Christus Koning 2015; Da 7,13-14; Apk 1,5-8; Joh 18,33-37

De profeet Daniël ziet een mens die bekleed wordt met luister en koninklijke macht. Voor ons is dit duidelijk een profetie over het koningschap van Christus. Ook de openbaring van Johannes spreekt in termen die wij passend vinden bij dat koningschap. “Hem zij de heerlijkheid en de macht in de eeuwen der eeuwen! Amen.” Hoe waar deze beelden van het koningschap ook zijn, in het Evangelie zien we een totaal andere Koning. Jezus zegt: “Mijn koningschap is niet van deze wereld.” Wat dit betekent, weten we uit het vervolg op de gelezen tekst: “Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten Hem die op het hoofd en wierpen Hem een purperen mantel om. Ze traden op Hem toe en zeiden: ‘Gegroet , koning der Joden!’ En zij sloegen Hem in het gezicht.” (Joh 19,1-3)
Verheven beelden van het koningschap en het beeld van een verschoppeling, beelden die tegelijkertijd waar zijn. Zij sluiten elkaar niet uit. Zij vullen elkaar aan. Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren wij het hoogfeest van Christus Koning, Christus: Koning van het heelal. We vieren het als een bekroning van het kerkelijk jaar, als een bekroning van het leven en heilswerk van Jezus Christus.
Ja, het is feest vandaag, maar toch is deze dag niet te vergelijken met de koningsdag, waarop onze wereldse koning geëerd wordt. Jezus Christus – onze Koning – is ook een verschoppeling. Hij wordt bespot en vernederd en sterft aan het kruis. Hij toont niet het krachtig en zelfbewust leiderschap waar velen in deze tijd vragen om met macht de orde tot stand te brengen. Hij kiest een geheel andere weg dan we van wereldse heersers gewend zijn. Hij zegt ook van zichzelf: “De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.” (Mc 10,45) Christus Koning is niet een feest van alleen pracht en praal. Het is niet een feest van alleen gezelligheid en leuke dingen. Dit feest confronteert ons ook met de totaal andere weg die Jezus kiest: de weg van de liefde, de weg van de opoffering, de weg van de verschoppeling. Hij is het ook die zichzelf herkent in de mens in nood. Hij is de mens die honger en dorst heeft. Hij is de zieke, de gevangene, de vluchteling.
Jezus draait voortdurend de zaak om. Hij laat ons telkens weer met andere ogen naar de waarheid kijken. Waar wij een koning verwachten verschijnt een verschoppeling. Waar wij een heerser verwachten verschijnt een dienaar. Waar wij een machthebber verwachten verschijnt een mens in nood. Waar wij een grootheid verwachten verschijnt de kleinste van allen. Waar wij geweld verwachten komt Hij met liefde. Jezus maakt het ons niet gemakkelijk. In de taal van vandaag: Hij haalt ons uit onze comfort zone. Het feest van Christus Koning geeft ons een ongemakkelijk gevoel.
Jezus Christus erkennen als onze Koning houdt ook in dat wij Hem willen navolgen, Hem, “die ons gemaakt heeft tot een koninkrijk van priesters.” Petrus schrijft in zijn eerste brief: “Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie.” (1 Pe 2,9) Als volk van God hebben wij het gemeenschappelijk priesterschap: wij delen in het priesterschap en het koningschap van Christus. Wij proberen Christus na te volgen in zijn koninklijk priesterschap. Wij willen een gelovig antwoord op Gods heilswerk in Christus geven. Hij nodigt ons uit te handelen als koningen door ons in dienst te stellen van anderen en niet in de eerste plaats ons eigen belang te zoeken. Daarom vieren wij het feest van Christus Koning als een diaconaal feest.
Dit feest leert ons te kijken met de ogen van Jezus. Zo leren wij de diepere dimensie van onze werkelijkheid te begrijpen. Zo ontdekken we hoezeer God de wereld bemint en haar steeds weer tot liefde voor Hem brengt. Het is Gods liefde voor ons die ons brengt tot liefde voor elkaar. Zo zijn wij een werktuig in de hand van God. Wij brengen niet op eigen kracht de verbetering van de wereld tot stand. Het is Gods genade die ons dit laat doen. Jezus geeft ons niet alleen een ongemakkelijk gevoel. Hij geeft ons ook het geloof en het vertrouwen dat God ons nabij is. Wij staan er nooit alleen voor. Wij hoeven niet de last van de wereld op onze schouders te nemen. Wat er van ons gevraagd wordt dat wij in geloof onze bijdrage leveren, dat wij met God meewerken aan een betere wereld.
Het is een opdracht van de Kerk om dienstbaar te zijn aan de wereld. Die opdracht hebben wij ook als parochie, als gemeenschap van gelovigen. Ieder van ons levert als deel van de gemeenschap zijn aandeel. Wij allen zijn geroepen om de naastenliefde in de praktijk te brengen. Ieder van ons kan hierin het zijne doen. De een door actief aan de slag te gaan; de ander door financiële ondersteuning te bieden aan het goede werk. Voor allen geldt dat het handelen altijd gepaard kan gaan met gebed. Ook in het gebed kunnen wij werkelijk gestalte geven aan onze liefde voor elkaar.
Christus kwam om te dienen, niet om gediend te worden. Hij kwam met liefde, niet met macht en geweld. Laten wij Hem daarin navolgen. Amen.