Het evangelie van de schepping

Internationaal Katholiek Tijdschrift ‘Communio’
2016 (jaargang 41) nr. 3/4
http://www.communio.nl
Ter inleiding: Het “evangelie van de schepping” in Laudato si’ en in de recente kerkelijke verkondiging.
Dit dubbelnummer van Communio is gewijd aan het “evangelie van de schepping” in Laudato si’ en in de recente kerkelijke verkondiging. Daarnaast bevat dit nummer enkele artikelen die geen verband hebben met deze encycliek. Zij zijn in deze samenvatting buiten beschouwing gelaten.
Een mijlpaal in de verkondiging van de sociale leer: De encycliek Laudato si’
I. Gabriel
Al vanaf 1971 schenkt de Kerk aandacht aan het milieu, maar Laudato si’ is de eerste encycliek die de milieuproblematiek centraal stelt. Gabriel geeft een overzicht van de inhoud van de encycliek. Hij wijst erop dat de encycliek doortrokken is van “de nauwe samenhang tussen de armen en de broosheid van de planeet” (LS 16) en van de wederzijdse afhankelijkheid van de sociale en ecologische problemen. Na een situatiebeschrijving in het eerste hoofdstuk volgt in het tweede hoofdstuk een scheppingstheologie, van waaruit de paus tot concrete ethische conclusies komt. In het derde en vierde hoofdstuk komen de cultuur-historische achtergronden van de crisis aan de orde die alleen door een culturele revolutie overwonnen kunnen worden. In het vijfde hoofdstuk worden lijnen ter oriëntatie en handelen beschreven met veel aandacht voor de dialoog met andere hoofdrolspelers. Het zesde hoofdstuk gaat over ecologische betrokkenheid en spiritualiteit. Vervolgens behandelt Gabriel drie thema’s van de encycliek.
1. Techniek – wetenschap – milieu: onderlinge afhankelijkheid en een nieuwe omschrijving van vooruitgang
Voor het eerst gaat een pauselijk, sociaal document ethisch en evaluerend in gesprek met de techniek als basis voor de moderne ontwikkelingen. Techniek en economie hebben het leven van de mens in de laatste eeuwen ingrijpend veranderd. De moderne technologie heeft aanzienlijke vorderingen gemaakt, die ook waardering krijgen. Veel is er mogelijk omdat “wetenschap en techniek een schitterend product zijn van menselijke creativiteit, die een gave van God is” (LS 102). Om greep te krijgen op de negatieve gevolgen van de vooruitgang is het nodig de vraag te stellen naar de geestelijke achtergronden van de technologische civilisatie. Het technocratische paradigma berust op een antropocentrisme met de homo faber die bezit, overheerst en verandert als model. Er is dringend behoefte aan een nieuwe ethiek. “De juiste interpretatie van de idee over ‘de mens als heer van het heelal’ is die van ‘verantwoordelijk beheerder’.” (LS 116) Er is een model van vooruitgang nodig die het menselijke denken een nieuwe richting geeft en ertoe bijdraagt wetenschap en techniek anders te concipiëren en haar ten dienste te stellen van een gezondere, meer menselijk, meer sociale en integrale vooruitgang.
2. Een integrale ecologie: “zowel de kreet van de aarde als de kreet van de armen horen” (LS 49)
De wederzijdse afhankelijkheid van het maatschappelijk leven en de natuur en daarmee de samenhang van een ecologische en sociale gerechtigheid loopt als een rode draad door de encycliek. Er is niet een afzonderlijke milieucrisis en een maatschappelijke crisis, maar één sociale en ecologische crisis. Laudato si’ benadrukt het gegeven dat de goederen van de wereld er voor allen zijn. Het beginsel van het privaatbezit is ondergeschikt aan deze algemene bestemming. Er is een nieuwe visie op de wereld en een nieuwe mens nodig die zichzelf als onderdeel van de natuur beschouwt en aldus dankbaarder en eenvoudiger leeft. Wanneer wij schepping als een geschenk aannemen, vergemakkelijkt dat de terugkeer naar een eenvoudiger en vrijere levensstijl.
3. Dialoog en positionering van de katholieke Kerk binnen de internationale politiek
Paus Franciscus heeft de dialoog om tot humanere oplossingen te komen nieuw leven in geblazen. De encycliek ondersteunt inspanningen van de internationale gemeenschap zoals de Sustainable Development Goals. Er wordt ook ingezet op een sterkere dialoog tussen wetenschap en politiek. De godsdiensten moeten in een intensievere dialoog met de natuurwetenschappen treden. Een effectieve oplossing van de problemen en de ecologische en maatschappelijke koersverandering vragen de betrokkenheid van zoveel mogelijk acteurs. Zonder de situatie goed te praten vervalt de encycliek niet in een milieu-alarmisme. Zij geeft hoop in het geloof dat in de samenwerking van de menselijke vrijheid met de genade en het overvloedig ingrijpen van God onverwachte uitwegen kunnen worden gevonden en dat ook kleine goede handelingen positieve uitwerkingen kunnen ontvouwen.
