Deugdethiek, levensbeschouwing en religie

Auteur: Andreas Kinnegin en Timo Slootweg (red.)
Titel: Deugdethiek, levensbeschouwing en religie
Uitgever: Het Spectrum, 2015
Prijs: € 22,50
ISBN: 978 90 00 34527
Aantal pagina’s: 319
Velen streven ernaar een goed en deugdzaam mens te zijn. De deugdethiek reikt handvaten en wegen aan om dit streven vorm te geven. Dit boek bevat een serie artikelen van verschillende filosofen over de deugdethiek binnen verschillende religies en levensbeschouwingen. Zij geven een beeld van de verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende religies en levensbeschouwingen in hun visie op het streven van mensen naar het goede. Er blijken veel overeenkomsten te zijn en de deugdethiek is daarmee een goed onderwerp voor de interreligieuze dialoog. Zij kan hiermee de interreligieuze dialoog bevorderen en intensiveren. De overeenkomsten liggen in de gemeenschappelijke waarden, de deugden. De normen, de manieren waarop die waarden vorm worden gegeven, kunnen juist grote verschillen vertonen.
Andreas Kinneging: De deugden in de Oudheid
Kinneging ziet deugden als morele waarden die mensen zich eigen gemaakt hebben waardoor ze hun karakter stempelen en een eigenschap zijn geworden. Hij maakt onderscheid tussen sociale en individuele deugden. De sociale deugden zijn gericht op een harmonieuze inpassing van het individu in de gemeenschap; de individuele op het welslagen van het individu zelf.
Aristoteles en Plato werken in hun geschriften de deugdethiek uit, maar Homerus heeft hiervoor eerder al in zijn Ilias en Odyssee op verhalende wijze de basis gelegd. Homerus is in deze zin de ‘opvoeder der Grieken’ geweest. Plato zoekt op abstracte wijze een antwoord op de vraag hoe te leven. Goed leven is volgens hem de deugden beoefenen. Alleen wie deugt, kan uiteindelijk gelukkig zijn. Hij stelt de rechtvaardigheid centraal. Verstandigheid, moed en matigheid zijn hiervoor noodzakelijk.
Aristoteles komt tot een opsomming van vele deugden zonder hierin ordening en samenhang te onderkennen. Hij ziet de deugd als de ‘gulden middenweg’, een midden tussen twee ondeugden. Dit midden is voor iedereen verschillend en afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Het gaat ook om het handelen op het juiste moment, met het juiste doel en op de juiste manier. Cicero grijpt later terug op Plato en Aristoteles. Hun denken is bepalend geweest voor de eeuwen na hen en vormt mede de basis voor de christelijke deugdethiek.
Paul van Tongeren: De kerstening van de klassieke deugden: aanpassing en aanvulling
Van Tongeren laat zien hoe de kerstening van de antieke deugden drievoudig van aard is: ze werden vertaald en opnieuw geïnterpreteerd, ze werden verder gedifferentieerd en gesystematiseerd en ze werden aangevuld met enkele nieuwe deugden.
Het vertalen hield in dat een nieuwe boodschap in het jargon van vroeger werd verwoord. Het is een omduiden van de klassieke traditie in een hogere aan het christendom ontleende betekenis. Van Ambrosius is het gebruik van de term kardinale deugden voor vier hierboven genoemde centrale deugden van Plato. Thomas van Aquino vertaalt en interpreteert de aristocratische ethiek van Aristoteles zo dat die past bij en een verheldering oplevert van het christelijk leven van de gewone mens.
Mede door de toepassing van de deugdethiek in de concrete levenspraxis is er een systematische ordening nodig. De vier kardinale deugden spelen hierin een belangrijke rol. Thomas ontwikkelt een schema waarin hij zeer vele deugden kan ordenen en elk hun eigen plaats geven.
