Christelijk ondernemen

In zijn brief ‘De vreugde van het Evangelie’ schrijft paus Franciscus: “De roeping van een ondernemer is een edel werk, mits hij zich vragen laat stellen door een ruimere betekenis van het leven; dit maakt het hem mogelijk het algemeen welzijn werkelijk te dienen met zijn inspanning de goederen van deze wereld te vermenigvuldigen en voor allen toegankelijker te maken.”
Roeping
Hiermee hebben we direct de kern van het christelijk ondernemen te pakken, van de plaats van het ondernemerschap binnen de sociale leer van de Kerk. De Kerk denkt positief over het ondernemerschap. De ondernemer heeft als opdracht een bijdrage te leveren aan het algemeen welzijn, aan het geluk van de medemens. Hij doet dit door goederen te produceren en die beschikbaar te maken voor anderen. Met dit laatste speelt naast de producent ook de handelaar een positieve rol in het bevorderen van het algemeen welzijn.
Begrenzingen
De paus plaatst ook een kanttekening bij de rol van de ondernemer. Hij moet zich laten bevragen door een ruimere betekenis van het leven. Deze ruimere betekenis ligt buiten het pure eigenbelang en buiten het enkel denken in financiële termen. Zij ligt in de menselijke waardigheid van alle betrokkenen en in de onderlinge solidariteit tussen mensen. Dit zijn grenzen die vanuit de Kerk aan het ondernemerschap worden gesteld.
Paus Franciscus schrijft: “Het is hinderlijk dat men spreekt over ethiek, het is hinderlijk dat men spreekt over wereldwijde solidariteit, het is hinderlijk dat men over verdeling van de goederen spreekt, het is hinderlijk dat men spreekt over het beschermen van arbeidsplaatsen, het is hinderlijk dat men spreekt over de waardigheid van de zwakken, het is hinderlijk dat men spreekt over een God die een inzet voor de gerechtigheid eist.”
Vraag en aanbod
Concreet betekent dit dat er vragen gesteld moeten worden bij zaken als speculatie. Hiermee wordt geen waarde toegevoegd. Het gaat louter om geld te verdienen en dat kan alleen maar ten koste van iemand anders gaan. Ook stelt de Kerk vragen bij ongebreideld kapitalisme. Niet alles mag alleen maar onderwerp van vraag en aanbod zijn. Dat geldt voor het loon dat voor de arbeid wordt betaald. Daarbij gaat het niet alleen om de economische waarde van de arbeid. Een salaris moet ook voldoende zijn om van te kunnen leven. Ook voor producten die voor het leven van mensen onontbeerlijk zijn, moet de prijs binnen het redelijke blijven. We mogen geen mensen laten verhongeren omdat iemand anders meer wil betalen voor een brood. En dat geldt bijvoorbeeld ook voor medicijnen. Het eigendomsrecht is niet onbeperkt. Uiteindelijk dient het persoonlijk eigendom om anderen daarmee van dienst te kunnen zijn. Dat geldt ook voor octrooien op nieuwe medicijnen.
Menselijke waardigheid
Ondernemen doe je meestal niet alleen. De productie en het verhandelen van goederen en ook het verlenen van diensten vragen de samenwerking van velen. Binnen deze samenwerkingsverbanden moet ieder tot zijn recht kunnen komen. Arbeid is voor mensen ook een vorm van zelfontplooiing. Dat stelt eisen aan het werk, aan de arbeidsomstandigheden en aan de manier waarop mensen met elkaar omgaan.
Duurzaamheid
De productie van goederen mag niet leiden tot het verbruiken van de aarde. De aarde biedt ons vele vruchten en grondstoffen om te gebruiken en om van te leven. Wij hebben de opdracht de schepping te gebruiken en verder te ontwikkelen. Het misbruiken of zelfs vernietigen van de schepping betekent dat wij leven ten koste van de generaties na ons.