Mij geschiede naar uw woord; 2 S 7,1-5.8b-11.16; Lc 1,26-38

Wij zijn op weg naar Kerstmis. De vierde en laatste kaars op de adventskrans is aangestoken. De Advent is een tijd van hopen en verlangen, een tijd van verlangend uitkijken naar de komst van het Kind. De komst van een kind vraagt dat we ruimte maken, dat we ruimte scheppen in ons huis, maar vooral dat we ons mentaal instellen op de aanwezigheid van nieuw leven. Ook de aanwezigheid van God in ons leven vraagt dat wij ruimte scheppen.
David wil een huis bouwen voor de Heer. Dat lijkt een goed idee. David woont zelf een in paleis en de ark van God staat in een tent. De profeet Natan denkt ook dat het een goed idee is. En dan krijgt Natan een visioen en hoort van God, dat het helemaal geen goed idee is. God wil juist het omgekeerde: niet David bouwt een huis voor God, nee, God bouwt een huis voor David. Waarom wil God niet dat David een huis voor Hem bouwt? In het hier weggelaten vers 7 laat God weten, dat Hij nooit om een huis van cederhout gevraagd heeft. Maar waarom mag Davids zoon Salomo dan wel de tempel bouwen? Later zal David tegen Salomo zeggen, dat hij geen tempel mocht bouwen omdat hij teveel bloed had vergoten, daarom vraagt hij zijn zoon Salomo de tempel te bouwen. (1 Kr 22,6-8)
Het wordt er allemaal niet duidelijker op. Misschien moeten we het als volgt zien. David wil zijn eigen ideeën volgen. Hij vraagt zich niet af wat God wil. David woont in een mooi paleis en denkt dat wil God natuurlijk ook. Of misschien voelt hij zich er schuldig over dat hij meer aandacht heeft gehad voor zijn eigen woning dan die van God. Het lijkt erop dat David denkt: ik ga het even regelen en bouw een tempel. Dat deden de heidense koningen in die tijd ook. Dan zegt God: ho ho David, het initiatief ligt niet bij jou maar bij mij, ik ga een huis voor jou bouwen en jouw zoon mag je vragen een tempel voor Mij te bouwen.
In het Evangelie horen we hoe God een tempel bouwt. Hij kiest Maria om uit om zwanger te worden van een zoon. Deze zoon is zowel Zoon van de Allerhoogste, Zoon van God, als Zoon van David: Hem wordt de troon van zijn vader David geschonken. Maria begrijpt er niets van. Hoe moet dit alles gebeuren? De uitleg die de engel Gabriël geeft, is zo wonderlijk dat Maria daar ook niet veel wijzer van wordt. Maar Maria gelooft in God en vertrouwt op Hem. Zij durft zich aan Hem toe te vertrouwen: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.”
Vandaag staan deze twee verhalen tegenover elkaar. Eerst zien we David die een tempel wil bouwen en daar van af wordt gehouden, en daartegenover zien we God die een tempel voor zijn Zoon bouwt. God bouwt zijn eigen tempel. Hij wil op zijn geheel eigen wijze onder ons aanwezig zijn.
Meestal zijn wij mensen zoals David. We zitten vol goede ideeën en willen daarmee de wereld naar onze hand zetten. En dat is helemaal niet verkeerd. Van ons wordt verwacht dat we ons actief inzetten voor het geluk van anderen, dat we alles doen wat in ons vermogen ligt om anderen gelukkig te maken. Wat we daarbij nogal eens vergeten, is werkelijk te luisteren naar de ander. Wij hebben de neiging zelf te bepalen wat goed is voor de ander. We denken vanuit onze eigen situatie. We weten wat goed is voor onszelf. We weten waar we zelf behoefte aan hebben. We plakken onze eigen ideeën op de ander en handelen daarnaar. Meestal gaat dat wel goed, maar het kan ook echt fout uitpakken. In dat geval schaden wij de ander en ook onszelf.
Het is niet alleen in de omgang met andere mensen dat we hiervoor moeten oppassen. Ook over God hebben we vaak onze eigen ideeën. Maar al te vaak weten wij precies wat God zou moeten doen. Ook in ons denken en in ons spreken over God gaan we vaak verder dan goed is. Als wij precies weten hoe het mysterie van God in elkaar steekt, dan weten we ook precies wat ons te doen staat, dan is alles helder en duidelijk en komen we niet voor verrassingen te staan. Kennis over iemand anders geeft ons macht over de ander. Als je weet hoe de ander reageert, weet je zo de handelen dat de ander doet wat jij graag wilt. De ander wordt tot een instrument in jouw handen: als ik op deze knop druk gebeurt wat ik wil. Op de zelfde wijze willen wij ook wel macht over God hebben. Dat is mogelijk ook de fout die David maakte. In zijn tijd was het normaal zo te denken. Het idee was: ‘voor wat, hoort wat’. Je offert een geitenbokje en de goden zorgen voor een goede oogst. Het is een tamelijk zakelijke manier van denken over God.
Jezus van Nazareth leert ons dat God liefde is. Dat is Evangelie van Jezus Christus zoals ook Paulus ons verkondigt. God houdt van ons en wij houden van Hem. Onze relatie met God is geen zakelijke relatie, maar een liefdesrelatie. Daarin is geen ruimte voor ‘voor wat, hoort wat’. Mensen die van elkaar houden, doen iets uit liefde voor elkaar, niet uit berekening. Van elkaar houden betekent dat je elkaar vertrouwt en dat je jezelf aan de ander durft toe te vertrouwen. Niet dat dat altijd even makkelijk is, maar dat is wel de essentie van liefde. Dit is ook de houding die Maria heeft. Zij durft zich aan God toe te vertrouwen.
Ruimte maken voor Gods aanwezigheid onder ons betekent, dat wij ons openstellen voor wat Hij ons te zeggen heeft. Niet God moet naar ons luisteren maar wij naar Hem. Zo zullen wij zijn liefde voor ons ervaren. Zo komen wij tot vertrouwen en geloof en durven we ons net als Maria aan Hem toe te vertrouwen. Amen.