Laudato si’, een mystiek in actie: Enkele indrukken
I. Verhack
Verhack stelt dat paus Franciscus met grote nadruk zijn stem verheft in het huidige debat over de crisis van het milieu. De nadruk van de encycliek ligt op de frontale confrontatie met het acute van de huidige situatie. Voor theologische en filosofische overwegingen is minder aandacht. Wat niet betekent dat het mensbeeld ontbreekt. Door de associatieve en intuïtieve stijl van Franciscus vraagt het wat meer inspanning om het te achterhalen. Er worden heel wat onderwerpen aangeraakt en bijzonder veel inspirerende gedachten aangedragen. Primair wil de encycliek tot gedragsverandering oproepen en het zoeken naar een duurzame en integrale ontwikkeling promoveren.
Er worden twee krachtlijnen in de encycliek onderscheiden. Ten eerste is er een felle beschuldiging aan het adres van al wat aan de basis ligt van de huidige kritieke toestand van onze planeet. Schending van de schepping is zonde en de zorg voor de schepping leidt tot morele geboden en verboden. De encycliek wil nadenken over nieuwe motivaties en eisen voor de wereld die het geloof aan de wereld kan aandragen. Ten tweede is er een herinnering aan het feit dat we schepping zijn. Hiervoor sluit de paus aan bij de spiritualiteit van Franciscus van Assisi en bij de sacramentele visie op de schepping uit de theologie van de Orthodoxe Kerk.
Opvallend is de negatieve houding ten aanzien van onze westerse moderniteit. Hier blijven twee vragen hangen. De eerste betreft de verhouding tussen de moderniteit en de realiteit van onze menselijke onderhorigheid aan de materie en aan het lichaam. Wij zijn niet alleen geest maar ook lichaam. De moderne technische ontwikkelingen hebben ons naast positieve resultaten ook macht gegeven die op vele manieren is misbruikt. De huidige dominantie over de werkelijkheid is doel op zich geworden. De tweede vraag is hoe we Bijbelse, premoderne en speculatief-theologische gedachten in dialoog kunnen doen treden met de uitgangspunten van onze eigen moderniteit. De werkelijkheid legt ons grenzen op. De miskenning hiervan leidt tot een vertekende opvatting over de relatie tussen mens en wereld.
Verhack schrijft dat de encycliek vooral wil werken aan wat hij met Curtiss Paul DeYoung een ‘mystiek in actie’ wil noemen. Hierover gaan de volgende drie paragrafen.
1. De dieperliggende oorzaken van de ecologische crisis aan het licht brengen.
Bij de negatieve toon waarmee de encycliek de moderniteit ter sprake brengt, merkt Verhack op dat de gedachte: “dat wij eigenaars en heersers waren met een machtiging om haar [de aarde] uit te buiten” een langere geschiedenis heeft dan de moderniteit. Hij noemt onder andere Hugo van St. Viktor die over de mens spreekt als over de dominus et possessor mundi (heer en bezitter van de wereld). Thomas van Aquino verklaarde dat de niet-menselijke wezens van nature bestemd zijn om onderworpen te zijn aan de mens. De ecologische crisis confronteert ons niet alleen met de uitwassen van de moderniteit maar ook met ideeën uit onze eigen traditie. De milieucrisis heeft te maken met de gehele westerse cultuur en gedachtegoed.
Dat neemt niet weg dat er sprake is van industriële en technocratische uitwassen van de moderniteit en dat onze hedendaagse samenlevingen een groeiend verlies aan zin en waarde vertonen. Deze problematiek wordt voortdurend in de encycliek aangeklaagd. De paus schrijft: “Er zal geen nieuwe relatie met de natuur ontstaan als er geen nieuwe mens komt.” (LS 118)
2. De verkondiging van het “evangelie van de schepping”
Hoe is het binnen de westerse moderniteit mogelijk ons er aan te herinneren dat we schepselen zijn? Het antwoord is mogelijk niet zozeer dat we het vergeten zijn, maar dat we het ons nooit ten volle hebben gerealiseerd. Het gaat niet alleen om een gedachte: op het vlak van ons geleefde leven zelf moeten wij ons de realiteit van de schepping opnieuw eigen maken. Met het idee van een ‘evangelie van de schepping’ breidt de paus de blijde boodschap van het Rijk Gods uit met het feit dat wij schepping zijn. Hiervoor zet de paus de scheppende liefde van God centraal. De schepping is als een realiteit verlicht door de liefde die ons oproept tot een universele gemeenschap. De wereld is aan de mens toevertrouwd, alles is ons door God gegeven. De gedachte van een kloof tussen de mens en de wereld van het animale wordt verlaten: alles hangt met elkaar samen.
God heeft de wereld geschapen, maar deze moet zich nog ontwikkelen en dat betekent ruimte en verantwoordelijkheid voor de mens om hieraan te werken. De mens is niet het einddoel van de andere schepselen. De mens is geroepen om alle schepselen naar hun Schepper terug te brengen. Van kapitaal belang noemt Verhack de uitspraak: “De schepselen van deze wereld mogen niet beschouwd worden als een goed zonder eigenaar.” (LS 89) Hiermee wordt niet alleen de basis gelegd voor een Bijbelse georiënteerde ecologische ethiek en manier van leven, maar ook aangegeven dat alle wezens met elkaar verbonden zijn en een soort universele familie vormen.
