Vernedering en verheerlijking; Fil 2,6-11

Lezing Fil 2,6-11
Broeders en zusters,
Hij, die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God.
Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd
door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven
en Hem de naam verleend die boven alle namen is.
Opdat bij het noemen van zijn Naam
zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde;
en iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader:
Jezus Christus is de Heer.
Deze tekst is het hoogtepunt van de brief aan de Filippenzen. Met dit lied laat Paulus ons zien wie Jezus Christus is en wat Hij heeft gedaan Wie Christus is, wordt direct duidelijk: Hij is gelijk aan God. Hij heeft goddelijke majesteit. Hij bestond al voordat Hij mens werd. Elders lezen we bij Paulus dat alles in Hem en door Hem geschapen is. (Kol 1,16)
Deze goddelijke persoon is aan de mensen gelijk geworden. De Schepper is schepsel geworden. Hij heeft zich niet vastgeklampt aan zijn goddelijke natuur. Hij heeft haar niet uitgebuit voor zichzelf. Hij heeft zichzelf ontledigd door zijn goddelijke gestalte los te laten. Niet dat Hij niet langer God was. God kan niet ophouden God te zijn. Hij heeft zichzelf geheel ter beschikking van de mensen gesteld. Zo heeft Hij zichzelf weggegeven. Hij heeft het bestaan van een slaaf op zich genomen en als mens heeft Hij zich laten vernederen door gehoorzaam te zijn tot de dood aan het kruis. Zo ging Hij in zijn liefde voor de mensen tot het uiterste toe. Hij is niet alleen mens geworden, maar is ook nog eens de geringste van de mensen geworden. Hij is als een slaaf aan het kruis gestorven. Erger was niet mogelijk. Hij heeft zijn bestaan geheel met het onze verbonden. Hij was een kind en groeide op tot een volwassene Hij leed honger en dorst, Hij was vermoeid en had slaap nodig, Hij had verdriet: niets menselijks was en is Hem vreemd. Vandaag lijdt Hij met ons mee, met onze pijn, onze angsten en onzekerheden.
Het paradoxale, het op het eerste gezicht geheel tegenstrijdige is, dat juist in zijn gestalte als minste der mensen zijn goddelijkheid zichtbaar is geworden. Vanuit zijn nederigheid heeft Hij mensen genezen en aan armen de Blijde Boodschap verkondigd. De Zoon van God laat ons zien dat we God niet moeten zoeken in macht en majesteit. God wordt juist zichtbaar in het zwakke en kleine. De grote kracht van God ligt in de zwakheid van de liefde. Gods liefde voor ons mensen vraagt om ons antwoord van liefde.
Jezus laat ons zien wat liefde betekent en wat het tot stand brengt. Hij is ons de weg van de liefde voorgegaan. Door zijn bestaan met ons te verbinden, stelt Hij ook ons in staat werkelijk lief te hebben. Met zijn leven, lijden en sterven brengt Hij de liefde terug in de wereld. Zo verbindt Hij ons leven opnieuw met het goddelijk bestaan. Doordat Hij is geworden zoals wij, zijn wij weer op Hem gaan gelijken. Zo keren we terug naar het begin. Toen werd de mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Hij heeft ons verlost van onze menselijke verslavingen en van ons egoïsme en onze zelfgerichtheid. Hij stelt ons in staat werkelijk God en elkaar lief te hebben. Hij heeft de verbondenheid tussen God en de mensen hersteld.
Als eerste der mensen wordt Christus hoogverheven. Zijn vernedering is het begin van zijn verheerlijking. In deze verheerlijking mag uiteindelijk heel de mensheid en heel de schepping delen. Omdat Hij zich met ons verbonden heeft, zijn wij met Hem verbonden. Zo zullen ook wij mogen delen in zijn heerlijkheid. Dan zal er geen pijn, angst en onzekerheid meer bestaan. “God zal de tranen van alle gezichten afwissen.” (Js 25,8) Amen.