Het christendom brengt ook een radicaal nieuw element in de deugdethiek aan: nederigheid en aandacht voor de ander. Augustinus maakt duidelijk dat niet de zelfwerkzaamheid maar de activiteit van God op de eerste plaats staat. Hij verlegt de aandacht van het lukken naar het falen en er verschijnen drie nieuwe deugden: geloof, hoop en liefde. Deze drie theologale deugden komen niet voort uit onze wil maar worden ons door God geschonken.
Timo Slootweg: De deugd en het protestantisme
Slootweg begint zijn bijdrage door de rooms-katholieken een obsessie met eenvormigheid toe te schrijven, waar hij het protestantse idee van de kerk als in vele facetten geslepen diamant tegenover plaatst. Het reformatorische protestantisme staat gereserveerd ten opzichte van de deugdethiek die verbonden is met het idealisme dat strijdig is met de protestantse verscheidenheid. Dit idealisme is het christendom binnengeslopen en is strijdig met het Bijbelse personalisme. Voor het protestantisme wordt de hoogste waarde gevormd door de persoon en niet door het idee. Dit betekent dat het niet gaat om normen en waarden, noch om deugden maar om de waarheid van de ontmoeting. De deugdenleer is geestelijke slavernij. Deze positie wordt in het artikel verder uitgewerkt.
Niet alleen de deugdethiek wordt verworpen, ook het idee dat een mens goed zou kunnen zijn, past niet in het protestantse denken. Alle mensen zijn even onwaardig en zondig en totaal onbekwaam tot enig goed. De deugdenleer is een instrument om tot zelfrechtvaardiging in plaats van de rechtvaardiging door het geloof en door God te zoeken. Het gebod te geloven is het hoogste gebod. Niet de deugd is het tegenovergestelde van de zonde maar het geloof. De objectieve geldigheid van waarden en deugden is strijdig met het protestantse idee van een moeten dat aan de individuele persoon geopenbaard wordt. Uit de Bijbel kan worden ervaren wat God van de mens verlangt.
Binnen dit boek neemt dit artikel een unieke positie in die niet uitnodigt tot dialoog op dit gebied.
Rico Sneller: Jodendom en deugd
Sneller stelt dat het in het jodendom om vrijheid gaat. Omdat die vrijheid een goddelijke vrijheid is, moet de mens zich ervoor inspannen haar te verwerkelijken. Deze inspanning wordt in de Thora aangeduid als levensheiliging. Om dichter bij God te komen, is het nodig slechte karaktertrekken te breken. Vrijheid maakt verantwoordelijk. Deugden hebben te maken met de gezindheid van waaruit iemand handelt. De deugden zijn de toestand, de plichten de inhoud van de daad. De gezindheid is gefundeerd op deugd en bevat de plichten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verstandsdeugden zoals kennis en waarachtigheid en gevoelsdeugden die een cultivering van onmiddellijke gevoelens inhouden. Medelijden, medevreugde en plichtsgevoel zijn gevoelsdeugden. De belangrijke categorie is die van de wilsdeugden. De wil is de grondslag van het morele handelen en bepaalt de gezindheid. Zelfbeheersing, bezonnenheid, harmonie, vlijt, dapperheid, standvastigheid en onbevreesheid zijn wilsdeugden. Hier speelt de vrijheid een wezenlijke rol. Tenslotte wordt berouw genoemd niet als deugd maar vanwege haar betekenis voor deugdzaamheid. Een andere indeling kent deugden van het denken (waarachtigheid en bescheidenheid), sociale deugden (gerechtigheid en vrede) en deugden van de wil (dapperheid en trouw).
In de joodse deugdenleer gaat het om heiliging: om volwassenwording en vrijheid. De deugden sluiten aan bij de menselijke constitutie. Om God beter te kunnen kennen, is Thorastudie een hulpmiddel in het gezamenlijk zoeken naar God. Deugden bieden mensen een wapenuitrusting. De waarachtigheid doet de vrijheid oplichten. Berouw en boetedoening zijn essentieel voor de vrijheid. De menselijke deugden dienen zich te oriënteren op de attributen van God.