De paus roept op tot een ecologische bekering: de mensheid moet veranderen. Dit is niet optioneel en evenmin een secundair aspect van de christelijke ervaring. Dit niet doen is een vorm van zonde. Een gezonde relatie met de schepping geldt als een dimensie van integrale bekering. Verschillende geloofsovertuigingen kunnen elkaar hierbij verrijken. Een gelovige kijkt niet van buitenaf maar van binnenuit naar de wereld.
3. Een ‘mystiek in actie’
De encycliek pleit voor een culturele revolutie. De nieuwe levensstijl gebaseerd op een levensnabije spiritualiteit is een essentiële voorwaarde om het tij te kunnen keren. De paus roept ons op “de sprong te maken naar het Mysterie waaraan de ecologische ethiek haar diepste zin ontleent” (LS 210). Door zichzelf te overstijgen in iets dat groter is dan zichzelf kan de mens het meest eigene van zijn eigen wezen vinden. De paus pleit voor actie, verandering en ecologische bekering en houdt daarmee een pleidooi voor wat men een ‘mystiek in actie’ kan noemen. Hij pleit voor een ecologisch handelen geleid door het geloof. Een religieuze spiritualiteit beoogt niet alleen de gehele mens, maar legt in de werkelijkheid ook banden en verbanden die anders buiten het gezichtsveld dreigen te blijven, zoals het verband tussen ecologisch geweld en politieke en economische ongerechtigheid. In een ‘mystiek in actie’ ligt de nadruk op soberheid en op dienstbaarheid. Zij is gericht op iets anders dan op ‘de wereld’, met name op iets groters en iets ultiems. Zij verbindt het dagelijkse met het transcendente. Het zwaartepunt ligt niet bij de theorie of het weten, maar bij een eigentijdse vorm van persoonlijke integriteit. Het gaat om mensen die in hun handelen en in de publieke sfeer gericht zijn op herstellende rechtvaardigheid en verzoening. Zij leven wat ze geloven. Hun handelen is verlossend en bevrijdend.
Laudato si’ en de Bijbel
R. Gouw
Inleiding
In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan de Bijbelpassages die in de encycliek aan de orde komen. Er is systematisch aandacht voor de boodschap van de Schrift, waardoor de Schrift haar eigen verhaal doet en slechts bij uitzondering als illustratiemateriaal wordt gebruikt.
Schepping
Het eerste scheppingsverhaal is veel meer een hymne over de plaats van de mens in de schepping. Er wordt wezenlijk onderscheid gemaakt tussen de mens en de overige schepselen. De schepping is er ten behoeve van de mens. Hij moet heersen over de dieren, talrijk worden, de aarde bevolken en haar onderwerpen. De encycliek wijst erop dat dit geen uitnodiging is tot een wilde exploitatie van de natuur. De mens heeft ook geen absolute heerschappij over de andere schepselen. Het gaat niet over uitbuiting en geweld, maar over het benutten van de aarde om er te kunnen wonen. Deze scheppingshymne verzet zich tegen het heidense geloof in wereldse machten die over de mensen heersen. Alleen de mens deelt in het godsbeeld. Hij is naar het beeld van God geschapen. Geen ander schepsel komt goddelijke status toe.
Schepping opnieuw
Het tweede scheppingsverhaal is onderdeel van drie verhalen. Na het verhaal over de schepping van de eerste mens volgen twee verhalen over de breuken die de mens veroorzaakt in zijn relatie met God en in zijn relatie met de medemens. In dit scheppingsverhaal zijn God en mens bijna partners. De mens is het doel van de schepping en hij wordt betrokken bij het scheppen. De mens hoort bij God en er is een wezenlijk onderscheid tussen mens en dier. Er ligt ook een verband tussen de mens (Adam) en het stof van de akker (adama) waaruit hij gemaakt is.
Kaïn en Abel
Door te eten van de boom van goed en kwaad verstoord de mens de relatie met God. Dit heeft gevolgen met betrekking tot de akker die hij kreeg om te bewerken en te beheren. Nu zal hij veel inspanning moeten leveren om van de akker te leven. Nadat Kaïn zijn broer Abel vermoord heeft en daarmee de relatie van de mens met de medemens verstoort heeft, zal de akker die hij bewerkt niets meer opbrengen. Deze akker is doordrenkt van het bloed van zijn misdrijf en is niet langer brenger van leven.
Herschepping – de zondvloed
In het verhaal van de zondvloed doet de menselijke zondigheid God de schepping vernietigen. De mens sleept de rest van de schepping in zijn val mee. Het offer van Noach na de zondvloed doet God zeggen: “Nooit meer zal ik de akker vervloeken vanwege de mensen.” (Gn 8,21) God maakt een nieuw begin met Noach. Noach is de nieuwe Adam en wordt in Gn 9,20 “man van de akker” genoemd. Naast het gewas worden nu ook de dieren de mens tot voedsel gegeven. Er zal nooit meer een verwoestende vloed zijn. Deze belofte van God betreft niet alleen de mens, maar alle levende wezens.
Psalmen
In Psalmen over de schepping noemt K. Waaijman tien Psalmen die over de schepping gaan. De encycliek houdt het bij twee korte citaten uit Ps 136 en Ps 148. In Ps 136 wordt God geprezen om zijn machtige daden: de schepping, de uittocht en de gave van het land. Ps 148 is een van de vijf Halleluja-psalmen, waarmee het psalmboek sluit. Alle mensen, alle schepselen en heel de schepping wordt opgeroepen God te loven. Ook in de Psalmen zien we de schepping in functie van Gods zorg voor zijn volk.
