relatie met God. Titus inspireert ons om te werken aan een persoonlijke relatie met God en van daaruit elkaar en de hele schepping lief te hebben. Titus inspireert ons om tegen de waan van de dag in te gaan en voor de waarheid te blijven strijden. Titus inspireert ons tot een andere relatie met het lijden. Minder ontkennend, creatiever, liefdevoller en het te zien in het perspectief van het totale leven in verbondenheid met Jezus. Vandaag vieren we de heiligverklaring van pater Titus Brandsma. Hij is voor ons een bron van inspiratie. Hij is ook onze voorspraak bij God. Amen.

“Sjaloom. Vrede zij u.” Het zijn gewone begroetingswoorden waarmee Jezus de apostelen begroet. Maar vandaag klinken ze toch anders dan gebruikelijk. Dat geldt ook voor de apostelen. Jezus herhaalt deze woorden nog een keer. Zo wordt de nieuwe betekenis extra duidelijk. “Vrede zij u.” Uit de mond van de verrezen Heer is het meer dan een groet, is het meer dan een wens. Vandaag zijn deze woorden geen wens, maar een toezegging. De vrede van de Heer is werkelijkheid geworden. Langzaam dringt het tot de apostelen door. Vandaar de herhaling. Jezus zegt hen dat zij mogen delen in zijn vrede. Die toezegging is er niet alleen voor de apostelen. Die toezegging van de vrede is er ook voor ons. Wij allen mogen delen in de vrede van Christus.
“Vrede zij u.” Deze nieuwe werkelijkheid vormt de basis voor de opdracht die Jezus aan zijn leerlingen geeft. Het is hun opdracht en het is ook onze opdracht de missie van Jezus voort te zetten. “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u.” Hier begint de Kerk. De Kerk is het instrument om de missie van Jezus voort te zetten. De missie van Jezus heeft de Kerk als werktuig. Deze missionaire opdracht kunnen wij, kan de Kerk niet zonder de hulp van de heilige Geest. Zonder de kracht, zonder de bezieling van de heilige Geest zijn wij machteloos.
Jezus blies na het uitspreken van zijn woorden zijn adem uit over de leerlingen. Zoals God Adam zijn adem heeft ingeblazen en hem het leven gaf, zo geeft Jezus ons met zijn adem, met de heilige Geest nieuw leven. Jezus verwijst hier naar wat op Pinksteren zal gebeuren. Op Pinksteren zullen de apostelen de heilige Geest ontvangen. Nadat Jezus ten hemel is opgestegen zend Hij hen zijn Helper. Met de komst van de heilige Geest krijgt de Kerk werkelijk gestalte.
“Vrede zij u”, dat is de missie van Jezus die wij met de hulp van de heiige Geest mogen verkondigen. In vrede leven kent drie dimensies: in vrede leven met jezelf, in vrede leven met God en in vrede leven met elkaar. Deze drie dimensies van vrede hangen met elkaar samen en vragen om verzoening, verzoening met ons zelf, verzoening met God en verzoening met elkaar. Om dat mogelijk te maken geeft Jezus ons niet alleen de heilige Geest. Jezus stelt ons ook in staat elkaar vergeving te schenken. Het grote verlossingswerk dat Jezus met zijn leven, lijden en sterven heeft verricht en dat met zijn verrijzenis is bevestigd, is ons, is de Kerk in handen gegeven in het sacrament van Boete en Verzoening.
Ook bij de vergeving blijft het niet bij een wens. Ook de vergeving komt daadwerkelijk tot stand. De vergeving vindt werkelijk plaats. Wij worden verlost van onze zonden, onze tekortkoningen worden ons vergeven. Door de vergeving van de zonden kunnen wij in vrede leven: in vrede met onszelf, in vrede met God en in vrede met elkaar. Zo wordt ons telkens weer nieuw leven geschonken. Zo kunnen we leven in Jezus Naam.
In het boek Openbaring schrijft Johannes over Jezus: “Vrees niet. Ik ben het, de Eerste en de Laatste, de Levende. Ik was dood, en zie Ik leef in de eeuwen der eeuwen. En Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.” De verrezen Heer is de Levende. Eerder al heeft Jezus van zichzelf gezegd: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” Jezus geeft ons leven. Hij is het leven zelf. Door in Hem te geloven mogen wij leven in zijn Naam. Door ons geloof in Jezus Christus, de Zoon van God, wordt ons leven op een hoger plan gebracht. Alle mensen – gelovigen en ongelovigen – ontvangen het leven. De mensen die in Jezus geloven, die zich met Hem verbonden weten: over hen schrijft de evangelist Johannes dat zij mogen leven in Jezus’ Naam. Zij hebben toegang tot het volle leven, het eeuwig leven, het leven met de Levende, het leven met de verrezen Heer.
Op deze zondag van de goddelijke barmhartigheid hebben wij in het bijzonder aandacht voor de mensen in de gevangenis. Het verlossingswerk van Jezus is er ook voor hen. Ook hen wordt vergeving en vrede toegezegd. Ook zij zijn onze broeders en zusters. Wij kunnen ook hen onze aandacht en liefde schenken. Zij mogen delen in de liefde die God ons schenkt, en in de vrede die Jezus alle mensen brengt. Ook voor hen is er de weg van verzoening. en ligt er de belofte van het volle leven, het leven met Christus. Amen.

