Spring naar inhoud

Barmhartig als de Vader

27 januari 2016

Eerst wat toelichting van begrippen. Daarna wordt in gegaan op de barmhartigheid.

Wat is een heilig jaar? Het heilig jaar of jubeljaar vindt zijn oorsprong in het joodse jubeljaar. Levitus 25 beschrijft hoe er elke zeven jaar een sabbatsjaar zal zijn: een jaar van rust voor het land. Na zeven sabbatsjaren volgt in het vijftigste jaar een jubeljaar, waarin voor iedereen kwijtschelding wordt afgekondigd. Het is een jaar van herstel. Jezus verwijst hiernaar als Hij zegt: “De geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien: om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.” (Lucas 4,18-19) In de Middeleeuwen ontstond in de Kerk het heilig jaar. Het was een bijzonder jaar van pelgrimage naar Rome, waar in ieder geval de vier belangrijkste kerken bezocht werden. Ook hierbij zijn kwijtschelding en herstel belangrijk. Nu gaat het om het herstel van de relatie met God en om de kwijtschelding van zonden. Om iedereen in de gelegenheid te stellen een heilig jaar mee te maken, is er iedere vijfentwintig jaar een heilig jaar. Daarnaast kan de paus ook tussendoor een heilig jaar afkondigen.

Aan het begin van het heilig jaar opent de paus de heilige deur van de Sint Pieter. Aan het einde van het jaar wordt deze weer gesloten. Ook de andere drie basilieken hebben een heilige deur. De paus opent de deur met de woorden: “Aperite mihi portas iustitiae.” (Open voor mij de poorten der gerechtigheid.) Deze tekst verwijst naar Psalm 118,19-21: “Open de poort die gerechtigheid heet, ik wil naar binnen en de Heer danken. Hier is de poort van de Heer, hier mag binnen wie rechtvaardig blijkt. U dank ik, U hebt mij verhoord, U bent mijn redder gebleken.” Zo is het gaan door de heilige deur een pelgrimage, een daad van bezinning en boetvaardigheid. Om iedereen in de gelegenheid te stellen aan dit ritueel deel te nemen, zijn er deze keer in alle bisdommen wereldwijd heilige deuren geopend. In het bisdom Rotterdam is dat in de basiliek van de heilige Liduina en Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans in Schiedam. Ook in de Bedevaartskerk HH. Martelaren van Gorcum in Den Briel en de kerk van de heilige Jeroen in Noordwijk zal voor korte tijd een heilige deur geopend worden.

Zoals gezegd gaat het om het herstel van de relatie met God en om de kwijtschelding van zonden. Daarin speelt in de katholieke Kerk het sacrament van boete en verzoening een belangrijke rol. Dit sacrament vraagt van de ontvanger van het sacrament oprecht berouw, belijdenis van de zonden en het voornemen het aangedane kwaad daadwerkelijk te herstellen. Daarna volgt de kwijtschelding van de zonden. Dan is er nog de aflaat. Hierover schrijft de paus: “In het sacrament van de verzoening vergeeft God de zonden, die werkelijk worden uitgewist; en toch blijft de negatieve indruk die de zonden in onze gedragingen en onze gedachten hebben achtergelaten. De barmhartigheid van God is echter ook sterker dan dit. Zij wordt kwijtschelding door de Vader, die (…) de zondaar die vergiffenis heeft gekregen, bereikt en hem bevrijdt van iedere rest van het gevolg van de zonde en hem in staat stelt te handelen met naastenliefde, te groeien in de liefde in plaats van weer te vervallen in zonde. (…) Aflaat is de heiligheid van de Kerk ervaren, die deelneemt aan alle weldaden van de verlossing van Christus, opdat de vergeving zich uitstrekt tot de uiterste gevolgen waartoe de liefde van God komt.”[1]

Dit heilig jaar is een jaar van barmhartigheid. De paus schrijft in zijn aankondiging: “Wij willen dit Jubeljaar beleven in het licht van het woord van de Heer: barmhartig als de Vader.”[2] Hij verwijst hiermee naar: “Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is.” (Lucas 6,36).