Profeten
De encycliek kent twee citaten uit de Profeten: Jr 32,17.21 en Js 40,28b-29. Zij laten zien dat de God die bevrijdt en redt, dezelfde is als de Schepper van hemel en aarde.
Jeremia
Vlak voor de ballingschap draagt God Jeremia op een akker te kopen. Hiermee wordt duidelijk dat ooit de situatie weer normaal zal zijn en het gewone leven weer zijn gang zal gaan. Na de aankoop richt Jeremia zich in gebed tot God. Hij verwijst daarin naar Gods scheppingsdaden als opmaat voor een lofzang op Gods grootheid. Hij brengt in herinnering hoe God zijn volk uit Egypte bevrijdde. Nu wordt het volk als straf voor het verbreken van het verbond in ballingschap gevoerd. God reageert hierop met de toezegging dat Hij na de zware rampen weer de weldaden over het volk zal brengen die Hij beloofde.
Jesaja
Niets op aarde ontgaat God. Wie zijn bijstand nodig hebben, worden door Hem gesterkt. God is groot. Alle tijd en alle ruimte behoren Hem toe.
Het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament wordt op vele plaatsen de verbinding tussen Christus en de schepping gelegd. De paus schrijft: “de bestemming van de hele schepping (loopt) via het mysterie van Christus, die vanaf het begin tegenwoordig is…” (LS 99). Gouw stelt dat het vermoeden gewekt wordt dat de paus in Jezus een soort Franciscus van Assisi avant la lettre ziet. Jezus gebruikt in zijn gelijkenissen inderdaad veel agrarische beelden, maar beperkt zich daartoe niet. Ook stelt Gouw dat de paus wel erg ver lijkt te gaan, als hij spreekt over “de vaderrelatie … die God heeft met al zijn schepselen” (LS 96). Als God als Vader wordt getypeerd is er echter sprake van “uw hemelse Vader” en niet van “hun hemelse Vader”. Het gaat dus om de relatie met de mensen. Als er al sprake is van vaderlijke zorg van God voor zijn schepping, dan moet deze verstaan worden als in afgeleide zin.
Gouw sluit het thema Bijbel en schepping af met te wijzen naar het laatste Bijbelboek, de Apocalyps. Deze eindigt met het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en van het nieuwe Jeruzalem.
Laudato si’ en de franciscaanse spiritualiteit
T. van Adrichem
Inleiding
Naast de titel kent de encycliek met name in de inleiding en in het tweede en zesde hoofdstuk verwijzingen naar Franciscus van Assisi. Van Adrichem geeft de achtergronden bij de franciscaanse aspecten van Laudato si’. In de groeiende ervaring van broeder- en zusterschap ligt de basis voor de integrale visie van Franciscus op de schepping. Bonaventura spreekt over de intrinsieke waarde van ieder schepsel en over de schepping als een heen wijzen naar de Drie-ene God. Tenslotte is er aandacht voor een aantal waarden die in het zesde hoofdstuk van de encycliek genoemd worden.
1. Een uitdijende ervaring van broeder- en zusterschap
Voordat Franciscus zijn ervaringen van verbondenheid opdoet, moet hij eerst door een diep dal van ziekte en verlies. Dan volgt er een lange periode van zwerven en zoeken. In die periode is zijn ontmoeting met de melaatse, waarover hij later laat optekenen: “wat mij bitter leek was veranderd in zoetheid naar ziel en lichaam”. Een andere grensoverschrijdende ontmoeting was die met de sultan. Ook in zijn ontmoetingen met andere schepselen zoals vogels kwam hij steeds meer broeders en zusters op het spoor. Vol vreugde richt hij het woord tot hen en spoort hen aan God lof te brengen en Hem van harte te beminnen.
Twee jaar voor zijn dood schrijft Franciscus het Zonnelied. Het is een samenvatting en culminatie van zijn levenslange ontdekkingstocht van een uitdijende broederschap. Het begint met de intense ervaring van een kosmische verbondenheid. De verbondenheid die Franciscus met de schepping ervaart, is niet gebaseerd op romantische gevoelens, maar op het besef van een wezenlijke verbondenheid in de scheppingsorde. In eerste instantie is Franciscus consequent in het doortrekken van hetgeen in het tweede vers van de lofzang staat: “en geen mens is waardig uw naam te noemen”. Later voegt hij de slotregels toe waarin de mens de mogelijkheid krijgt in te stemmen met de Lofzang van de schepselen. Tegen het einde van zijn leven komt hij ook tot de aanvaarding van de lichamelijk dood als een zuster.
De broeder- en zusterschap van alle schepselen is gebaseerd op de overtuiging dat alle schepselen dezelfde oorsprong en dezelfde bestemming hebben: God, als Schepper en Vader.
2. Bonaventura
De paus verwijst naar Bonaventura voor de theologische onderbouwing van de intrinsieke waarde van alle schepselen: in alle schepselen is een ‘spoor’ van de Schepper aanwezig. Voor Bonaventura onderscheiden de mensen zich van de andere schepselen omdat zij naar Gods beeld en gelijkenis geschapen zijn. Volgens hem is de wereld geschapen als een boek waarin de scheppende Drie-eenheid wordt weerspiegeld, uitgebeeld en gelezen. Alle schepselen hebben een gemeenschappelijke roeping en zijn broeders en zusters van elkaar. Bonaventura zegt het zo: “Ieder maaksel, hoe nietig zijn aandeel in het zijn ook is, heeft God als zijn beginsel.”
