Dankbaarheid; 2 K 5,14-17; Lc 17,11-19

In het Evangelie horen we, dat de Samaritaan zich vol dankbaarheid voor Jezus’ voeten neerwerpt. Hij erkent dat de genezing een geschenk van God is. En dan zegt Jezus aan het einde tot hem: “Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.” Het geloof van deze man heeft zich geuit in zijn dankbaarheid. Dankbaarheid en geloof zijn nauw met elkaar verbonden. Dankbaarheid is een vorm van geloof.
Dankbaar ben je als je je er van bewust bent dat je iets krijgt zonder dat je daar recht op hebt. Je krijgt iets om niet, helemaal gratis. Je hoeft er niets voor terug te doen. Je hebt het ook nergens aan verdiend. Dat is de wijze waarop God ons zijn gaven schenkt. De allereerste gave is het leven zelf. Wij mensen zijn niet in staat onszelf het leven te geven. We krijgen dat zomaar, zelfs zonder dat we erom gevraagd hebben. Ik weet dat er mensen zijn die het leven moeilijk vinden en het leven als een last ervaren. Toch is het leven bedoeld als een geschenk, als een liefdevolle gave. Daarom noemen wij God onze Schepper. Hij staat aan het begin van ons leven. Zonder Hem waren wij er niet geweest en waren we niet de persoon die we zijn. God staat niet alleen aan het begin; Hij blijft ons ook met zijn liefdevolle zorg nabij. En Hij heeft Jezus, zijn Zoon gezonden om ons te bevrijden van het kwaad.
Dankbaar zijn betekent erkennen dat je iets krijgt. Het betekent dat je erkent dat je van de ander afhankelijk bent en dat je ook bereid bent afhankelijk te zijn en dat je je aan de ander durft toe te vertrouwen. Wij mensen zijn tot veel in staat, maar er is ook heel veel wat we niet kunnen. We zijn afhankelijk van elkaar en van God. Ook al willen we graag zelfredzaam en onafhankelijk zijn, we zullen het nooit zijn. En gelukkig maar. We worden pas ten volle mens door in relatie met elkaar te leven. Wij worden mens door van elkaar te houden. Het is het grote geschenk van de liefde dat ons leven zo mooi maakt. En ook hierin staat God aan het begin. Hij is niet alleen de bron van het leven, Hij is ook de bron van de liefde. Hij geeft ons zijn liefde en wij mogen die aan elkaar doorgeven.
Iemand iets geven is een daad van liefde. Maar iets van iemand ontvangen en daar werkelijk dankbaar voor zijn, is misschien nog wel een veel grotere daad van liefde. Daarmee toon je je afhankelijkheid en verbondenheid naar elkaar. Dankbaarheid bevrijdt ons van het idee van ‘voor wat hoort wat’. Zij bevrijdt ons van de wederkerigheid. Wij hebben er moeite mee, als dat iemand ons iets geheel belangeloos geeft. Hoe vaak hoor je niet iemand roepen bij het krijgen van een geschenk: “dat had je niet moeten doen”. Ik geloof onmiddellijk in de oprechte uitdrukking van verbazing en verrassing. Maar ondertussen wordt er wel gezegd: “dat had je niet moeten doen, want dit schept verplichtingen die ik niet kan of niet wil nakomen”. Kinderen doen dat niet, kinderen roepen niet: “dat had je niet moeten doen”. Kinderen zijn meestal gewoon blij met wat ze krijgen. Ze zouden ook blij zijn als het cadeau twee keer groter zou zijn. Ze nemen een geschenk aan en zijn dankbaar. Ze vragen zich niet af wat ze terug moeten doen of wat er achter zit.
Geloof heeft te maken met die vorm van dankbaarheid. Geloof vraagt een kinderlijke naïviteit van openheid naar het mysterie, van loskomen van onze menselijke rationaliteit, en van loskomen van onze menselijke wederkerigheid. Geloven is niet gemakkelijk, zeker niet in onze tijd. Juist nu staan rationaliteit, wederkerigheid, zelfredzaamheid en onafhankelijkheid bij vele mensen hoog in het vaandel. Onze hele cultuur is ervan doordesemd. De verkiezingen zijn weer in aantocht. De komende maanden zullen deze begrippen de basis vormen van vele betogen en dat geldt voor alle partijen.
Geloven is loskomen van deze menselijke begrippen en ze overstijgen. Je wordt niet minder, maar juist meer door afhankelijk te zijn. Je wordt een wijzer mens door voorbij de rationaliteit te denken. Je wordt een mooier mens door te kiezen voor belangeloosheid in plaats van alleen in termen van wederkerigheid te denken. Als we kunnen ontvangen, zijn we ook in staat om te geven. Als we dankbaar kunnen zijn, zijn we in staat tot echte liefde. Als we werkelijk liefhebben, komen we tot God, want God is liefde.
Het leven is veel minder vanzelfsprekend dan wij vaak denken. We vinden het vaak zo gewoon dat we leven en liefde ontvangen. Vandaag zijn het de Samaritaan in het evangelie en in de eerste lezing de Syriër Naäman die ons tot voorbeeld worden gesteld. Voor deze vreemdelingen is het geschenk van de genezing een totaal onverwacht iets. Als buitenstaanders zijn ze werkelijk verrast. Door buiten hun eigen cultuur te treden zijn ze ontvankelijk geworden. Ze durven het avontuur van het geloof aan.
Mogelijk moeten ook wij onszelf losweken van onze vaste ideeën en gewoonten. We moeten het aandurven de gebaande paden te verlaten. We moeten het aandurven tegen de stroom in te gaan. Op die manier openen we onszelf tot een leven in liefde en geloof. Amen.