Op weg gaan; Gn 12,1-4a; 2 Tim 1,8b-10; Mt 17,1-9

Abram trekt weg uit zijn land. De Heer belooft hem een gezegende toekomst. Jezus gaat samen met Petrus, Jacobus en Johannes een berg op. Boven op de berg verandert Hij van gedaante en wordt zijn glorie en heerlijkheid aan de drie leerlingen geopenbaard. Paulus schrijft aan Timoteüs: “Dierbare, draag uw deel in het lijden voor het Evangelie.” Het Evangelie laat ons zien hoe door Jezus Christus de dood is overwonnen en het onvergankelijk leven voor ons bereikbaar is. Vandaag horen we drie verhalen over op weg gaan, over geroepen en gered worden en over gezegend worden.
Abram trekt niet alleen weg uit zijn land. Hij neemt ook afstand van de veelgoderij. Abram bekeert zich tot het geloof in één God. Hiermee is de stamvader van joden, christenen en moslims. Abram gaat een werkelijk moeilijke en eenzame weg. Hij en zijn familie zijn de enigen die afstand nemen van de veelgoderij. Petrus, Jacobus en Johannes trekken met Jezus de berg op. Daar worden zij de aanwezigheid van God gewaar. Dat maakt ze bang: de ontzagwekkende aanwezigheid van God maakt ons mensen heel klein. Jezus blikt vooruit: Hij weet dat Hij nog een zware weg heeft te gaan voordat Hij uit de doden zal opstaan.
Paulus weet dat ook Timoteüs het niet gemakkelijk zal hebben. Timoteüs is als bisschop van Efeze de opvolger van Paulus. Verderop in de brief schrijft Paulus over wat hem te wachten staat: “Houd rekening met het feit dat er moeilijke tijden voor de deur staan… De mensen zullen zelfzuchtig zijn en geldzuchtig, arrogant en hovaardig, lasteraars, ongehoorzaam aan hun ouders, ondankbaar, onverschillig, liefdeloos, onverzoenlijk, kwaadsprekend, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, vermetel, verwaand, meer aan genot dan aan God gehecht…” (2 Tim 3,1-4)
Ook in de jaren van het vroege christendom was de boodschap van het Evangelie geen vanzelfsprekendheid. Paulus schrijft aan Timoteüs dat hij zich er niet voor moet schamen dat hij van de boodschap van Jezus Christus getuigt. Schaamte heeft te maken met het gevoel van anders zijn, met gevoel er niet bij te horen en buiten de gemeenschap te staan. Dat idee van buitenstaander te zijn bekruipt ons ook in deze tijd, Hoe vaak horen wij niet dat wij met verkeerde ideeën leven. Je moet niet in God geloven, want je kunt niet bewijzen dat Hij bestaat. Je moet gaan voor je eigen geluk en je eigen succes. Dat is de werkelijkheid. Dat is de strijd om het bestaan. Als je niet voor jezelf opkomt, ben je een dief van je eigen portemonnee. Zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan. De boodschap van de naastenliefde wordt nauwelijks gehoord in onze tijd. Ook in deze verkiezingstijd staat voortdurend het eigen belang voorop.
Paulus schrijft aan Timoteüs: “Dierbare, draag uw deel in het lijden voor het Evangelie.” Indirect is deze boodschap ook aan ons gericht. Onze vorige bisschop Van Luyn ontleende hieraan zijn wapenspreuk: “Collabora Evangelio”. Bij collabora, collaboreren denken we niet meteen aan lijden. Collaboreren betekent meewerken en pas met de Tweede Wereldoorlog heeft het de betekenis van meewerken met de vijand gekregen. De Latijnse vertaling geeft samen met de Nederlandse vertaling een beeld van wat Paulus te zeggen heeft: een combinatie van meewerken en lijden.
Het gaat niet over doelloos lijden. Het gaat over lijden, over een inspanning om het Evangelie te verkondigen. Jezus Christus en zijn boodschap navolgen is geen vrijblijvende zaak. Je zult je er echt voor moeten inspannen. Het kost je moeite. Je komt tegenstand en verzet tegen. Je vaart tegen de stroom in. Natuurlijk vind je ook troost in je geloof. Maar in de eerste plaats is het geloof een uitdaging. Het geluk volgt op het ingaan op die uitdaging. Gelukkig wordt je doordat je anderen gelukkig hebt gemaakt.
De Veertigdagentijd is een tijd van bezinning: Wat willen wij met ons leven? Waar leven wij voor? Hoe bekeren wij ons tot God? Hoe komen wij in beweging en hoe gaan wij op weg? Hoe spannen wij ons in voor het Evangelie? Paus Franciscus schrijft in zijn vastenbrief, dat Jezus arm is geworden om ons rijk te maken. De paus roept ons op de weg van Jezus na te volgen. Het gaat niet om de armoede, maar om het wegschenken van de overvloed. Het gaat erom solidair te zijn met de armen. De paus schrijft: “het zal ons goed doen ons af te vragen van welke zaken we ons kunnen ontdoen om anderen te helpen en te verrijken met onze armoede. Laten we niet vergeten dat ware armoede pijn doet.”
De weg van het Evangelie volgen gaat niet zonder pijn en lijden, maar het is ook de weg naar rijkdom en geluk voor anderen en voor onszelf. Het is ook geen eenzame weg. We gaan samen op weg: samen als gemeenschap en samen met Christus. In deze Veertigdagentijd is er volop gelegenheid iets voor anderen te doen. Denk bijvoorbeeld aan de Vastenaktie. Amen.