Bankier of priester; 1 Joh 3,1-2; Joh 10,11-18

Zo’n vijfenvijftig jaar geleden zong het Leidsch Studenten Cabaret: “Laat je zoon studeren, laat hem voor minister leren…” Het was de tijd van de vooruitgang en van een nog betere toekomst. Met een studie aan de universiteit was de toekomst van je kind verzekerd. In welke richting stimuleren wij vandaag onze kinderen? Willen wij dat zij bankier worden of priester? Moeten zij gaan voor het grote geld en het individuele geluk of vragen wij hen dienstbaar te zijn aan de samenleving en daarin hun geluk te vinden? Er is een tijd geweest waarin de beroepskeuze min of meer al bij de geboorte bepaald was. Bijvoorbeeld: de oudste zoon nam het bedrijf over en de tweede werd priester. Tegenwoordig is het gelukkig veel meer een eigen keuze, maar dat wil niet zeggen dat de directe omgeving van het kind daar geen invloed op heeft.
Wij willen graag dat onze kinderen gelukkig worden en doen alle moeite om daarvoor de voorwaarden te scheppen. We zorgen ervoor dat zij de opleiding krijgen die het beste bij hen past en die hen voorbereidt op een goed en gelukkig leven. Als je op internet zoekt op “hoe wordt mijn kind gelukkig”, vind je een overvloed aan adviezen. Persoonlijk denk ik, dat het niet gaat om gelukkig worden, maar om gelukkig zijn. Het belangrijkste is dan de manier waarop ouders zelf gelukkig zijn. Ouders leven het leven voor. Kinderen volgen hen hierin na. Hun manier van gelukkig zijn, is hun kinderen tot voorbeeld.
Eén ding is zeker: gelukkig ben je alleen samen met anderen. Geluk in eenzaamheid bestaat niet. Wij mensen zijn sociale wezens en worden pas echt mens in relatie met anderen. Dat is het belang van samen gemeenschap vormen. De relatie met anderen is zo’n wezenlijk onderdeel van ons bestaan, dat ook de gemeenschap waarvan wij deel uit maken een deel van ons zelf is. Wij zijn niet alleen deel van de gemeenschap, de gemeenschap zit ook in ons. Binnen de gemeenschap heeft iedereen zijn unieke plaats en rol. Dat is een rol die sterk met ons zelf verbonden is, maar die zeker ook niet los gezien kan worden van onze omgeving. Wij leven niet voor onszelf alleen, wij leven ook voor de anderen. Ieder van ons draagt op zijn eigen wijze verantwoordelijkheid voor het geheel.
Jezus heeft ons bij uitstek laten zien wat dat betekent. Hij heeft ons een teken gegeven van zijn liefde tot het uiterste toe. Hij zegt: “Ik geef mijn leven voor de schapen.” Johannes schrijft in zijn brief: “Vrienden, hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd en wij zijn het ook.” Wij mensen zijn in liefde met elkaar verbonden. Wij vormen één grote familie: allen zijn wij kinderen van God. In dat teken staat ons leven. Wij allen zijn geroepen tot een leven in liefde. Met ons leven maken wij onze liefde voor elkaar zichtbaar en concreet. Met deze roeping voor ogen zoeken wij onze plaats en rol in de gemeenschap.
Voor de een zal dat bankier zijn en voor de ander priester. Beiden zullen zich er bewust van moeten zijn dat zij geroepen zijn door en voor de gemeenschap. Roeping is niet iets individueels. Je hebt geen roeping. De roeping is niet van degene die geroepen wordt. De roeping is van en door de gemeenschap. Je wordt geroepen ten dienste van de gemeenschap. Als wij willen dat onze kinderen goede en gelukkige mensen worden, moeten we ze laten zien dat wijzelf gelukkig worden door ons in dienst te stellen van de mensen om ons heen. Als wij ons inzetten voor anderen, zullen onze kinderen dat ook doen. Als wij alleen op onszelf gericht zijn of ons geluk alleen in materiële zaken zoeken, zullen onze kinderen dat ook doen.
Onze samenleving heeft behoefte aan goede bankiers, bankiers die weten dat zij er zijn ten dienste van de maatschappij. Er zijn vele levenskeuzes die bijdragen aan het algemeen welzijn. De eigen talenten die ons gegeven zijn, bepalen in grote mate onze keuze. Onze roeping is ook gelegen in het tot ontwikkeling brengen van onze talenten. Het gaat daarom de goede combinatie te vinden van eigen mogelijkheden en onze verantwoordelijkheid voor het geheel. Zo worden wij zelf gelukkig en dragen we bij aan het geluk van anderen.
Vandaag hebben we speciaal aandacht voor roeping voor het gewijde ambt van priester en diaken en voor het aan God gewijde kloosterleven. Ook deze roepingen brengen de geroepene en vele anderen geluk. Vandaag ervaren wij het gemis van een priester die ons kan voorgaan in de Eucharistie. Dat vraagt dat ook deze geloofsgemeenschap priesters voortbrengt. Vandaag bidden wij voor roepingen. Minstens zo belangrijk is het dat wij een klimaat realiseren waarin roepingen goed gedijen: een klimaat waarin wij dergelijke roepingen stimuleren en het zelf aandurven ons te laten roepen en ook anderen op te roepen tot dienst aan de gemeenschap. Roeping begint bij onszelf. Amen.