In het boekje ‘De naam van God is genade’ zegt de paus: “Strikt genomen betekent barmhartigheid je hart openen voor mensen die het moeilijk hebben. En dan komen we meteen bij de Heer: barmhartigheid is de goddelijke wil om te omarmen, waarmee God ons welkom heet door zichzelf te geven en door zich naar ons toe te buigen om ons te vergeven. Jezus heeft gezegd dat Hij niet is gekomen voor de rechtvaardigen, maar voor de zondaars. Hij is niet gekomen voor de gezonde mensen die geen arts nodig hebben, maar voor de zieken. Je zou dus kunnen zeggen dat barmhartigheid de identiteitskaart van onze God is.”[3]

Over de noodzaak van barmhartigheid in deze tijd: “Omdat het een gewonde mensheid is, een mensheid die diepe kwetsuren draagt. Zij weet niet hoe ze die moet behandelen of denkt dat die gewoon onmogelijk te behandelen zijn. En dan gaat het niet alleen om sociale kwalen en mensen die gewond zijn door armoede, door maatschappelijke uitsluiting, door de vele verslavingen van het derde millennium. Ook het relativisme verwondt vele mensen: alles lijkt om het even, alles lijkt hetzelfde. Deze mensheid heeft behoefte aan barmhartigheid. (…) Daar komt tegenwoordig ook nog het drama bij dat we ons kwaad, onze zonde, als onbehandelbaar beschouwen, als iets wat niet kan worden genezen en vergeven. Men heeft geen concrete ervaring met barmhartigheid.”[4]

Over de rol van de Kerk: “De Kerk is niet op de wereld om te veroordelen, maar om de ontmoeting mogelijk te maken met die intense liefde die Gods barmhartigheid is. Om dat mogelijk te maken moeten we naar buiten, dat zeg ik heel vaak. De kerk en de parochie uit, naar buiten om de mensen te gaan zoeken op de plek waar ze wonen, waar ze lijden, waar ze hopen. Het veldhospitaal, het beeld waarmee ik die ‘uitgaande kerk’ altijd graag vergelijk, heeft als kenmerk dat het daar verrijst waar de strijd wordt geleverd: het is niet het solide, volledig uitgeruste bouwwerk waar mensen naartoe gaan om zich te laten behandelen voor hun kleine en grote kwalen. Het is een mobiel gebouw, voor de spoedeisende hulp, de noodgevallen, om te voorkomen dat de strijders sterven. (…). Ik hoop dat het Buitengewoon Jubeljaar steeds meer het gezicht naar boven zal halen van een kerk die de moederlijke gevoelens van barmhartigheid herontdekt en die tegemoetkomt aan de vele ‘gewonden’, die behoefte hebben aan een luisterend oor, begrip, vergeving en liefde.”[5]

Over barmhartigheid en gerechtigheid: “Alleen gerechtigheid is niet voldoende. Met barmhartigheid en vergeving gaat God verder dan gerechtigheid, Hij neemt die op en verheft haar tot iets hogers, waardoor we de liefde kunnen ervaren die het fundament is van ware gerechtigheid. (…)
De mensheid wordt besmet door de goddelijke barmhartigheid. Jezus was God, maar Hij was ook mens, en in zijn persoon vinden we ook de menselijke barmhartigheid. Met barmhartigheid is de gerechtigheid rechtvaardiger, en kan werkelijk tot haar recht komen. Dat betekent niet dat je al te toegeeflijk moet zijn, in die zin dat je de gevangenisdeuren wijd open zet zodat ook mensen met zware misdaden op hun geweten eruit kunnen. Het betekent dat we degenen die zijn gevallen moeten helpen om niet op de grond te blijven liggen. Het is moeilijk om dat in praktijk te brengen, want soms willen we iemand liever voor de rest van zijn leven opsluiten in plaats van ons best doen hem overeind te laten krabbelen en hem te helpen met zijn re-integratie in de samenleving.
God vergeeft alles, Hij biedt iedereen een nieuwe kans, Hij deelt zijn barmhartigheid uit aan iedereen die erom vraagt. Wij zijn zelf degenen die niet kunnen vergeven.”
[6]

