Lumen fidei: het licht van het geloof

We vieren dit jaar het jaar van het geloof en kort geleden verscheen de eerste encycliek van paus Franciscus: Lumen fidei, het licht van het geloof. Vandaag overwegen we aan de hand van deze encycliek wat geloven is en wat het voor ons betekent.
Paus Franciscus begint zijn brief aan alle christenen met woorden van Jezus: “Als een licht ben Ik in de wereld gekomen, opdat al wie in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft.” (Joh 12,46) Het licht van het geloof verlicht het gehele bestaan van de mens. Het is een krachtig licht, het is een licht dat van God komt. Door zijn menswording, zijn dood en verrijzenis is in Jezus Christus het licht van het geloof tot ons gekomen. Hij is het Licht der wereld.
We hebben de liefde gelovig aanvaard (vgl. 1 Joh 4,16)
De paus noemt Abraham onze vader in het geloof. God heeft zich aan hem geopenbaard. Hij heeft hem geroepen bij zijn naam. God spreekt mensen persoonlijk aan. Daarmee is Hij een persoonlijke God en een God van personen: de God van Abraham, Isaak en Jakob. Het geloof geeft Abraham inzicht in het bestaan en in de bron van het bestaan. Het geloof is voor hem ook een belofte waarin hij vertrouwt. Voor Abraham valt geloven samen met vertrouwen op God. Abraham staat aan de basis van het geloof van Israël. Dit volk verkondigt telkens weer de grote daden van God: hoe God zich liefdevol over hen ontfermde en bevrijdde uit de slavernij. Deze weldaden tonen aan dat Gods beloften in vervulling gaan: Hij is een betrouwbare God. Toch blijft bij hen de bekoring van het ongeloof. Ze willen onmiddellijk resultaat zien en vervallen tot afgoderij. Zo vertrouwen ook wij vaak teveel op onze eigen kracht, op ons banksaldo en op de verzekeringen die afsluiten. Maar telkens weer is er bekering mogelijk. Geloven betekent: zich toevertrouwen aan een barmhartige liefde, die steeds weer aanneemt en vergeeft, die het leven draagt en richting geeft en die haar macht toont doordat ze in staat is om recht te trekken wat in onze geschiedenis verkeerd gegaan is.
De definitieve vervulling van Gods beloften is de menswording van Jezus Christus. In Hem wordt Gods liefde in zijn volheid geopenbaard. In deze liefde geloven wij als het fundament en het doel van ons bestaan. Jezus’ dood en verrijzenis zijn het ultieme bewijs van Gods liefde voor ons. Wij geloven in Christus en wij kunnen ons met Hem verenigen. Een persoonlijke relatie met Christus doet ons geloven, Hem navolgen en ons aan Hem toevertrouwen. Hij is in ons en wij zijn in Hem. Het geloof in Christus brengt ons redding. Onszelf redden kunnen we niet. Door het geloof stellen wij ons open voor de liefde. De liefde opent onze ogen voor de weidsheid van ons bestaan. Zo werkt de heilige Geest in ons, de Geest die liefde is. Door deel uit te maken van Christus zijn wij gelovigen met elkaar verbonden. Samen vormen wij één lichaam, het Lichaam van Christus, zijn Kerk. Wij zijn individuen in verbondenheid met elkaar. Geloven doe je niet alleen. Het is geen privéaangelegenheid. Geloven doe je in gemeenschap, in liefde tot elkaar.
Wanneer u niet gelooft, dan begrijpt u niet (vgl. Js 7,9)
In het volgende hoofdstuk schrijft de paus over de verhouding tussen geloof en rede, geloof en wetenschap: hoe krijgen we zicht op de volle waarheid, waarbinnen ook het materiële en wetenschappelijke zijn plaats heeft. Waarheid is niet alleen verbonden met het verstand en met wetenschap. Het geloof laat ons weten met ons hart. Het geloof is verbonden met de liefde en met haar wijze van weten. Liefde en waarheid kunnen niet zonder elkaar. Het geloof en de liefde brengen ons tot de kennis van God en tot kennis van zijn bedoelingen met ons. Geloof en rede versterken elkaar. Het geloof en de liefde zorgen ervoor dat wij wetenschap en techniek gebruiken tot heil van de mensen. Zonder de liefde verliest het leven haar menswaardigheid. Geloof zonder de waarheid van het verstand is een sprookje dat alleen beantwoordt aan onze verlangens naar geluk.