3. Enkele kernwoorden en kernwaarden van de franciscaanse spiritualiteit
In zijn oproep voor een ecologische opvoeding en spiritualiteit gebruikt de paus een aantal begrippen die wezenlijk zijn voor de franciscaanse spiritualiteit. Een van de benodigde grondhoudingen is dankbaarheid. Voor Franciscus van Assisi is dit de gewenste grondhouding van de mens ten opzichte van God. Danken heeft voor Franciscus het karakter van teruggeven. Hij legt een direct verband tussen het danken van God en het ‘recht van de arme’ op hetgeen hij broodnodig heeft, door het dragen van de naaste in diens broosheid een concrete vorm van teruggeven aan God te noemen.
Een andere grondhouding die paus hier noemt is nederigheid. De aansporing tot nederigheid is een aansporing om geaard te blijven, met beide benen op aarde te blijven staan en je niet boven de aarde en boven de andere te verheffen. Nederigheid betekent voor Franciscus van Assisi weerstaan aan de neiging jezelf allerlei dingen en posities toe te eigenen, je groter voordoen dan je bent of je te verheffen boven anderen. Uiteindelijk is het voor hem gaan in het spoor van Jezus.
Aan het einde van zijn testament bindt Franciscus zijn broeders op het hart de eenvoud van het begin te bewaren. Eenvoud heeft bij hem te maken met soberheid van levensstijl, met een manier van spreken zonder opsmuk en zonder omhaal van woorden, zich niet inlaten met kwaaddoenerij en kwaadsprekerij, ruimte geven aan een ander die beter is, en met een dienende en nederige houding ten opzichte van anderen.
Tot slot
In de inleiding schrijft de paus dat hij Franciscus ziet als “het voorbeeld bij uitstek van de zorg voor wat zwak is, en van een integrale ecologie” (LS 10). Het gaat om de verbondenheid met de schepping en om de verbondenheid met de armen en de uitgestotenen.
God als Schepper een en al relatie: Het Godsbegrip van de encycliek Laudato si’
B. Janssens
Anders dan de vele studies en rapporten over de milieuproblematiek vraagt Laudato si’ om een ethische benadering. Het geloof werpt een specifiek licht op de materie. Janssens stelt de vraag naar het godsbeeld van de encycliek. Wie is deze Schepper die garant staat voor het behoud en de uitbouw van zijn schepping? Welke taak deelt Hij hierbij aan het schepsel mens toe?
God is niet alleen de Schepper. Hij treedt ook in een directe relatie met zijn schepping. In de joods-christelijke traditie is het eigen bestaan van de mens en alles om hem heen een geschenk. Een gave die voor de gelovige tot opgave wordt. De relatie tussen Schepper en schepsel heeft het karakter van een verhouding van liefde. Te midden van de schepping neemt de mens een unieke positie in. Als beeld van God komt hem een onaantastbare waardigheid toe. De mens is geroepen de relatie met God te cultiveren en vorm te geven in harmonische verbondenheid met de andere mensen en heel de schepping. Omdat de wereld haar einddoel in God heeft, kan de mens niet op tirannieke wijze over haar heersen. Hij is niet meer dan een verantwoordelijk beheerder.
Naast de lof op de schepping is er ook oog voor de schaduwkanten van de eindige en breekbare wereld. Deze doen een beroep op het verstand van de mens geen misbruik te maken van zijn macht. Heel de schepping is een manifestatie van God en van zijn liefde. In de veelheid en verscheidenheid wordt de overvloed van Gods goedheid zichtbaar. God is de Schepper die in een relatie van liefde met zijn schepping treedt. Zijn scheppingswerk is in zichzelf een relationele weerspiegeling van Hem. Dit leidt vanzelfsprekend naar het christelijke Godsbegrip van de Triniteit. God is relatie in zichzelf. Naar dit goddelijke beeld is de wereld geschapen als een weefsel van relaties.
Ook stelt de encycliek het christocentrische aspect van de schepping aan de orde. Het scheppingsplan van God is in Christus geopenbaard. In Hem is de uiteindelijke bestemming van de schepping gefundeerd. Zijn leven verliep geheel in harmonie met zijn directe omgeving. Hij was geen asceet die zich van het goede van de aarde afkeerde. Als Verrezene oefent Hij de universele heerschappij uit over het al. Het einddoel van het heelal is binnentreden in de volheid van God die door de verrezen Heer reeds bereikt is.
Een oecumenische lezing van Laudato si’
G. van Dartel
De encycliek is overwegend positief ontvangen. De morele oproep van de paus maakt deel uit van een groeiend koor van mensen uit alle godsdiensten en uit alle sectoren van de samenleving dat oproept tot klimaatactie. De timing van de publicatie was perfect: vlak voor de klimaattop in Parijs. Anders dan Johannes XIII die zich met Pacem in terris eerst tot de katholieken en vervolgens ‘tot alle mensen van goede wil’ richtte, maakt Franciscus dit onderscheid niet. Hij richt zich tot de hele bewoonde wereld met het doel met allen in dialoog te treden betreffende ons gemeenschappelijk huis. De encycliek bouwt voort op de ontwikkelingen van de katholiek sociale leer van de afgelopen decennia. Er is scherpe kritiek op het overheersende technocratisch-economische paradigma en bezorgdheid over wat er met de aarde gebeurt. Bij zijn oproep tot een ecologische bekering en het zoeken naar een houdbare en integrale ontwikkeling toont de paus zich geen onheilsprofeet. Het geloof in God, Schepper van hemel en aarde, staat garant voor de mogelijkheid dat dingen kunnen veranderen.