Henk Barendregt en Sabine Wassenberg: Boeddhistische deugden
Het Boeddhisme kent de Weg, het pad van de verlichting waardoor de deugden tot uiting komen na het zuiveren van het bewustzijn. De mens is in wezen goed; de mogelijkheid tot verlichting is altijd al aanwezig. De verlichting is echter verduisterd door onwetendheid. In deze conditionering ligt het zondige.
Er kunnen volgens Barendregt en Wassenberg vier grenzeloze deugden onderscheiden worden die ieder tegengestelde eigenschap kennen en een eigenschap die erop lijkt maar een wolf in schaapskleren is. De deugd compassie heeft als tegengestelde wreedheid en als wolf in schaapskleren medelijden. Voor gelijkmoedigheid zijn het rusteloosheid en onverschilligheid; voor medevreugde jaloezie en eer willen krijgen en voor liefdevolle vriendelijkheid zijn het tenslotte haat en liefde opdat…
De vier deugden hebben allemaal hun kiem in het loslaten van het mechanisme van de egogerelateerde beoordeling. Zonder dit loslaten verkeert het deugdelijk proberen in eigenschappen die een wolf in schaapskleren zijn. Wel kan het deugdelijk gedrag ook helpen het pad van de verlichting te gaan zonder dat de wortel van de ondeugden al verwijderd is.
Buchard Mansvelt Beck: Deugden in het confucianisme
Het confucianisme leert dat de schriftgeleerden, die kennis hebben van de oude geschriften, deelnemen aan de kracht ten goede. De doctrine van de schriftgeleerden stelt dat in elk sociaal contact sprake is van ongelijkheid. Er is altijd een hogere of meerdere en een lagere of mindere. De gedragsregels in de sociale contacten gelden als de traditionele confucianistische deugden. Uit de grote hoeveelheid deugden worden er vier nader door Mansvelt Beck beschreven. Dit zijn de eerbied voor de ouders, de kuisheid die de vrouw aan haar man verschuldigd is, en de twee paradepaardjes van de doctrine: betrokkenheid en plaatsbesef. De toepassing van deze laatste twee is vooral zichtbaar op politiek, openbaar niveau. Zij leiden tot het nemen van sociale maatregelen.
Geheel eigen aan het confucianisme is de plicht tot kritiek. Staatsdienaren mogen en moeten gevraagd en ongevraagd kritiek leveren op de plannen van hun superieuren. Deze confuciaanse deugd is echter tegenwoordig verdwenen.
Freek L. Bakker: Deugden in het hindoeïsme
Binnen het hindoeïsme heeft het karma een centrale plaats: elke daad heeft zijn gevolg binnen de grote kringloop van wedergeboorte en dood. De uitweg uit deze kringloop van lijden ligt in het juiste inzicht dat verkregen wordt door meditatie en leidt tot de absolute vrijheid. Een belangrijk doel van het leven is dat je dingen die je doet goed doet, dus volgens de ethische regels. Ook in het handelen ligt een weg die de mens loutert en tot de absolute vrijheid leidt. Belangrijke ethische geboden zijn volgens Bakker afzien van geweld, liefde voor de waarheid, niet stelen, kuisheid en vrijgevigheid. Op een volgend niveau liggen lichamelijke zuiverheid, innerlijke tevredenheid, soberheid, zelfstudie en overgave aan God.
Evenals in andere grote religies kent het Hindoeïsme de Gouden Regel: “Doe een ander niet aan wat jou onaangenaam is.” De Gouden Regel is binnen het hindoeïsme een weg naar vrede en naar geweldloosheid.
Gürkan Çelik en Karel Steenbrink: Een deugdzaam karakter volgens islamitische ethiek
Çelik en Steenbrink schrijven dat naast de geboden van de sjarie’a de islam haar deugdenleer kent met aandacht voor de menselijke ontwikkeling en keuzevrijheid. De basis voor de ethiek ligt in de nobele eigenschappen van Mohammed. Naast de Koran is de soennah, de overleveringen (hadieth) van de profeet dan ook een belangrijke bron in de islam. Hoewel het een vaste regel binnen de jurisprudentie daden te beoordelen naar de intentie, speelt de deugdethiek een ondergeschikte rol.