Ik geef u door, wat ik ontvangen heb (vgl. 1 Kor 15,3)
Hoofdstuk 3 gaat over het doorgeven van het geloof. Het geloof is een vorm van horen en zien en op die manier kunnen we het ook van mens tot mens doorgeven: erover vertellen en het laten zien. Het doorgeven van het geloof gebeurt in de relatie tussen mensen, als eerste tussen ouders en hun kinderen. De Kerk leert ons de taal van het geloof. Zij geeft ons de woorden om over het geloof te spreken. De Kerk geeft ons ook de sacramenten waarin wij het geloof ontvangen en ervaren. In de eerste plaats is dat het Doopsel waarmee we het geloof ontvangen. In de Eucharistie ontmoeten wij Christus heel concreet in Brood en Wijn. Hierin geeft Hij zichzelf hier en nu in liefde aan ons. Binnen de Kerk belijden wij gezamenlijk ons geloof. We treden er binnen in het mysterie waarvan het Credo getuigt, en maken zo deel uit van de liefde van de drie-ene God, de liefde tussen Vader, Zoon en heilige Geest. Tenslotte geeft de Kerk ons het gebed, vooral het Onze Vader en leert zij ons te leven overeenkomstig de Tien Geboden.
Wezenlijk aan de Kerk van Christus is haar eenheid: zij is één in tijd en ruimte. De heilige Paulus spreekt in zijn brief aan de Efeziërs over: één lichaam en één geest, één geloof (Ef 4,4-5). Allen hebben wij deel aan dat ene geloof, ieder op zijn eigen wijze, maar de een niet beter dan de ander. Dit ene geloof is ons door de apostelen gegeven en wordt door de Kerk ongeschonden doorgegeven.
God bereidt voor hen een stad (vgl. Heb 11,16)
In het laatste hoofdstuk schrijft de paus hoe het geloof in ons leven en in de maatschappij werkzaam is. Door de liefde staat het geloof ten dienste van de rechtvaardigheid, van het recht en van de vrede. Het geloof brengt onze menselijke relaties tot volle bloei. Het verrijkt daarmee het leven in gemeenschap en draagt bij aan het algemeen welzijn van alle mensen. Het geloof helpt ons de volheid van de liefde tussen man en vrouw te beleven. Het geeft inzicht in het mysterie van het doorgeven van het leven. Binnen het gezin leren kinderen te vertrouwen op de liefde van hun ouders. Hier leren zij uit te groeien tot volwassen gelovigen. Het geloof leert ons dat mensen elkanders broeders en zusters zijn en elke mens een unieke waarde heeft. Het leert ons ook respect te hebben voor de Schepping. Het geloof leert ons dat er vergeving mogelijk is, dat het goede sterker is dan het kwade. Zo zijn wij in staat conflicten op te lossen. Zo verlicht het geloof het leven in de maatschappij.
Het geloof is een troostende kracht in ons leven. In Psalm 116 lezen we: “Ik bleef vertrouwen, al zei ik; ik ben gebroken van smart.” (Ps 116,10) De christen weet, dat het lijden ook hem treft, maar wij mogen ons lijden delen met Christus en in Gods handen leggen. Zo kunnen wij door het lijden groeien in liefde en geloof. In het lijden van de medemens ontmoeten wij Christus zelf. Het geloof helpt ons het lijden van onze medemens te verlichten. Het geloof voedt onze hoop dat wij onze bestemming vinden in God.
Tenslotte stelt de paus ons Maria tot voorbeeld. Maria ontvangt het geloof, zij bewaart het in haar hart en zij laat het tot bloei komen en vrucht dragen. Zij is als Moeder van de Kerk ons tot voorbeeld en tot voorspraak. Amen.