Van Dartel wijst erop dat aan het begin van de encycliek wordt opgemerkt dat de katholieke Kerk haar zorg deelt met “andere Kerken en christelijke gemeenschappen – evenals met andere religies” (LS 7). De stem van oecumenisch patriarch Batholomeüs wordt daar als voorbeeld uitgelicht. Sinds 1992 spreekt de patriarch zich over de milieuproblematiek uit. Bij de presentatie van de encycliek vraagt zijn vertegenwoordiger aandacht voor drie thema’s: de theologische betekenis van ecologie, de spirituele dimensie van de ecologische problematiek en de oecumenische betekenis van deze encycliek. Hij noemt de encycliek een voorbeeld van existentiële oecumene. Het betreft een gemeenschappelijk probleem ongeacht onze kerkelijke of confessionele identiteiten.
In 1983 besloot de Wereldraad van Kerken in 1990 een wereldvergadering te beleggen over ‘Gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping’. In Europa werden enkele grote oecumenische samenkomsten georganiseerd. In 1989 worden in Bazel Kerken en christenen opgeroepen met hun regeringen in gesprek te gaan. Allen worden opgeroepen tot een nieuwe levensstijl. In 1997 wordt in Graz erop aangedrongen dat Kerken de zorg voor de schepping opnemen als bestanddeel van het christelijk leven op alle niveaus. Veel van het daar tot stand gekomen gedachtengoed vinden we terug in Laudato si’.
Na een paragraaf met een korte samenvatting van de encycliek schrijft Van Dartel over de ontvangst van de encycliek. De algemeen secretaris van de Wereldraad van Kerken, Olav Fykse Tveit, betuigt zijn instemming. De encycliek handelt volgens hem over zaken die tot het hart van het christelijk geloof behoren. Ook in Nederland werd de encycliek door de oecumenische kringen enthousiast ontvangen. Op een landelijke inspiratiedag op 23 april 2016 namen circa 250 deelnemers vanuit verschillende Kerken en godsdiensten deel. De encycliek is ongetwijfeld een steun in de rug voor de ecologische groepen die binnen de wereldwijde oecumenische beweging actief zijn. De paus zet zijn gewicht als geestelijk leider van de wereldwijde katholieke gemeenschap in om in verbondenheid met ander Kerken en godsdiensten aan te dringen op diepgaande veranderingen in de politieke en economische systemen. Hiermee breekt de paus de verkokerde verhoudingen open waarin vaak over godsdienst en Kerk wordt gedacht. Met deze encycliek bewijst hij de oecumenische theologie en de interreligieuze dialoog een grote dienst.
De encycliek Laudato si’ door de ogen van de milieusocioloog: Een ontmoeting tussen kerkelijke leer en sociale wetenschappen
R.J.M. de Vries
Paus Franciscus schrijft over meer dan alleen klimaatverandering. Hij heeft het over een integrale ecologie: een holistisch denken dat grote verklarende en motiverende kracht heeft en de farce van de moderne wereld blootlegt. Meer dan dat alles is het nog de liefde: de liefde van God, de liefde voor de naasten en de liefde voor alle wezens op aarde. Ondanks dat biedt het verhaal van de paus volgens De Vries vele aanknopingspunten voor nadere analyse vanuit een breder wetenschappelijk perspectief. De paus brengt in zijn vertoog vele verhalen bij elkaar in een geïntegreerde vertelling. Hij heeft verschillende wetenschappelijke en politieke tradities met elkaar vermengd, waarbij hij echter het economisch-technologisch paradigma verafschuwt. Daarmee neemt hij duidelijk afstand van de ‘ecologische modernisering’, waarin de combinatie van economische groei en ecologische kwaliteit mogelijk wordt geacht.
We leven volgens de paus in een maatschappij van onmatige consumptie, verspilling en onverschilligheid. Alles heeft zijn prijs gekregen op basis van het nut voor de mens. Hiertegenover stelt hij de intrinsieke waarde van alle wezens en objecten. Een object heeft waarde door er gewoonweg ‘te zijn’, te bestaan los van enig nut. Volgens De Vries zijn natuurwetenschappers en economen doorwrongen van hun eigen logica en is daarin geen ruimte voor argumenten die buiten dat paradigma vallen. De paus duidt echter dat er achter een technisch doel-middelen-rationaliteit een grotere morele doelrationaliteit schuilgaat.
Naast de meer technische milieukunde is er de maatschappelijke milieuwetenschap die volgens De Vries meer dan de natuurwetenschappen oog heeft voor de politieke werkelijkheid. Deze wetenschappers herkennen zich in het betoog van paus Franciscus, zij het dat zij zo min mogelijk morele en totaal geen religieuze argumenten gebruiken. Naast de kennis vanuit de natuurwetenschappen maakt de paus gebruik van gedachten uit de maatschappelijke milieuwetenschap.
