Kinderen van God; Sir 3,17-18.20.28-29; Lc 14,1.7-14

Lucas heeft het verhaal dat we vandaag gelezen hebben, heel beeldend opgeschreven. Je ziet het zo voor je. Een voorname Farizeeër heeft Jezus uitgenodigd voor de maaltijd. Een maaltijd is een mooie gelegenheid voor een goed gesprek. Hij heeft ook nog andere mensen uitgenodigd: waarschijnlijk welgestelde vrienden en de notabelen van het dorp. Allemaal heren die zichzelf zeker niet onbelangrijk vinden. De intentie van de uitnodiging is niet echt duidelijk. Zijn ze werkelijk geïnteresseerd in de boodschap van Jezus of willen ze deze vreemde snoeshaan wel eens van dichtbij zien. Ze hebben al veel over Hem gehoord. Hij heeft mensen zonden vergeven, op de sabbat zieken genezen en zelfs een jongeman uit de dood doen opstaan. Hij doet alsof Hij God zelf is.
Er heerst een gespannen sfeer. De gasten houden Jezus voortdurend in het oog, maar doen hun mond niet open. En ook Jezus kijkt om zich heen, maar Hij neemt wel het woord. Hij heeft gezien hoe die mannen bezig zijn de beste plaatsen in te nemen. In de cultuur van toen was dat ongetwijfeld nog belangrijker dan tegenwoordig. Maar ook in onze tijd kun je je dat prima voorstellen. Zo’n gezelschap van mannen die redelijk met zichzelf ingenomen zijn. Onopvallend een beetje schuiven totdat je dichtbij de gastheer staat of naast de belangrijkste man van het dorp. Tegenwoordig noemen we dat netwerken, bezig zijn met je positie te verbeteren. En daarvoor worden anderen zachtjes aan de kant gedrukt. Zoals je trouwens ook kunt zien bij de bakker en de slager, waar mensen voordringen. In het evangelieverhaal gaat het vooral om status. Wat is je positie in de gemeenschap.
Jezus ziet het gebeuren en zegt er wat van. De mannen voelen zich waarschijnlijk als kleine kinderen betrapt. Menigeen wordt ook herinnert aan die keer dat hij net iets te nadrukkelijk de beste positie koos en toen erop gewezen werd dat die plaats voor een ander bestemd was. Een zeer pijnlijke ervaring wanneer status en eer belangrijke zaken zijn. Zoals vaker draait Jezus de zaken weer geheel om. Je moet niet de beste plaats kiezen maar de minste. Een bescheiden houding werkt veel beter. Ik heb niet de indruk dat Hij ons voorhoudt dat we nu met zijn allen om de minste plaats moeten strijden. Dan zou er zou er uiteindelijk niets veranderd zijn. Dus u hoeft niet volgende week allemaal in de achterste bank te gaan zitten.
Het gaat om bescheidenheid. Het gaat erom niet het beste voor jezelf opeisen. Het gaat erom een ander iets te gunnen en een ander de ruimte te geven. In Ecclesiasticus lezen we dat je door bescheidenheid geliefd zult zijn. Juist als wij in aanzien stijgen wordt de bescheidenheid nog belangrijker. Bescheidenheid is een deugd. Dat betekent dat je het ook kunt overdrijven. We zeggen niet voor niets dat de deugd in het midden ligt. Er is ook de valse bescheidenheid, een houding van zie mij eens bescheiden zijn. Bescheidenheid kan ook het karakter krijgen van te weinig zelfrespect. Niet alleen onze medemensen zijn kinderen van God. Je bent het zelf ook. Ook jijzelf bent van die hoge komaf. Ook jij mag er zijn. Ook jij bent kind van God.
Nadat Jezus het gedrag van de gasten heeft besproken, is de gastheer aan de beurt. Hier gaat het over een ander fenomeen dat ons handelen bepaalt. Hier gaat het over de wederkerigheid. De wederkerigheid is een basisprincipe van onze omgang met andere mensen. Als ik aardig ben voor jou, dan ben jij ook aardig voor mij. Ik geef jou een mooi cadeau, dan zal ik later ook een mooi cadeau van jou krijgen. Wie heeft ons vorig jaar een Kerstkaart gestuurd? Zij krijgen er nu een van ons. Op welke feestjes ben ik uitgenodigd? Die mensen ga ik nu uitnodigen voor mijn feestje. Dit geldt niet alleen onze omgang met andere mensen. Vaak is dit ook de manier waarop wij mensen met God omgaan. Ik ben braaf geweest, dus krijg ik een plaatsje in de hemel. Ik heb veel gebeden, nu word ik dus weer beter.
Als je het zo hardop zegt, dan denk je al gauw: zo erg is het nou ook weer niet. Maar als we er goed over nadenken, zullen velen van ons moeten erkennen dat we toch ook wel een beetje zo zijn. Voor wat hoort wat. Dat is het principe van de wederkerigheid. Dit is de manier van denken van ons mensen. Dit is echter niet de manier van denken van God. Zo dachten de heidenen over hun goden. Ik breng een offer en de god zorgt voor een goede oogst, et cetera.
Jezus openbaart ons een liefdevolle, barmhartige en vergevingsgezinde God. Jezus vertelt ons dat God zijn Vader is en dat God ook onze Vader is. God is een en al liefde voor ons. Hij heeft ons gemaakt. Hij heeft ons het leven gegeven. God is de bron van leven en van liefde. Hij laat ons nooit in de steek. Zijn liefde voor ons heeft niets te maken met wederkerigheid. Zijn liefde is vrij van elke vorm van berekening. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Wij mogen streven naar gelijkvormigheid met Hem. Jezus is zelf God en Hij is ook mens geworden. Hij is tegelijkertijd God en mens. Hij laat ons zien dat het voor ons mensen niet onmogelijk is op God te lijken. Hij nodigt ons daar telkens weer toe uit. Wij mogen oefenen, wij mogen vallen en opstaan. Wij hebben in Jezus een voorbeeld en een voorspraak. Wij mogen goed zijn zoals Hij goed is. Vandaag geeft Hij ons een les in gastvrijheid. Maar het gaat verder dan dat. Hij leert ons hoe wij werkelijk gemeenschap kunnen vormen. Hij laat ons zien hoe het is in het Rijk Gods. Amen.