Hoop en moed; Js 35,4-7a; Jak 2,1-5; Mc 7,31-37

“Vat moed en vreest niet: Uw God komt om de wraak te voltrekken, God komt om te vergelden en om u te redden.” Wij geloven niet in een wrekende God, maar wel in een God die ons zal redden, een God die zich keert tegen onrecht en die ons vrede brengt en geluk. Op beeldende wijze schetst Jesaja wat wij hopen: een toekomst van voorspoed, vrede en geluk. De hoop op een betere toekomst vindt zijn basis in het geloof in God. Het geloof geeft ons het vertrouwen.
Vanuit het geloof is de hoop onze steun op momenten van duisternis en verlatenheid, op momenten waarop wij het niet meer zien zitten. De hoop doet ons bidden om Gods aanwezigheid als wij het moeilijk hebben. Zij houdt ons gaande en doet ons volharden op onze weg door het leven. Hoop is uitzien naar de toekomst die ons beloofd is. God zal onze hoop in vervulling doen gaan. Zo geeft de hoop ons de moed verder te gaan en niet bang te zijn voor de toekomst. Hierin verschilt de hoop ook van optimisme.
De optimist is niet moedig maar overmoedig. Hij ziet het gevaar niet. Het zal allemaal wel meevallen. Voor de optimist is toekomst alleen maar zonnig, dreigt er geen gevaar en zijn er geen tegenslagen. De hoop daarentegen doet ons niet weglopen van de problemen. De problemen worden niet ontkend maar onder ogen gezien. De hoop geeft ons de kracht gevaren te trotseren en tegenslagen te overwinnen.
God is het fundament van onze hoop. In Jezus Christus wordt God zichtbaar in onze wereld. Met zijn liefde tot het uiterste toe opent Jezus ons de ogen. Door zijn verrijzenis is het kruis een teken van hoop. Jezus laat ons zien dat de liefde leidt een betere wereld. Zijn Koninkrijk is niet van een andere wereld of van oneindig verre toekomst. Zijn Koninkrijk is daar waar mensen in navolging van Hem God en elkaar liefhebben.
Jesaja roept op tot moed. Geloof en hoop geven ons moed. Van de andere kant vragen ze ook om moed. Er is moed voor nodig om trouw aan jezelf te zijn, om trouw te zijn aan datgene dat je ten diepste beweegt en liefhebt. Er is moed voor nodig de weg van de liefde en de waarheid te gaan en er niet voor weg te lopen.
De apostel Jacobus geeft ons een concreet voorbeeld. Jacobus schrijft over de liefde voor de medemens: Hij roept ons op ook de mensen zonder aanzien lief te hebben, onze gastvrijheid voor iedereen te laten gelden en ons niet schuldig te maken aan een kwaadaardige discriminatie. Dat vraagt moed. Dat vraagt dat we niet weglopen voor onze roeping.
Vandaag hebben extra aandacht voor de schepping. Op 1 september was het Wereldgebedsdag voor de schepping. Zorg voor de schepping vraagt ook om hoop en om moed. Zonder hoop worden we doemdenkers. Dan roepen we: “Wat kan ik er aan doen? Het is toch al te laat!” Zonder hoop en zonder het vertrouwen op God gaan we bij de pakken neerzitten.
Paus Franciscus schreef hierover in Laudato si’: “De hoop nodigt ons uit te erkennen dat er altijd een uitweg is, dat wij altijd van koers kunnen veranderen, dat wij altijd iets kunnen doen om de problemen op te lossen.” (LS 61) Zorg voor de schepping vraagt ook moed. Hierover schreef de paus: “Wat voor soort wereld willen wij doorgeven aan hen die na ons zullen komen, aan de kinderen die aan het opgroeien zijn? (…) Als deze vraag moedig wordt gesteld, dan brengt zij ons onherroepelijk tot andere zeer directe vragen. Met wat voor doel gaan wij door deze wereld? Waartoe zijn wij in dit leven gekomen?” (LS 160) Het vraagt moed de problemen onder ogen te zien. Het vraagt moed om onze manier van leven te veranderen. Het vraagt moed om te kiezen voor datgene dat echt belangrijk is.
In het Evangelie horen we hoe Jezus een doofstomme geneest. Hij opent hem de oren en maakt zijn tong los. Als brenger van het heil van God brengt Jezus genezing en brengt Hij mensen tot geloof. Jezus brengt ons het geloof dat vertrouwen, kracht en moed geeft. Kracht en moed hebben wij nodig om ook zelf onze bijdrage te leveren in de bestrijding van onrecht en in de zorg voor de schepping.
Onze doopvieringen kennen het Effeta-ritueel. Verwijzend naar de Evangelietekst van vandaag worden de mond en de oren van de dopeling aangeraakt. Daarbij wordt gebeden dat de dopeling Gods Woord mag kunnen verstaan en dat hij spoedig zijn geloof mag kunnen belijden. Het openen van oren is ook nodig om het huilen van mensen die lijden, het klagen van de armen en de verdrukten en het gekreun van de schepping te kunnen horen. Het losmaken van tongen is nodig om uiting te geven aan onze zorgen, om ruchtbaarheid te geven aan mogelijke veranderingen, om anderen te mobiliseren in beweging te komen, om onze liefde voor medemens en schepping te uiten, om woorden te geven aan onze hoop op een betere toekomst, om van ons vertrouwen en geloof in God te getuigen. Amen.