Spring naar inhoud

“Geeft gij hun maar te eten.” 1 Kr 11,23-26; Lc 9,11-17

29 mei 2016

“Geeft gij hun maar te eten.” We vieren Sacramentsdag. We vieren de instelling van de Eucharistie. We gaan terug naar Witte Donderdag, naar het laatste avondmaal op de avond voor het lijden en sterven van Jezus. Jezus Christus gaf zijn leven voor ons. Hij ging in zijn liefde voor ons mensen tot het uiterste toe. Hij gaf zijn leven om ons leven te geven. Hij maakte ons vrij om in liefde met en voor elkaar te leven. Liefde kent geen grenzen. Liefde kent ook niet de grens van de dood. Dit geldt ook voor de liefde van Christus voor ons. Zijn liefde, Gods liefde is onbegrensd. Als teken van zijn blijvende liefde voor ons gaf Jezus ons het teken van Brood en Wijn. Hij deelt zijn Lichaam en Bloed met ons. Hij geeft ons Brood ten leven.

Paulus schrijft: “Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt verkondigt gij de dood des Heren totdat Hij wederkomt.” In de Eucharistie vieren wij telkens weer het mysterie van Pasen: het mysterie van ons geloof in de verrezen Christus. Hij die voor ons zijn leven gaf, is door God tot leven gewekt. En Hij zal terugkeren aan het einde der tijden. Jezus Christus: Hij is ten hemel opgestegen, maar Hij blijft ons nabij. Hij heeft ons zijn Geest, de heilige Geest gegeven. En Hij geeft ons het teken van Brood en Wijn. Wij mogen ons daarmee met Hem verenigen. Hij is de Levende en Hij is het die leven geeft. Met Hem en door Hem komen wij tot nieuw leven: een leven met God.

We hebben ook het verhaal van de broodvermenigvuldiging gelezen. Jezus zegt ons “Geeft gij hun maar te eten.” Jezus roept ons op het Brood dat Hij geeft door te geven. Hij roept ons op zijn liefde te delen met onze medemens. Eten is meer dan voedsel innemen. Samen eten is gemeenschap opbouwen en gemeenschap vieren. Door samen te eten bouwen we aan onze relatie met de ander. In onze Westerse cultuur vergeten we dat wel eens. We denken vooral in termen van individuele nuttigheid. Eten wordt dan een noodzaak om in leven te blijven. Het idee van de gemeenschap is dan verdwenen.

Onze bisschop noemt de Kerk een netwerk van liefde. Wij mogen deel uitmaken van dat netwerk van liefde. Iedere mens mag daarin een knooppunt zijn. Iedere mens staat in liefdevolle relatie met andere mensen. Juist die relatie met anderen maakt ons tot mens. Zonder andere mensen om ons heen leven we niet, dan zijn wij niet echt mens, dan is er slechts sprake van vegeteren.

In ons dagelijkse taalgebruik hebben we het ook over netwerken. We hebben een netwerk, een verzameling goede relaties die ons behulpzaam zijn bij onze loopbaan, of bij het uitvoeren van onze ideeën. Niet alleen voor je loopbaan en voor doen van het zaken is een netwerk nodig. Ook bij het doen van vrijwilligerswerk en als we ons inzetten voor anderen is hebben van goede relaties met andere mensen en andere instanties handig. We hebben een netwerk en we werken aan ons netwerk. Netwerken is ook een werkwoord. Het is ook een activiteit. Op die manier verbeteren we onze positie op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Bij deze manier van denken en spreken zijn wij zelf het middelpunt. Wij hèbben relaties en als individu zijn we zelf het centrum van ons netwerk.

Als we spreken over de Kerk als netwerk van liefde, is de situatie anders. Nu hebben we niet een netwerk, maar zijn we deel van een netwerk. Het gaat niet om ons als individu, maar om de gemeenschap. De gemeenschap vormt het netwerk en wij zijn daarin niet het middelpunt, maar een van de vele knooppunten. Niemand is alleen, samen vormen we het netwerk en de gemeenschap. Samen eten is gemeenschap vormen. Zo knopen we een netwerk van liefde. Jezus vraagt ons: “Geeft gij hun maar te eten.” Hiermee vraagt Hij ons relaties met andere mensen aan te gaan. Hij vraagt ons om gemeenschap te vormen met de anderen. Hij vraagt ons het netwerk van liefde verder uit te breiden.

Elders in deze brief schrijft Paulus dat wij allen één lichaam vormen doordat we allen deel hebben aan het ene brood. (1 Kr 10,17) Samen Eucharistie vieren is vieren dat we een gemeenschap vormen. Een Communieviering, zoals vandaag, is hiervan een afgeleide. We delen vandaag het Brood van de Eucharistie en ervaren zo de verbondenheid met de Eucharistie en met de gemeenschap die wij samen als Kerk, als netwerk van liefde vormen. Onze vieringen beperken zich niet alleen tot de aanwezigen. Wij vieren in verbondenheid en in gemeenschap met de hele Kerk. Niet voor niets worden in het Eucharistisch gebed onze bisschop en de paus als belichaming van de wereldkerk genoemd. Met het noemen van hun namen wordt uitdrukking gegeven aan onze verbondenheid met de lokale Kerk van Rotterdam en met de allesomvattende Kerk van de hele wereld.

“Geeft gij hun maar te eten.” Wij worden uitgenodigd ons te verbinden met de anderen. We worden uitgenodigd tot een netwerk van liefde. Een netwerk van solidariteit en barmhartigheid. Door elkaar brood te geven, geven we elkaar liefde en leven. We geven door wat we zelf ontvangen. We zijn een knooppunt in het netwerk, waarvan Jezus Christus zelf de dragende kracht is. Hij is het middelpunt. Wij verbinden ons met Hem. Van Hem gaat de liefde uit die wij met anderen delen. Hij is het Brood dat ons leven geeft, leven in overvloed. Na de maaltijd blijven er nog twaalf korven met brokken over. Amen.

From → Preken

Geef een reactie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s