Roeping; Jon 3,1-5.10; 1 Kor 7,29-31; Mc 1,14-20

“Nog veertig dagen en dan zal Ninive vergaan!” Die boodschap predikt Jona in Nineve. Dat was zijn roeping: Ninive waarschuwen. Ook in het Evangelie horen we een roepingsverhaal. Jezus ziet Simon en Andreas bezig met vissen. Hij roept ze: “Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.” En iets verderop ziet Hij Jacobus en Johannes. En ook zij worden onmiddellijk geroepen.
Op het eerste gezicht heeft de tekst uit de brief van Paulus weinig overeenkomsten met deze roepingsverhalen. Deze tekst is een vermaning. Paulus roept met deze brief de christenen van Korinthe tot de orde. Er zijn allerlei misstanden in de gemeente van Korinthe en Paulus vindt het nodig orde op zaken te stellen. De woorden die Paulus kiest zijn volstrekt helder. Hij omschrijft heel duidelijk wat een christen wel en niet wordt geacht te doen. Toch is het geen belerende brief die alleen bestaat uit geboden en verboden. Paulus maakt in deze brief duidelijk waar het omgaat: wat staat er centraal in ons leven en waartoe worden wij in vrijheid geroepen. Vanuit liefde voor zijn medegelovigen spreekt Paulus hen en ook ons toe. Vol liefde roept Paulus zijn broeders en zusters in Christus op goed te leven. Als een vader maakt Paulus zich zorgen over de christenen van Korinthe. In de tekst die wij vandaag lezen gaat het over de omgang met aardse zaken. Welke plaats hebben huwelijk, verdriet, blijdschap en bezit in ons leven. De wijze waarop Paulus hierover spreekt, is niet een kwestie van geboden en verboden. Paulus probeert aan te geven wat is essentieel in ons leven en hij wil voorkomen dat we vervallen in extremen.
Wat we in ieder van de drie lezingen zien is de urgentie: er moet onmiddellijk iets gebeuren. Jona geeft Ninive nog veertig dagen. Paulus schrijft: “De tijd is kort geworden.” En Jezus zegt: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij.” In de eerste jaren na de dood en verrijzenis van Christus werd gedacht, dat Jezus hiermee bedoelde dat het einde van de wereld nabij was. Zijn leerlingen verwachten de wederkomst van Jezus nog tijdens hun leven. Deze brief van Paulus is zo’n twintig jaar na het leven van Christus geschreven. Het Evangelie volgens Marcus komt nog weer vijftien later tot stand. Als het einde van de wereld binnen enkele maanden of hooguit jaren plaatsvindt, komt alles in een ander licht te staan. Dan gaat het alleen nog om wat echt essentieel is. We zien dat ook vaak bij mensen die horen dat ze binnenkort gaan sterven: vanaf dat moment maken zij andere keuzes, dan wordt er alleen nog gekozen voor wat echt belangrijk is. Zo reageren ook de eerste leerlingen van Jezus: zij worden geroepen en onmiddellijk laten ze alles in de steek en volgen Hem.
Naast het nabije einde had Paulus nog met een andere situatie te maken. In Korinthe hadden de eerste christenen nogal uiteenlopende ideeën. Sommigen waren voor een strikt ascetisch leven: geen huwelijk, geen bezit, alleen op God gericht. Terwijl anderen tamelijk losbandige opvattingen hadden over seksualiteit. Zij waren door Christus vrijgemaakt. Nu mocht alles. Beide uitersten worden door Paulus afgewezen. Ondanks het nabije einde leert Paulus de christenen van Korinthe dat je natuurlijk op God gericht moet zijn, maar dat moet ook vorm krijgen in het normale leven. Het moet ook uitvoerbaar zijn voor normale mensen. Ook in ons dagelijkse leven moeten wij weten te onderscheiden wat essentieel is en wat werkelijk van waarde is.
Paulus schrijft: doe alsof je niet gehuwd bent, alsof je niet huilt, alsof je niet blij bent, alsof je geen bezit hebt. Hij zegt daarmee niet dat huwelijk, verdriet, blijdschap of bezit verkeerd zijn. Hij zegt daarmee: laat je niet helemaal door die zaken in beslag nemen. Deze boodschap is ook voor ons bestemd. Natuurlijk hebben wij onze aardse zorgen, onze vreugde en ons verdriet. Zij mogen ons echter niet geheel in beslag nemen. Ons leven draait niet om onszelf, maar om God en om de medemens.
Evenals wij in onze tijd hebben de christenen van Korinthe het moeilijk met hun vrijheid. Christus heeft hen en ons werkelijk vrij gemaakt. Maar hoe ga je met die vrijheid om? Elders in deze brief schrijft Paulus: “U zegt: ‘Alles is toegestaan.’ Zeker, maar niet alles is goed. ‘Alles is toegestaan’, maar niet alles is opbouwend. Wees niet op uzelf gericht, maar op de ander.” Daarin zit de kern van onze vrijheid: vrijheid is er niet voor onszelf, maar voor de ander. Vrijheid maakt verantwoordelijk en betekent dat we zelf moeten uitmaken hoe we goed zijn voor een ander. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de vrijheid van meningsuiting. Dat is een groot recht dat wij met zorg moeten gebruiken. Als wij het goede voor de onze medemens willen, zullen we onze vrijheid niet gebruiken om hem te kwetsen of te beledigen. Christus heeft ons vrij gemaakt om de ander lief te hebben, om de ander gelukkig te maken, om ons op een ander te richten. Door ons op de ander te richten, richten wij ons op God en dat zal ook onszelf gelukkig maken, hier en altijd. Daarin ligt onze roeping en onze bekering. Amen.