In het verleden hebben moslimgeleerden veel studie van de Griekse oudheid gemaakt. De klassieke deugdenleer heeft hierdoor haar sporen in de islamitische ethiek achtergelaten. In onze tijd is Fethullah Gülen een belangrijk denker. Hij pleit voor altruïsme, tolerantie, dialoog, acceptatie en respect voor anderen. Onderwijs en de media ziet hij als sleutelinstrumenten tot ethische vorming. Hij ziet mensen als spiegels van de namen en eigenschappen van God. De middenweg is een belangrijk begrip in zijn leer. De ideale mens vindt het evenwicht tussen de uitersten. Het leven van de profeet Mohammed is een uitmuntend voorbeeld en de uiteindelijke bestemming van de menselijke reis. Gülen geeft vier principes om deugdzaam te worden: zelfkennis, goede vrienden, losraken van verkeerde ideeën en maatschappelijke betrokkenheid.
Bart Labuschagne: Deugd en zedelijkheid bij Hegel
Volgens Labuschagne wordt de deugd bij Hegel altijd overstegen door een hoger beginsel en wordt het belang van een uitgewerkte deugdethiek door Hegel danig afgezwakt. De individuele ethiek maakt deel uit van de geestelijke infrastructuur van de samenleving als geheel. Rechtschapenheid vraagt een inbedding in een zedelijkheid die gestalte krijgt in de samenleving. De deugdethiek is van belang in de ontstaansfase van een beschaving.
De deugden bevinden zich tussen de liefde en de plichten. Zij vormen het complement op de gehoorzaamheid aan de wetten. De liefde op haar beurt verzoent de mens met de deugd. De deugd gaat op in het hogere beginsel van de liefde. De liefde is de basis van de deugden.
Het individu moet zich inpassen in het grotere geheel. In de deugd onderwerpt hij zijn drijfveren en wensen aan het handelen ten bate van het algemene. Het deugdzame individu weet dat hij het plan van de geschiedenis, van de vooruitgang, van het goede voltrekt. De verwerkelijking van het goede is echter niets anders dan het bewustzijn dat men heeft over de historische gebeurtenissen en blijft daarmee steken op het niveau van het abstracte.
Labuschagne stelt dat de huidige mens door de verregaande individualisering op zichzelf is teruggeworpen. Hij is verweesd, van God verlaten, ontworteld en overgeleverd aan oerdriften. De traditionele zedelijkheid is verdwenen. We zullen de deugdethiek nog lange tijd nodig hebben.
Jan Pieter van Oudenshoven, Marlies Pomp en Anne Fetsje Sluis: Deugden in de praktijk
Van Oudenshoven, Pomp en Sluis hebben onderzoek gedaan naar de deugden in Nederland. Zij onderscheiden de volgende groepen: katholieken, protestanten, moslims en niet-religieuzen. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen en naar opleiding. Zij hebben hun onderzoek gericht op opinieleiders: geestelijk leiders, leerkrachten van scholen en gemeenteraadsleden. Ook zijn leerlingen van gemiddeld 15 jaar ondervraagd.
Deugden worden gedefinieerd als goede eigenschappen die iedereen kan bezitten. Onderscheiden worden: betrouwbaarheid, bescheidenheid, zorgzaamheid, respect, openheid, geloof, doelgerichtheid, genade, liefde, wijsheid, matigheid, vreugde, rechtvaardigheid, moed en hoop.
De voornaamste conclusies van het onderzoek zijn dat er afgezien van accentverschillen er geen grote verschillen tussen de onderscheiden groepen bestaan. Deugden spelen een belangrijke rol. Er is een duidelijke verschuiving van de vier klassieke deugden en de drie christelijke deugden naar meer sociale deugden: respect, betrouwbaarheid, rechtvaardigheid, liefde en zorgzaamheid.