Gastvrijheid; Gn 18,1-10a; Lc 10,38-42

Abraham ontvangt drie vreemdelingen. Drie mannen die onverwacht langs komen en een beroep doen op zijn gastvrijheid. Naar de gewoonten van zijn volk doet Abraham alles wat hij kan om zijn gasten te voorzien van wat zij nodig hebben. In de cultuur van rondtrekkende nomaden is gastvrijheid een groot goed. Andermans gastvrijheid is een levensvoorwaarde voor iemand die rondtrekt in een gebied zonder dorpen en steden en zonder herbergen. Abraham is zelf een rondtrekkende nomade. Voor hem is het vanzelfsprekend dat hij gastvrijheid verleend. Maar Abraham verschaft niet alleen eten en drinken. Terwijl zijn gasten eten, blijft hij bij hen staan en zo staat hij ook open voor wat zij hem te zeggen hebben. Zoals uit het vervolg blijkt, neemt Abraham hen serieus. Dit in tegenstelling met Sara die moet lachen om het idee dat zij op haar hoge leeftijd nog een zoon zal krijgen.
In de tijd van Jezus waren de Israëlieten geen nomaden meer. Er waren dorpen en steden en er waren herbergen. Gastvrijheid was geen levensnoodzaak meer. Gastvrijheid blijft wel een daad van medemenselijkheid, een daad van liefde. Gastvrijheid is nodig om de betrokkenheid op elkaar gestalte te geven. Zo ontvangen Marta en Maria Jezus in hun huis. Marta biedt Hem te eten en te drinken en Maria luistert naar Hem. We zien een opvallend verschil tussen de twee zussen: de een zorgt voor de materiële zaken, voor de basisgastvrijheid en de ander luistert en heeft vooral aandacht voor wat de gast te zeggen heeft. Het zijn twee belangrijke aspecten van gastvrijheid: de basisvoorzieningen aanbieden en aandacht hebben voor de gast. Jezus leert ons dat het laatste uiteindelijk het belangrijkste is.
Hoe is het gesteld met onze gastvrijheid? Hoe gastvrij zijn wij als individu? Hoe gastvrij zijn wij als parochie? Hoe gastvrij is Nederland? Gastvrijheid speelt inderdaad op verschillende niveaus: gastvrijheid als individu, als gemeenschap en als land. De gastvrijheid van het individu vormt de basis voor de gastvrijheid van een gemeenschap en de gastvrijheid van een land. Zeker in onze cultuur is het gedrag van het individu over het algemeen bepalend voor het gedrag van de groep. Wat wij niet als individueel gedrag aanleren, zullen we ook niet gauw als groep doen.
In onze huidige tijd staan wij Nederlanders niet bekend om onze gastvrijheid. Destijds legde prinses Maxima de vinger op de zere plek toen zij de Nederlandse cultuur kenmerkte met ‘één koekje bij de koffie’. Onze gastvrijheid is afgemeten en staat in schril contrast met de overvloedige gastvrijheid die uit andere culturen bekend is. Ook voor Abraham is overvloed het uitgangspunt. Een pater die jarenlang in Chili had gewerkt vertelde me ooit dat de paters als er feest was in het Nederlandse patershuis, elk één glaasje wijn kregen. Hoe anders was dat in Chili. Daar stonden de flessen wijn gewoon op tafel.
Als je bij migranten op bezoek komt, moet je mee-eten. Van hun kant zijn zij verbaasd over Nederlanders. Bij Nederlanders ontstaat een ongemakkelijke sfeer als er iemand rond etenstijd op bezoek komt, want er is niet gerekend op een extra gast aan tafel en delen wat er is, behoort blijkbaar ook niet meer tot de mogelijkheden. Dat heeft niets te maken met de omstandigheden hier. Het zit ook niet in onze genen, het is niet erfelijk. De meesten van ons zijn waarschijnlijk nog opgevoed in een tijd, waarin je rustig vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis nam en dat die dan ook mochten blijven eten. De armoede van destijds werd gewoon gedeeld. Het delen van de huidige rijkdom blijkt een stuk lastiger te zijn. Hoe leren wij onze kinderen tegenwoordig gastvrijheid?
Het voert te ver hier alle vormen en alle niveaus van gastvrijheid te bespreken. In Den Haag heb ik mogen ervaren hoe ingewikkeld het is om als parochie gastvrij te zijn voor migranten, gastvrij te zijn voor katholieken met een andere culturele achtergrond. Het is lastig in te zien dat wat voor jezelf normaal is, voor een ander helemaal niet normaal hoeft te zijn en omgekeerd.
Van overheidswege wordt er tegenwoordig alles aan gedaan om de gastvrijheid van ons land te verminderen. Iedereen die van buiten komt, wordt als een bedreiging gezien. Zelfs kinderen worden na vele jaren verblijf in ons land zonder pardon de grens over gezet. Zij moeten zich maar zien te redden in een voor hen volstrekt vreemd vaderland, een land waarvan ze de taal vaak nauwelijks spreken. Mensen die hier wel mogen blijven, moeten zich helemaal aanpassen aan onze manier van leven. Ze moeten assimileren, ze moeten worden zoals wij zijn. Wij zijn totaal niet geïnteresseerd in hun manier van leven. Het kan toch niet zo zijn dat zij ons iets te brengen hebben? Het kan toch niet zo zijn dat wij iets van hen zouden kunnen leren?
De lezingen houden ons vandaag een ander beeld voor. Abraham is vol aandacht voor zijn gasten. Jezus zegt dat Maria de juiste keuze maakt door naar Hem te luisteren. Gasten kunnen ons wel degelijk iets te vertellen hebben. In de brief aan de Hebreeën lezen we: “Vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald.” (Heb 13,2) De lezingen van vandaag geven daar voorbeelden van. Als wij de gastvrijheid vergeten en iedere vreemde buiten de deur houden, zullen we zeker geen engelen ontvangen. Als wij de gastvrijheid vergeten, houden we ook God buiten de deur. Amen.