Bidden in de Islam

Vanuit een christelijke achtergrond wordt een overzicht van het bidden in de islam gegeven.
De vijf zuilen van de islam
De eerste zuil van de islam betreft de geloofsinhoud de andere vier de rituele plichten (ibadaat). God heeft geopenbaard hoe de mens Hem moet benaderen en met Hem moet omgaan en hoe hij hem moet vereren. Daarnaast regelen deze plichten de geloofsgemeenschap en de onderlinge solidariteit.
- Geloofsbelijdenis (sjahada)
a. De een- en enigheid van God
b. Engelen
c. Gezanten en profeten
d. Geopenbaarde geschriften
e. Laatste dag
f. Raadsbesluit van God (‘predestinatie’) - Rituele gebed (salaat)
- Religieuze belasting (zakaat)
- Vasten tijdens de ramadan (saum)
- Bedevaart naar Mekka (hadj)
Bidden in christendom en islam
Volgens de Christelijke Encyclopedie[i] is bidden het uitdrukken van de gerichtheid op God. Dit kan een individuele activiteit zijn, maar ook een met anderen gedeelde. Deze definitie kun je ook gebruiken voor het bidden in de islam. Er zijn uiterlijk naast verschillen veel overeenkomsten tussen het bidden van christenen en het bidden van moslims. Kijkend naar de inhoud van het gebed en vooral naar de mentale houding van de bidder zijn de verschillen groter. Dit hangt direct samen met het verschil in Godsbeeld. Tot een liefhebbende en nabije Vader bidt je anders dan tot een hoogverheven en soevereine Rechter. Dit godsbeeld is ook de reden van de strenge reglementering van het verplichte gebed in de islam.
Het verplichte gebed (salaat)
In de Koran is de salaat de meest genoemde religieuze plicht. De salaat vormt de kern van de islamitische liturgie en is de belangrijkste vorm van godsdienstige verering van de islam. Dagelijks wordt er vijf keer gebeden. De vaste momenten zijn: voor zonsopgang, halverwege de middag, voor zonsondergang, na zonsondergang en ’s nachts voor het slapen. De gebedstijden worden met de gebedsoproep (adzaan) door de gebedsoproeper (moe’addzin) aangekondigd.
De tekst van de Adzaan is als volgt: viermaal ‘God is groot’; tweemaal ‘Ik getuig dat er geen godheid is dan God’; tweemaal ‘Ik getuig dat Mohammed de gezant van God is’; tweemaal ‘Haast U naar het gebed’; tweemaal ‘Haast U naar het heil’; tweemaal ‘God is groot’ en tenslotte ‘Er is geen godheid dan God’. Aan de oproep voor het eerste gebed ’s morgens wordt nadat men tweemaal ‘Haast U naar het heil’ heeft geroepen tweemaal ‘Het gebed is beter dan de slaap’ toegevoegd.
Het gezamenlijk verrichten van de salaat versterkt de gemeenschapszin, de oemma. De salaat kent ook een mystieke dimensie. Mohammed kreeg de opdracht tot de vijf dagelijkse salaats tijdens het nachtelijk visioen waarin hij de zeven hemelen betrad. Elke salaat is eigenlijk zo’n mystieke hemelreis. De soefi’s gebruiken de salaat als uitgangspunt voor hun dzikr-rituelen: oefeningen in de mystiek of vroomheid.
Het gebed is alleen geldig als het op de voorgeschreven wijze wordt uitgevoerd. Dit betekent:
- Vaste tekst en rituele reinheid door middel van een kleine wassing (woedoe) in de moskee en een grote wassing (ghoesl) thuis.
- Ritueel reine ruimte: buiten de moskee is dit te bereiken door het uitrollen van het gebedskleed. Het gebed wordt bij voorkeur in de moskee verricht, maar kan ook elders. Voor mannen is het vrijdagmiddaggebed verplicht in de moskee. In de moskee zitten de vrouwen apart.
- Opstelling in de juiste richting (kibla). Dit is in de richting van de ka’ba in Mekka en wordt in de moskee aangegeven door de mihraab, een nis in de moskee.
- Uitspreken van de intentie (nijja): ‘Tot meerdere eer en glorie van God’.
- Juiste houding.
Naast deze verplichte vormgeving is ook het hebben van de juiste intentie belangrijk. Dit is voor een niet-moslim niet mogelijk.
De salaat bestaat uit de volgende onderdelen. De getallen verwijzen naar de figuur.[ii]
- Uitspreken intentie (nijja): “Ter meerdere eer en glorie van God.”
- Uitspreken takbir: “God is groot.” (Allahoe akbar)
- Opening van het gebed
a. Lofprijzing (as-Sana): “Heilig bent U, o God, en lof zij U, en gezegend is Uw naam en hoog is Uw roem, er is geen god behalve U. Ik zoek mijn toevlucht bij God tegen de vervloekte Satan.”
b. Openingssoera Koran: “In naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige. Lof zij God, de Heer van de wereldbewoners, de Erbarmer, de Barmhartige, de Heerser op de oordeelsdag. U dienen wij en U vragen wij om hulp. Leid ons op de juiste weg, de weg van hen aan wie u genade geschonken hebt, op wie geen toorn rust en die niet dwalen.”
c. Recitatie van een andere soera. - Buiging (roekoe)
a. “God is groot.”
b. “Geprezen zij mijn Heer, de Almachtige.” (driemaal) - Staand: “Moge God luisteren naar hem die Hem geprezen heeft. Onze Heer, U zij alle lof.” en “God is groot.”
- Prosternatie (soedjoed): “Geprezen zij mijn Heer, de Almachtige.” (driemaal) en “God is groot.”
- Zittend: “O God, vergeef mij en heb genade.” en “God is groot.”