De paus verbindt armoede en blootstelling aan milieuproblemen met elkaar zoals de sociale wetenschap dat met het begrip environmental justice doet. Vanuit de sociale leer deelt de paus de pessimistische opvatting over de gevolgen van de kapitalistische economie. Ongelijkheid en onderdrukking staan centraal en hij roept op tot eerlijk delen. De Vries ziet hier een overeenkomst met het denken van Karl Marx en verwijst hierbij naar de Latijns-Amerikaanse achtergrond van de paus en de bevrijdingstheologie. Volgens De Vries reageert de paus uitgebreid op de onder niet-religieuzen populaire kritiek die Lynn White op het christendom heeft. De ontheiliging van de natuur in het christendom zou een oorzaak zijn van ons disrespect voor de intrinsieke waarde van al het levende. Waar de paus oproept tot ecologische bekering, roept de milieuwetenschapper op tot milieubewustzijn. Een goede innerlijke overtuiging is belangrijker dan een onbewuste handeling met goed gevolg. Overigens is desondanks de linkse intellectueel met zijn Toyota Primus en zonnepanelen op zijn vrijstaand huis schadelijker voor het milieu dan de bewoner van een sociale huurwoning die geen afval scheidt. Gewoonweg omdat de eerste meer consumeert. Ook blijkt de paus thuis te zijn in ambtelijke taal en regelgeving en wijst hij op het belang milieu-effectrapportage. In zijn behandeling van de klimaatverandering neemt de paus impliciet de conclusie van het Intergovernemental Panel on Climate Change over inclusief de twee ankerpunten voor klimaatbeleid: het voorzorgsbeginsel en de gedifferentieerde maar gedeelde verantwoordelijkheid. Het eerste betekent dat de politiek niet mag afwachten, maar nu reeds maatregelen moet nemen. Het tweede is terug te vinden in het betoog van de paus dat de rijke landen de ontwikkelingslanden moeten ondersteunen in de strijd tegen de klimaatverandering.
Hoewel de paus gebruik maakt van verschillende tradities en milieudiscoursen verbindt hij zich niet geheel met een enkel kamp. De paus schrijft hierover: “Van de andere kant is het verontrustend te zien dat sommige ecologische bewegingen de integriteit van het milieu verdedigen en terecht eisen stellen aan wetenschappelijk onderzoek, terwijl zij soms dezelfde beginselen niet toepassen op het menselijk leven.” (LS 136) De paus is geen marxist, geen ondersteuner van natuurgeloven en ook geen radicale ecoloog. Hij is en blijft de paus. Vanuit de traditie van milieusociologie is de boodschap van de encycliek niet vernieuwend, maar toch bezit zij door haar nuance en volledigheid grote kracht.
De ‘rechtvaardige oorlog’ in de encycliek Laudato si’
F. van Iersel
1. Inleiding
Van Iersel typeert Laudato si’ als een poging tot morele globalisering. De wederkerige interferentie van op harmonie gericht denken en levensgerichtheid leidt tot een visie op globale conflicten en hun hantering.
2. Probleemstelling
De vraag is: verandert de encycliek de katholieke variant van de ‘rechtvaardige oorlog’. Deze encycliek gaat niet primair over veiligheid, oorlog en vrede. Centraal staat het wenkend perspectief van een duurzame wereldorde. De encycliek gaat in op hedendaagse wereldomvattende problemen en ook op het conflictpotentieel als er geen oplossingen komen. De encycliek schetst een utopisch perspectief op de mogelijke harmonie in de wereldsamenleving en op de weg naar deze harmonie. In deze utopie verschijnen conflicten en oorlogen als teken van ‘zonde’.
De rechtvaardige oorlog in de katholieke variant is een traditie die criteria biedt om te onderzoeken of er een uitzondering te maken is op het verbod op oorlogen en het verbod om te doden. Zij is afhankelijk van concepten als rechtvaardigheid, vrede, verzoening en veiligheid. Het is een instrument waarmee de morele legitimiteit van een (verdedigings)oorlog kan worden bepaald. Dit leidt tot drie deelvragen. Welke theologie van vrede drukt Laudato si’ uit? Welke visie op sociale en politieke conflicten en op de verhouding van rechtvaardigheid en veiligheid impliceert zij? Wat is haar visie op de verhouding tussen regel en uitzondering met betrekking tot het in een moreel legitieme oorlog doden van mensen?
3. Spirituele en intellectuele bronnen van sociale moraal
Naast Franciscus van Assisi als inspiratiebron en de spirituele bron van het Zonnelied noemt de encycliek de volgende vijf inhoudelijke oriëntaties:
- de encycliek Pacem in terris van paus Johannes XXII;
- de door paus Paulus VI genoemde noodzaak van radicale gedragsverandering;
- de verbinding daarvan met de bekering zoals genoemd door paus Johannes Paulus II in de encycliek Redemptor hominis;
- het statement van paus Benedictus XVI dat de diepste oorzaak van misbruik van de schepping ligt in de ontkenning van de Schepper;
- het pleidooi van de Oosters-orthodoxe patriarch Bartholomeus voor de integriteit van de schepping en zijn bijdrage aan een spiritualiteit en moraal van het geven.
