eenheid, gemeenschap, genade, Jezus Christus, Kerk, openbaring, verlossing, vrede, vrijheid
Efeziërs 1,3-14; 2,13-18; 4,1-6
De brief van de apostel Paulus aan de christenen van Efeze: een tekst die enig nadenken vereist. Je moet er een tijdje op kauwen om de boodschap tot je door te laten dringen. Met het taalgebruik van de moderne manager noemen we dat geen probleem maar een uitdaging.
Dit jaar staat deze brief van de vijftiende tot en met de eenentwintigste zondag op het leesrooster. Dus u kunt gedeelten ervan vinden in de missaaltjes van die zondagen. Maar u kunt ook thuis de Bijbel pakken en de brief in zijn geheel lezen. Het zijn nog geen zes bladzijden. Ik raad u aan die uitdaging aan te gaan.
Achtergrond van de brief
Eerst iets algemeens over deze brief. Hij is gericht aan de christenen van Efeze, maar gaat niet in op specifieke zaken die binnen Efeze aan de orde zijn. Het is meer een algemene brief, niet voor een speciale gemeente, maar meer een rondzendbrief gericht aan alle christenen van die tijd.
Bijbelwetenschappers denken dat deze brief niet van Paulus zelf is, maar geschreven is door een van zijn volgelingen. Deze leerling plaatst zich geheel in de traditie van Paulus door in zijn naam deze brief te schrijven. Zijn eigen identiteit is ondergeschikt aan de boodschap.
De brief is waarschijnlijk geschreven tegen het einde van de eerste eeuw, zo’n twintig jaar na de dood van Paulus. De Kerk heeft zich dan al enigszins ontwikkeld en begint structuur te krijgen. Dat blijkt ook uit deze brief, uit de wijze waarop over de Kerk wordt geschreven.
De brief in grote lijnen
Het hoofdthema is dat het plan van God, het mysterie dat eeuwenlang verborgen bleef, in Christus voltrokken en geopenbaard is, en in de Kerk tot ontplooiing komt.
De inhoud van de brief kunnen we in drie delen splitsen. Het eerste deel bestaat uit een lofzang, een dankzegging en een gebed. Hierin wordt het hoofdthema van de brief aangegeven. Op de vijftiende zondag wordt de lofzang gelezen. In het eerste deel wordt de centrale plaats van Christus beschreven en hoe wij in en door Hem zijn gered. Onze verlossing danken wij aan zijn bloed: zijn lijden en sterven aan het kruis. De vergeving van de zonden danken wij aan Christus. Christus heeft ons de Blijde Boodschap geopenbaard: Hij heeft ons het mysterie doen kennen.
In het tweede gedeelte wordt beschreven hoe de verlossing in Christus heeft plaatsgevonden: de mensen waren dood door de zonde maar nu leven zij door Gods genade. In en door Christus zijn wij gered. De gemeenschap van volgelingen van Christus, de Kerk maakt deze blijde boodschap bekend aan alle mensen. De lezing van de zestiende zondag komt uit dit tweede deel.
In het derde deel worden wij aangespoord tot christelijk leven, tot een leven met en in Christus, een leven van liefde en waarheid. We worden opgeroepen tot eenheid. Onze verschillen zijn er om elkaar aan te vullen tot één lichaam waarvan Christus het hoofd is. Op zeventiende en de daaropvolgende zondagen zijn de teksten van de tweede lezing uit dit deel genomen. We gaan nu de teksten van de drie zondagen nader bekijken.
Vijftiende zondag: Efeziërs 1,3-14
Deze lofzang heeft een sterk liturgisch karakter: waarschijnlijk werd hij gebruikt als zegen die voorafging aan de Doop. Wij zijn gezegend in Christus. In Christus zijn wij uitverkoren door God. Wij zijn al voor schepping uitverkoren en voorbestemd om door Christus kinderen van God te zijn.
Het eerste gedeelte van de lofzang geeft de centrale plaats van Christus aan en hoe wij in en door Hem zijn gered. Deze tekst heeft de nodige discussie veroorzaakt. Een eenzijdige uitleg leidt tot de predestinatieleer van Calvijn. Deze leert dat de verlossing geheel en al afhankelijk is van Gods genade en dat daardoor iedere mens vanaf de schepping is voorbestemd tot het eeuwige geluk of tot de eeuwige verdoemenis.
Binnen de traditie van de katholieke Kerk wordt deze tekst niet losgemaakt van de rest van het Nieuwe Testament, waarin ook de eigen rol van iedere individuele mens benadrukt wordt. Ja: de verlossing komt geheel voort uit de goddelijke genade, maar het is de mens die hierop in volle vrijheid antwoordt, iedere mens wordt geroepen om mee te werken aan het goddelijk initiatief, mee te werken met de goddelijke genade. Zo is er een balans tussen Gods genade en het vrije handelen van de mensen.
De centrale rol van Christus wordt vervolgens verder uitgewerkt. Onze verlossing danken wij aan zijn bloed: zijn lijden en sterven aan het kruis. De vergeving van de zonden danken wij aan Christus. Christus heeft ons de Blijde Boodschap geopenbaard: Hij heeft ons het mysterie doen kennen. In Christus zijn wij uitverkoren door God en voorbestemd om kinderen van God te zijn.