- Prosternatie (soedjoed): “Geprezen zij mijn Heer, de Almachtige.” (driemaal) en “God is groot.”
- De onderdelen 3) tot en met 8) vormen samen een rak’a. Afhankelijk van de gebedstijd bestaat de salaat uit een aantal rak’a’s. Tussen twee rak’a’s volgt staand: “God is groot.”
De volgende rak’a wordt in de figuur met de getallen 10) tot en met 14) aangegeven. Na iedere twee rak’a’s en na de laatste rak’a wordt zittend de tasjahhoed uitgesproken (15) : “Alle aanbidding in woord, daad en bezit komt aan God toe. Vrede, zij met U, o Profeet en de genade van God en Zijn zegeningen. Vrede zij met ons en met de ware dienaren van God.” Deze wordt afgesloten met de sjahada: “Ik getuig dat er geen godheid is dan God en dat Mohammed zijn afgezand is.”Zittend wordt de tasjahhoed uitgesproken. Iedere mens wordt begeleid door twee engelen die alle daden van de mens tot in detail opschrijven in zijn levensboek dat op de dag des oordeels dient als getuige. Eerst wordt ter afsluiting van de salaat de engel te rechterzijde begroet (16) met de woorden: “Vrede zij met U en de genade van God.” Tenslotte wordt op de zelfde wijze de engel ter linkerzijde begroet (17).
Andere vormen van bidden in de islam
Naast het verplichte gebed kent de islam vele andere vormen van bidden. Zo is er de persoonlijke smeekbede (dua). Soera 2,186: “Wanneer Mijn dienaren jou naar Mij vragen: Ik ben nabij. Ik verhoor het gebed van iemand die bidt, wanneer hij Mij aanroept. Zij moeten Mij dus gehoor geven en in mij geloven. Misschien zullen zij de goede weg opslaan.”
De islam kent verschillende vormen van bedevaart. Als eerste is er de hadj, de officiële bedevaart naar Mekka, die iedere moslim eens in zijn leven geacht wordt te gaan. Daarnaast zijn er het informele bezoek (ziyara) aan Jeruzalem of het graf van Mohammed in Medina. Mekka, Medina en Jeruzalem zijn de drie heilige plaatsen van de islam. De hadj bestaat uit zeven onderdelen uit te voeren op drie dagen. De zevenvoudige rondgang rond de ka’ba is hiervan het meest bekend. De hadj wordt afgesloten met offerfeest (ied al-adha) dat wereldwijd gevierd wordt. Tijdens het offerfeest wordt het dier binnen de familie gegeten en een deel aan de armen gegeven. De andere grote feestdag is na afloop van de ramadan: de ied al-fitr, het feest van het verbreken van het vasten.
Deze feestdagen en andere belangrijke momenten in het leven zoals geboorte, huwelijk en dood kennen hun eigen vormen van salaat.
Mystiek
Van Mohammed wordt verteld dat hij mystieke ervaringen had. In zijn slaap is hij weggevoerd, eerst naar Jeruzalem en daarna vanaf de tempel naar de hemel. Dit staat bekend als de hemelvaart van Mohammed. De mystieke ervaringen van Mohammed vormen de basis voor het soefisme, een mystieke beweging binnen de islam die verwant is aan het oosterse christelijke kloosterleven. Ook in de Koran vindt de mystiek haar wortels: “God is het licht van de hemelen en de aarde. Zijn licht lijkt bijvoorbeeld op een nis met een lamp erin. De lamp staat in een glas. Het glas is zo schitterend als een stralende ster. Zij brandt [op olie] van een gezegende boom, een olijfboom – geen oostelijke en geen westelijke – waarvan de olie bijna [uit zichzelf] licht geeft, ook al heeft geen vuur haar aangeraakt; licht boven licht. God leidt tot Zijn licht wie Hij wil.” (Soera 24,35) De weg van soefi’s leidt naast versterving tot kennis van het bovennatuurlijke.
Voor de gewone moslims kregen de soefi’s de status van heiligheid. Zij werden vrienden van God (wali) genoemd. In rangorde komen de wali direct na de profeten. Zij zijn in staat tot wonderen en hebben een zegenrijke invloed (baraka). Deze baraka is ook verbonden met overleden wali en leidt tot een cultus rond hun graftombes, bestaande uit bedevaarten, retraites en het brengen van votiefgeschenken. Ook aan de afstammelingen van Mohammed wordt baraka toegeschreven.
Een andere vorm van volksvroomheid is het gebedssnoer (tasbih). De tasbih is een hulpmiddel bij het denken aan God (dzikr) door het noemen van de 99 schone namen van God en het prijzen van God door 33 maal Soebhan Allah (verheven is God), 33 maal Al-hamdoelillah (alle lof zij God) en 33 maal Allahoe akbar (God is groot) te zeggen. Dit gebedssnoer vindt zijn oorsprong in India en is via de islam tot het christendom gekomen in de vorm van de Rozenkrans.
Literatuur
Herman Beck, Islam in hoofdlijnen, Zoetermeer: Meinema, 2002.
Fred Leemhuis, De Koran: Een weergave van de betekenis van de Arabische tekst in het Nederlands, Houten: Fibula, 2002, 11e druk.
Frank E. Peters, Islam en de joods-christelijke traditie: Een verkenning, Amsterdam: Boom, 2005.
Jacques Waardenburg (red.), Islam: Norm, ideaal en werkelijkheid, Houten: Fibula, 2000, 5e druk.
[i] George Harinck e.a. (red.), Christelijke Encyclopedie, Kampen: Kok, 2005, 192-193.
[ii] Dr. Th.W. Juynboll, Handleiding tot de kennis van de Mohammedaansche Wet volgens de leer der Sjâfi’itische school, Leiden: Brill, 1903, 68.