Weest waakzaam; Js 63,16b-17.19b; 64,3b-8; 1Kor 1,3-9; Mc 13,33-37

Jezus roept ons op tot waakzaamheid, want wij weten niet wanneer het moment daar is. Jezus spreekt hier over het einde der tijden en de komst van de Mensenzoon. Voor het zo ver is, moeten wij op onze hoede zijn. Wat betekent dat voor ons dagelijks leven? Moeten wij voortdurend angstig om ons heen kijken of we misschien de eerste tekenen van het naderend einde zien? Moeten we steeds gestresst zijn over onze onwetendheid, want wij kennen dag, noch uur? Paulus leert ons dat we vol verwachting mogen uitkijken naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus. Op Hem mogen wij ons vertrouwen stellen, want Hij zal ons doen standhouden tot het einde, zodat ons geen blaam treft op de dag van onze Heer Jezus. Niets aan de hand dus. Het komt allemaal wel goed. We gaan weer over tot de orde van de dag.
Wat heeft Jesaja ons op dit gebied te zeggen? Jesaja bidt om de komst van God. Alleen Hij kan ons redden en verlossen. Deze tekst kunnen we lezen als een gebed om de komst van de Messias, om de menswording van Gods Zoon. Jesaja begint met de vraag hoe het allemaal zo ver kon komen. Hoe is het mogelijk dat wij mensen ons zo van God kunnen afkeren? Hoe kan het dat God dat toelaat, dat Hij het kwaad niet vernietigd? Het is een telkens terugkerende vraag: hoe kan de almachtige God al deze ellende toelaten, waarom grijpt Hij niet in? Het is een van de mysteries waarmee wij moeten leren leven. Blijkbaar is God tot iets in staat waarmee wij grote moeite hebben. Als het in ons menselijk vermogen lag, zouden we onmiddellijk ingrijpen. Zo niet God. Hij wacht af wat wij doen. Hij geeft ons de ruimte.
Jesaja leert ons dat God ieder bijstaat die op Hem durft te hopen, allen die met vreugde gerechtigheid beoefenen, allen die bij al wat ze doen aan Hem denken. Is dit ook niet wat Jezus van ons vraagt? De waakzaamheid waartoe Jezus ons oproept, wordt hier prachtig omschreven door Jesaja: wij moeten leven met God in onze gedachten. Dan stellen wij onze hoop en ons vertrouwen op Hem. Dan doen wij met vreugde en plezier goed voor onze medemensen. Waakzaam zijn en goed doen zijn geen zware verplichtingen. Het zijn wegen naar een goed en gelukkig leven. Het is niet het vluchtige vermaak dat ons gelukkig maakt, maar het zijn de bestendige liefdevolle relaties met anderen. Wij moeten ervoor op de hoede zijn dat wij ons niet verliezen in kortstondig plezier, in materiële zorgen, in nuttigheid en efficiëntie. Wij moeten ervoor waken dat we niet alles willen regelen en alles naar onze hand willen zetten. Een liefdevolle relatie met anderen schept juist ruimte en vrijheid. Zo zijn wij vrij om met vreugde het goede te doen. Als wij zo waakzaam zijn en leven met God in onze gedachten, als we bij alles wat we zeggen en doen aan God denken, zijn wij gelukkige mensen en maken wij ook anderen gelukkig. Dan kijken we met vreugde en met vertrouwen uit naar de komst van Jezus Christus, de Mensenzoon.
Jesaja weet ons net als Paulus vertrouwen te geven. Hij zegt ons dat God onze Vader is. Als een vader zal Hij voor ons zorgen en ons nooit uit het oog verliezen. Hij zal het er niet op aan laten komen. God is onze Schepper. Wij zijn het werk van zijn handen. Gods liefde voor ons is grenzeloos. Hij zal niet eindeloos vertoornd en boos blijven vanwege onze fouten. Telkens weer kunnen wij tot inkeer komen en afstand nemen van het kwaad. Telkens weer kunnen wij naar God terugkeren en zal Hij ons met open armen ontvangen. Telkens weer krijgen wij een nieuwe kans. Wij zijn Gods volk. Hij ziet op ons neer en naar ons om. Daarop mogen wij vertrouwen. Wij kunnen op God vertrouwen als wij in staat zijn ons leven in zijn handen te leggen. Amen.