4. Eerste contouren van de vredestheologie van paus Franciscus
De volgende contouren van de theologie van de vrede volgens paus Franciscus komen naar voren:
- De basis ervan ligt in een spiritualiteit van verwondering, ontvankelijkheid en dankbaarheid.
- De wereld is als schepping de wijze waarop God Zich als een minnaar aan de mens wil tonen.
- Een spiritualiteit van geven en ontvangen.
- Een inzet van vrede als geschenk.
- Een versterking van de relatie tussen spiritualiteit en sociale moraal. Het handelen wordt verbonden met de vraag naar gezindheid, attitude, intenties en persoonlijke verantwoordelijkheid.
- Een visie op vrede als geschenk tegenover een visie op vrede als product van diplomatieke, politieke en militaire inspanningen.
- Een versterking van de relatie tussen gerechtheid en heelheid van de schepping.
- Een versterking van de relatie tussen gerechtigheid en vrede.
5. Kernbegrippen in de encycliek
De encycliek wijst in de richting van een spiritualiteit van de geschonken vrede in eerbied voor de schepping en in gerichtheid op schepping; vrede; harmonie, eenheid en verzoening; vergevingsgezindheid en vergeving. In LS 200 wordt oorlog gekarakteriseerd als de afwijking van de oorspronkelijke goede scheppingsordening en als ontrouw aan de geloofsbronnen. Van de morele principes van de sociale leer staan algemeen welzijn, de waardigheid van de mens en solidariteit centraal. Natuur, milieu en klimaat zijn een collectief ondeelbaar goed. De waardigheid is in het geding bij de kwetsbaarheid van de armen in de milieuproblematiek.
6. Laudato si’ over de oorlog
Welke interpretaties geeft paus Franciscus aan de ‘rechtvaardige oorlog’?
a. Paus Franciscus’ lezing van Pacem in terris
In LS 3 refereert de paus aan Pacem in terris en schrijft hij dat paus Johannes XXIII de oorlog verwierp. Deze afwijzing is echter niet zo categorisch als paus Franciscus hier suggereert. Pacem in terris doet geen afstand van de ‘rechtvaardige oorlog’. Van Iersel stelt de vraag of de scheppingstheologie die de zorg voor natuur en milieu kan duiden, dit ook kan met oorlog. De theologie van de oorlog is gebaseerd op de zondeval. Paus Franciscus behandelt oorlog niet zoals gebruikelijk in termen van natuurrecht.
b. Paus Franciscus over oorlogsoorzaken
De paus behandelt drie oorlogsoorzaken: de armoede (LS 90 en LS 149), het ontbreken van stabiele instituties (LS 142) en de identiteitspolitiek op basis van etniciteit, religie. Een van de meest genoemde oorzaken van gewapende conflicten is de schaarste aan zoet water (LS 31). Hierin ligt een mogelijke causa iusta (rechtvaardige zaak); het eerste criterium voor een rechtvaardige oorlog. De wijze van behandeling hiervan door de paus is signalerend en gericht op conflictpreventie. Dit maakt onderdeel uit van het katholieke denken: alle geweldloze middelen moeten gehanteerd worden voordat de vraag naar militair geweld aan de orde kan komen. Laudato si’ verandert de traditie van de ‘rechtvaardige oorlog’ niet. Zij werkt haar uit en verscherpt de toepassing ervan.
c. Paus Franciscus over toekomstige oorlogen
In LS 52 geeft de paus een felle waarschuwing voor oorlog als gevolg van uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Uitgaande van het algemeen welzijn kan de paus geen oorlogen rechtvaardigen die alleen het rijke deel van de wereld van natuurlijke hulpbronnen voorzien.
d. Paus Franciscus over de indirecte effecten van oorlogen
In LS 57 geeft de paus aan dat oorlogen in verhouding tot een eventuele ‘rechtvaardige zaak’ een disproportioneel schadelijk effect hebben voor natuur en milieu. Geconcludeerd kan worden dat de paus alle oorlogen afwijst die ecologische en culturele schade toebrengen. Opgemerkt moet worden dat de paus niet absoluut is, maar spreekt in termen van risico’s. In lijn hiermee is de paus in LS 104 kritisch over de concentratie van macht over technologie.
e. Paus Franciscus over militaire technologie
Er is een groot risico voor de mensheid dat de macht over de militaire technologie in weinige handen ligt. Men mag aannemen dat de paus niet pleit voor proliferatie van deze kennis. Volgens Van Iersel doet de paus een poging tot moralisering van de macht: het scheppen van bewustzijn dat macht niet amoreel is, maar moraal vereist.
Conclusies
Laudato si’ zegt zeer veel over gewapende conflicten en spreekt zich uit over oorzaken, legitimering van oorlogen, en gevolgen van gewapende conflicten. Zij staat in het teken van voorkomen van oorlog, maar wijst volgens Van Iersel de traditie van de ‘rechtvaardige oorlog’ niet af. De paus stelt dat toekomstige oorlogen rond natuurlijke hulpbronnen niet alleen geen rechtvaardige zaak zijn, maar ook niet voldoen aan de criteria van uitputting van vreedzame middelen, en evenmin aan de criteria van proportionaliteit en indirect effect. De criteria zijn niet nieuw, wel de operationalisering ervan in termen van de indirecte effecten op natuurlijke en culturele rijkdom.
Trackbacks & Pingbacks