“Hij zag en geloofde.” Met een paar simpele woorden geeft Johannes aan hoe hij tot geloof kwam. Hoe Petrus de aanblik van het lege graf verwerkt, vertelt het verhaal niet. Misschien had hij wat meer tijd nodig. Misschien realiseerde hij zich niet direct wat het lege graf voor hem betekende. Maar ook hij kwam tot het geloof en legde daarvan getuigenis af, zoals wij hebben gehoord in de eerste lezing. In de tweede lezing getuigt Paulus van zijn geloof. Hij heeft het lege graf niet gezien. Hij heeft op een andere wijze ervaren, dat Christus voor hem leeft.
Zien, ervaren, geloven. Maar daar blijft het niet bij. Petrus en Paulus laten ons zien dat het verder gaat dan dat. Geloven heeft verregaande consequenties voor je leven. Het gaat dus niet om drie woorden maar om vier: Zien, ervaren, geloven en leven. Pasen is het feest van bevrijding en verlossing. Het is het feest van nieuw leven. “Zie Ik maak alles nieuw.” Pasen is het feest van de hoop. Hopen betekent niet dat we rustig kunnen afwachten, totdat het goed komt. Hopen leidt niet tot passiviteit, maar juist tot activiteit. Hopen betekent dat ik, dat u, dat wij iets kunnen doen, iets kunnen doen om de situatie te verbeteren, om ervoor te zorgen dat alles nieuw wordt, dat we tot nieuw leven komen.
Hoop is dus iets anders dan optimisme. Optimisme leidt tot passiviteit, hoop leidt tot actie. Bij hoopvolle mensen is er geen ruimte voor zelfgenoegzaamheid. Hoopvolle mensen roepen niet dat ze in een gaaf land wonen. Dat doen politici die niet plan zijn werkelijk de situatie te verbeteren. Aan een gaaf land valt natuurlijk weinig te verbeteren. Dat is lekker goedkoop. Verbeteringen kosten geld en inspanning. Zelfgenoegzame mensen houden daar niet van.
Ik zal niet beweren dat Nederland een slecht land is om te leven, maar er zijn wel tal van zaken die om verbetering vragen. Wat dacht u van de flexwerkers, migranten en Oost-Europeanen, mensen die hier onder barre omstandigheden en tegen lage betaling hun werk doen. Het begrip moderne slavernij is hier zeker van toepassing. Wat moeten we denken van de vastgelopen zorg en wat van jonge huisartsen die van pure ellende maar iets anders gaan doen? Wat is dit voor een land waarin burgers als misdadigers worden behandeld omdat hun achternaam op een buitenlandse achtergrond wijst? Zo maar wat zaken die regelmatig in het nieuws zijn.
Voor velen is Nederland helemaal geen gaaf land. Dit is een land van mooie plannen en schone schijn. Hoe zit het eigenlijk met onze christelijke waarden die basis zouden vormen van onze cultuur? Er worden grote woorden gesproken over onze joods-christelijke cultuur. Leven we werkelijk nog in een joods-christelijk land? Of is het alleen maar de bedoeling om mensen van andere religies op deze manier in diskrediet te brengen.
Pasen is het feest van hoop, het feest van nieuw leven. Dat betekent aan het werk! Wij zijn er – als leerlingen van Jezus – voor verantwoordelijk dat deze hoopvolle boodschap voor alle mensen geldt. Voor ons hier geldt dat we deze boodschap moeten uitdragen. Leerling van Jezus zijn is op de eerste plaats zijn Blijde Boodschap verkondigen. Het is onze opdracht te verkondigen dat alle mensen aan elkaar gelijkwaardig zijn, dat iedereen het recht heeft om gelukkig te worden.
Zien, ervaren, geloven betekent dat ook wij – net als Petrus en Paulus – ons leven in overeenstemming brengen met ons geloof. Petrus deed dat door van zijn geloof te getuigen. Het geloof heeft zijn leven wezenlijk veranderd. Paulus zegt ons: “Zint op het hemelse, niet op het aardse.” Dat betekent niet dat we ons vooral moeten richten op een leven na de dood. Het gaat er juist om dat we ons in dit aardse leven richten op de zaken die werkelijk belangrijk zijn, dat we ons richten op het geluk en welzijn van alle mensen, dat de liefde de enige maat is waarmee we onze daden beoordelen.
Vandaag zingen we alleluja. Dat betekent: looft de Heer met vreugde. Vorige week op Palmzondag riepen we hosanna. De pastoor heeft toen uitgelegd dat dat ‘help nu’ betekent. Alleluja zingen is goed. We zijn vervult van vreugde. Het is goed om dat aan de wereld te laten weten. We zijn geroepen om tot een betere wereld te komen, om tot nieuw leven te komen en om alles nieuw te maken. Dat kunnen we niet alleen, daarvoor is Gods hulp noodzakelijk. Daarom is het belangrijk om ook voortdurend hosanna te roepen: Help nu, God kom ons te hulp en geef ons vrede. Wij zwakke mensen hebben een grote opdracht. God, laat de wereld zien hoe U in onze zwakheid uw kracht en uw grote daden zichtbaar maakt. Amen.