De rol van Christus is kosmisch en eeuwig: het betreft heel de schepping, het zichtbare en onzichtbare en omvat alle tijden vanaf het eerste begin tot aan de voleinding. Hij staat aan het begin en aan het einde. Hij is het Hoofd van alles. Met de menswording van Christus wordt de tijd vervuld: de volheid der tijden is aangebroken. Hij verlost heel de schepping en openbaart Gods liefde.
Met de menswording van Christus komt Gods Woord als mens in de schepping: het Woord is mens geworden. In de mens Jezus Christus laat God zich kennen. In Hem wordt de openbaring volledig en komen alle eerdere openbaringen tot volheid, tot vervulling. Hij wijst ons mensen de weg naar het goede leven, naar een leven met God en naar God, naar een leven van liefde en geloof.
Het laatste deel van de lofzang gaat over onze plaats, over het volk Gods. In Christus hebben wij ons erfdeel gekregen, wij zijn mede-erfgenamen: wij zijn kinderen van God. In Christus zijn wij tot het geloof gekomen. Door Hem zijn wij verlost en vervuld van de heilige Geest. Zo verbreiden wij met Christus de lof van Gods heerlijkheid.
Zestiende zondag: Efeziërs 2,13-18
In de lezing van de zestiende zondag gaat het over mensen die veraf waren: de mensen hebben zich door de zonde van God verwijderd; zij waren dood door de zonde. Alleen door Gods barmhartigheid, door zijn genade is herstel van deze breuk mogelijk. Samen met Christus worden wij weer levend gemaakt. Christus heeft hierin de centrale plaats: in en door Hem zijn wij gered. In Christus zijn wij in staat de weg te gaan van de goede daden.
In deze tekst is er sprake van twee werelden: dit zijn de joden en de heidenen, Gods uitverkoren volk en de anderen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de christenen uit het Jodendom en zij die daarvoor heidenen waren. De heidenen komen van ver en hebben door Christus toegang tot het heil. Christus heeft de scheidingsmuur tussen heidenen en joden neergehaald.
Mensen bouwen voortdurend muren om anderen buiten te sluiten. Er was in de tempel in Jeruzalem een muur die heidenen buiten het binnenste deel van de tempel hield. Een recent voorbeeld van zo’n scheidingsmuur was de Berlijnse muur tussen het Oosten en het Westen. Nu wordt er in Israël een muur opgetrokken om de Palestijnen buiten te sluiten. Maar denk ook aan de muurtjes en schuttingen die wij overal tussen onze eigen achtertuintjes optrekken. Ook die bevorderen de gemeenschap niet. Naast deze fysieke muren zijn er allerlei andere manieren van uitsluiting. Bijvoorbeeld door wetten en procedures. In de brief wordt in deze zin verwezen naar de joodse wet, de wet der geboden. Ook de manier waarop wij met elkaar omgaan, kan uitsluiting veroorzaken. Hierdoor behoren anderen niet tot ‘ons soort mensen’.
Christus brengt ons de vrede. Hij haalt de scheidsmuur neer. In zijn vlees, in zijn lijden en sterven is de vijandschap vernietigd. Christus verlost ons van het vijanddenken, van het maken van onderscheid. Hij brengt de vrede. Hij maakt twee werelden één. Uit de verschillende mensen maakt Hij één nieuwe Mens. Zijn vrede is er voor alle mensen: joden én heidenen. Allen worden verenigd in de nieuwe gemeenschap van Christus, in de gemeenschap van zijn Kerk. Allen krijgen door de Geest van Christus toegang tot het heil, toegang tot God.
Zeventiende zondag: Efeziërs 4,1-6
Op de zeventiende zondag worden wij vooral opgeroepen tot eenheid. De eenheid die Christus schept, wordt door ons mensen inhoud gegeven. Wij christenen vormen één gemeenschap: de Kerk van Christus. De Kerk is het lichaam van Christus en het werktuig van de heilige Geest. Het is één lichaam, één Geest, één Heer, één geloof en één doop. Het is één God, ons aller Vader. Het is de eenheid van de goddelijke Drie-eenheid, één God in drie personen die ons één maakt. Dat is onze roeping. Onze roeping tot eenheid, tot liefde en waarheid vraagt om deemoed en zachtheid, om lankmoedigheid en om liefdevolle omgang met elkaar. Zo leven wij een leven van liefde en geloof, zo komen wij tot eenheid en zo volgen wij onze roeping.
Slot
In de Eucharistievieringen wordt het tafelgebed afgesloten met: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader…”. Christus staat centraal in ons christelijke geloof. Met deze doxologie wordt dat beleden. In de brief aan de christenen van Efeze is uiteengezet hoe dit geloof in de jonge Kerk gestalte kreeg.
Nog steeds staat Christus voor ons centraal. Hij is onze enige middelaar. Hij brengt ons bij God en tot elkaar. Hij wijst ons de weg. Hij leidt ons. Hij is onze weg, onze waarheid, ons leven. Hem willen wij navolgen, aan Hem willen wij gelijkvormig worden, met Hem willen wij ons verenigen. Amen.
15, 22 en 29 juli 2012
From → Preken