Abraham, ander, barmhartigheid, christenen, deugd, dialoog, gastvrijheid, geloof, gemeenschap, God, Jezus Christus, joden, liefde, moslims, vrede, vreemdeling
Gastvrijheid; Gn 18,1-10; Lc 10,38-42

Marta is druk in de weer met het bedienen van Jezus. Ondertussen luistert Maria naar de woorden van Jezus. Beiden zijn gastvrij, maar zij zijn het op verschillende manieren. Ook in het verhaal van Abraham zien we verschillende aspecten van gastvrijheid. Enerzijds zorgt Abraham ervoor dat zijn gasten te eten en te drinken krijgen. Daarnaast blijft hij bij hen staan terwijl ze eten en geeft hen zo zijn aandacht.
Voor joden, christenen en moslims is Abraham de vader in het geloof. Zij allen zien Abraham als hun geestelijke vader. Hij is hun voorgegaan in het geloof in de ene God, de Schepper van hemel en aarde, de barmhartige God die zich om de mensen bekommerd. Abraham is niet alleen ons voorbeeld van geloof. Hij is voor ons ook een voorbeeld van gastvrijheid. Dat geldt voor joden, christenen en moslims. Een variant van het verhaal dat wij vandaag hebben gelezen, is ook in de Koran te vinden (soera 11,69-71).
Binnen het christendom wordt regelmatig naar Abraham verwezen. Zo lezen we in de brief aan de Hebreeën: “Vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald.” (Hb 13,2) Ook bij Jezus gaat het regelmatig over gastvrijheid. Hij vertelt over een heer die gasten voor een feest uitnodigt. Hij ziet de verlegenheid die voor de gastheer dreigt als tijdens de bruiloft in Kana de wijn bijna op is. Hij vermaant mensen op een feest niet de beste plaatsen in te nemen.
Vandaag wijst Hij ons erop waar het uiteindelijk omgaat bij gastvrijheid. “Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden.” Als wij een naam herhalen zoals hier “Marta, Marta…” is er vaak sprake van een correctie of terechtwijzing. Dan klinkt deze uitspraak van Jezus als: Marta, Marta, wat ben je kortzichtig, denk nou eens na. Als in de Bijbel iemands naam twee keer genoemd wordt, is er sprake van een roeping. Denk bijvoorbeeld aan “Samuel, Samuel…” (1 S 3,10). Jezus wijst Marta hier niet terecht, maar roept haar tot een rijkere vorm van gastvrijheid.
Werkelijke gastvrijheid gaat verder dan iemand onderdak verlenen en te eten en te drinken geven. Werkelijke gastvrijheid is je tot de ander keren, belangstellingstelling voor hem hebben en je inleven in de ander. Gastvrijheid is de ander echt serieus nemen, naar de ander luisteren en met hem in gesprek gaan. Gastvrijheid is het anders-zijn van de ander respecteren en waarderen. De ander heeft ons juist door het anders-zijn iets wezenlijks te vertellen. Doordat Abraham werkelijk interesse heeft voor zijn gasten kunnen zij hem het bijzondere nieuws van de geboorte van een zoon vertellen.
Gastvrijheid is niet alleen een individuele aangelegenheid. Ook van een gemeenschap, van een volk, van een kerk wordt gastvrijheid gevraagd. Gastvrijheid kan als graadmeter van het morele peil van een samenleving worden gezien. Hoe meer gastvrijheid, hoe meer beschaving. Gastvrijheid is ook het juiste antwoord op agressie en geweld. Gastvrijheid leidt ons tot vrede met elkaar.
Gastvrijheid brengt ons tot mededogen en barmhartigheid. Doordat wij ons open stellen voor de ander leren wij ook zijn nood zien. Uiteindelijk leidt gastvrijheid tot wederzijdse liefde en vriendschap. Dan zijn de grenzen tussen gast en gastheer weggevallen. Dan zijn zij geheel gelijkwaardig aan elkaar: mijn huis is jouw huis. Gastvrijheid is een deugd: je kunt je er in oefenen. Gastvrijheid kent met haar verschillende aspecten ook verschillende gradaties. Telkens weer kunnen door ons te oefenen een stapje verder komen. Het is als bij Marta. Jezus roept ook ons om te komen tot een steeds rijkere vorm van gastvrijheid. Gastvrijheid vraagt dat wij onze angst voor het vreemde en onbekende afleggen. Juist in de vreemdeling en de mens in nood ontmoeten wij Christus zelf. Denk aan de werken van barmhartigheid die Jezus elders noemt: de hongerigen te eten geven, de dorstigen laven, de naakten kleden, de zieken en gevangen bezoeken en de vreemdelingen gastvrijheid bieden. In deze mensen komen we Jezus zelf tegen. Wat we voor hen doen, doen we voor Hem.
Terug naar Paulus, hij verwijst naar het verhaal van Abraham: “Vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald.” Als wij de gastvrijheid vergeten en iedere vreemde buiten de deur houden, zullen we zeker geen engelen ontvangen. Als wij de gastvrijheid vergeten, houden we ook God buiten de deur. Amen.
From → Christendom & Islam, Preken