Hoe God met mensen omgaat

Hoort hoe God met mensen omgaat (GvL 619)
Hoort hoe God met mensen omgaat. In deze Kerstnacht lezen we verschillende verhalen uit de Bijbel. We horen hoe God met mensen omgaat. We zijn op zoek naar herkenning. Wat betekenen die verhalen uit een ver verleden voor ons – hier, in deze tijd?
Genesis 3,2-9
De eerste mensen verliezen hun onschuld. Zij ontdekken dat zij vrij zijn en keuzes kunnen maken. Zij ontdekken het onderscheid tussen goed en kwaad. De vrouw neemt het voortouw. Zij gaat het gesprek aan. Voortaan dragen mensen verantwoordelijkheid voor wat zij doen. Maar God laat hen niet in de steek. God roept mensen steeds weer opnieuw.
Ik sta voor U (GvL 473)
Genesis 8,13.15-17
Noach had de roep van God gehoord. Hij keerde zich af van wat normaal was. Hij liep niet mee met de massa. Hij ging zijn eigen weg. Met Noach begon God een nieuw begin tot zegen voor heel de schepping. Met hem ging God opnieuw een weg van hoop.
Het lied van de verlossing die nabij is (GvL 427)
Genesis 12,1-4a
Ook Abram werd geroepen een eigen weg te gaan. Zo werd hij de vader van allen die in één God geloven: joden, christenen en moslims. Voortdurend is er de roep van God: maak je vrij van alles wat je bindt, van alles wat je tot slaaf maakt. Durf vrij te zijn.
Door de wereld gaat een woord (GvL 431)
Exodus 16,1b-3.11-15
Was alles maar als vroeger. Soms verlangen we terug naar een herinnering. Geloven we in de toekomst? Vertrouwen we erop dat het goed komt? Durven we ons leven in Gods handen te leggen? Zien we het licht of blijven we dolen in het donker?
Al wie dolend in het donker (melodie GvL 637)
Jesaja 9,1-3.5-6
Met kracht verbreekt het licht de duisternis. Er is werkelijk hoop. Er is nieuw leven voor iedereen. De macht van het kwaad wordt gebroken. Het licht draagt ons. Het neemt ons op de schouder. Het Kind wijst ons de weg.
Lied aan het licht (GvL 489)
Jesaja 11,1-2.4a.6-9
Kunnen we werkelijk terug naar het paradijs? Kunnen we terug naar onze onschuld?
We zijn onderweg: niet naar het verleden, maar naar de toekomst. Dat vraagt ook voor ons wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, liefde, een geest van kennis en ontzag voor de Heer. Het vraagt om de gaven van heilige Geest, die wij bij ons Doopsel en ons Vormsel hebben ontvangen.
Zal er ooit een dag van vrede (LB 461)
Lucas 1,26-35.38
Het onmogelijke staat te gebeuren. Maria aanvaardt het mysterie en vertrouwt zich toe aan de Allerhoogste. Zij was de eerste die in Christus geloofde. Zij is de moeder van de Kerk. Zij is ons aller moeder en ons voorbeeld in het geloof.
God wil een tempel bouwen (GvL 447)
Lucas 2,1-7
Altijd weer zijn mensen onderweg. Huis en haard hebben ze verlaten. Waar vinden ze hoop, waar is hun toekomst? Waar zullen zij zich ooit weer thuis voelen?
Midden in de nacht, midden in de duisternis is er nieuw leven: een Zoon wordt ons geboren.
Stille nacht, heilige nacht (LD 744)
Lucas 2,8-20
“De herdertjes lagen bij nachte. Zij lagen bij nacht bij het veld.” Het klinkt zo romantisch, maar dat is het bepaald niet. De herders vormen de onderlaag van de maatschappij. Aan deze verschoppelingen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. “Heden is u een Redder geboren.”
Het is Kerstmis. “Eer aan God in den hoge en vrede op aarde.” Ik wens u allen een zalig Kerstfeest.
Een ster ging op uit Israël (GvL 601)
Matteüs 2,1-5a.8-11
De geboorte van dit Kind is van wereldbelang. Het is een kosmisch gebeuren. Heel de schepping wordt door Hem gered. Sommigen zien het. Anderen zijn blind, blind door egocentrisme, blind door zelfgerichtheid.
Nu zijt wellekome (GvL 508)
Johannes 1,1-5.9-14
“Het Woord is vlees geworden.” God is mens geworden. De Schepper is schepping geworden. Zo groot is Gods liefde voor het werk van zijn handen. Hij is de bron van leven. Hij is het leven zelf. Heel de schepping is vervuld door zijn glorie, door zijn liefde en genade. Zal Hij ons ooit in de steek kunnen laten?