Wat kunnen wij zelf? “Je openstellen voor Gods barmhartigheid, jezelf en je hart openen, Jezus toestaan om je tegemoet te komen, met vertrouwen het sacrament van boete en verzoening ervaren. En proberen barmhartig te zijn jegens anderen.”[7]

Over de werken van barmhartigheid: “Ze helpen ons onszelf open te stellen voor Gods barmhartigheid, God te vragen om de genade dat we begrijpen dat iemand zonder barmhartigheid niets kan doen, dat jij dan niets kunt doen, en dat ‘de wereld niet zou bestaan’, zoals die oude vrouw zei die ik in 1992 ontmoette.
Laten we op de eerste plaats kijken naar de zeven lichamelijke werken van barmhartigheid: de hongerigen spijzen; de dorstigen laven; de naakten kleden; de vreemdelingen herbergen; de zieken verzorgen; de gevangenen bezoeken; de doden begraven. Daar valt niet veel aan uit te leggen, toch? En als we naar onze situatie kijken, naar onze samenleving, dan zijn er wat mij betreft volop omstandigheden en gelegenheden om ons heen. Wat staat ons te doen tegenover de dakloze die bij ons voor de deur op straat leeft, tegenover de arme die niets te eten heeft, tegenover het gezin van onze buren dat het eind van de maand niet haalt vanwege de crisis, omdat de buurman zijn baan is kwijtgeraakt? Hoe moeten we ons gedragen tegenover de vluchtelingen die de tocht over zee hebben overleefd en op onze kusten stranden? Wat staat ons te doen tegenover eenzame, in de steek gelaten bejaarden, die niemand meer hebben?
Belangeloos hebben we ontvangen, belangeloos geven we. (…)
Op de zeven lichamelijke werken van barmhartigheid volgen de zeven geestelijke werken van barmhartigheid: in moeilijkheden goede raad geven; de onwetenden onderrichten; de zondaars vermanen; de bedroefden troosten; beledigingen vergeven; het onrecht geduldig verdragen; voor de levenden en overledenen bidden. Laten we even stilstaan bij de eerste vier werken van geestelijke barmhartigheid: komen die in wezen niet overeen met dat wat we hebben omschreven als ‘het apostolaat van het oor’? Naar iemand toe gaan, kunnen luisteren, raad geven, onderwijzen, vooral door het goede voorbeeld te geven. In het omarmen van de verschoppeling die lichamelijk gewond is, in het omarmen van de zondaar die gewond is tot in zijn ziel, daarin staat onze geloofwaardigheid als christenen op het spel.”
[8]

De paus legt veel nadruk op vergeving ontvangen en zelf ook vergeven. Meer dan op de concrete hulpverlening. Je eigen en andermans tekortschieten onder ogen zien en daarin noch jezelf noch de ander af wijzen, is essentieel voor mensen. Het is ook een voorwaarde om tot concrete hulpverlening te komen. De nood van de ander wordt anders maar al te gemakkelijk gezien als: ‘eigen schuld, dikke bult’. In het Onze Vader bidden we: “en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven”. Bij de vraag om ons dagelijks brood ontbreekt deze toevoeging. We bidden niet: en geef ons heden ons dagelijks brood, zoals ook wij aan anderen brood geven. Blijkbaar is elkaar vergeven belangrijker.

Inleiding bij Diaconaal Platform Lansingerland op 26 januari 2016

 

[1] Franciscus, Misericordiae vultus: Bul met de afkondiging van het buitengewone jubileum van de barmhartigheid, 22. Nederlandse tekst op http://www.rkdocumenten.nl.

[2] Ibidem, 13.

[3] Paus Franciscus, De naam God is genade: De paus in gesprek met Andrea Tornielli, Vianen: The House of Books, 2016, 29-30.

[4] Ibidem, 39.

[5] Ibidem, 83-84.

[6] Ibidem, 114, 117-118.

[7] Ibidem, 139.

[8] Ibidem, 140-142.

Geef een reactie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s