Moed en wijsheid; Gn 2,7-9;3,1-7; Rom 5,12-19; Mt 4,1-11

“Als Gij de Zoon van God zijt…” De duivel spreekt Jezus aan op zijn goddelijkheid. Eva hoort van de slang, dat zij aan God gelijk zal worden als zij eet van de boom die in het midden van de tuin staat, de boom van de kennis van goed en kwaad.
Misschien zijn de lezingen van vandaag nog nooit zo actueel geweest als in onze huidige tijd. Tegenwoordig worden wij er voortdurend op aangesproken, dat wij als mensen in feite zelf god zijn. In ieder geval dat het tamelijk idioot zou zijn een god boven je te dulden. De een beweert dat er in het geheel geen god is en dat je vooral moet doen waar je zelf zin in hebt. De ander komt tot de conclusie dat het goddelijke – als dat dan bestaat – alleen in jezelf te vinden is. Het eigen zelf, het eigen ik heeft goddelijke status. Met de woorden van de dichter Willem Kloos in 1894: “Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten, En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon…” Voor Kloos was een dichter een geheel autonome schepper, geheel onafhankelijk en almachtig in zijn dichtkunst.
Hoogmoed is door de eeuwen heen als een kwaad bestempeld. Dat geldt niet alleen voor het christendom en het jodendom. Ook in de klassieke oudheid werd hoogmoed, hybris als een kwaad gezien. Denk aan het verhaal van Icarus die met zijn zelfgemaakte vleugels te dicht bij de zon komt, waardoor het was smelt en hij neerstort. Hoogmoed komt voor de val. In onze tijd wordt assertiviteit een deugd genoemd. Je hebt recht op de beste plaats. Zelfoverschatting wordt gezien als zelfvertrouwen en kan je alleen maar helpen in dit leven vooruit te komen. Denk aan Pippy Langkous: aan haar wordt de volgende uitspraak toegeschreven. “Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.”
Eva wordt verleid door de slang. De slang weet dat de mens een vrije wil heeft, dat de mens kan kiezen tussen goed en kwaad. De slang kent ook de zwakheid van de mens. Eva ziet het probleem waar ze voor geplaatst wordt. Zij gaat met de slang in discussie, maar de slang is haar te slim af en zij bezwijkt voor zijn argumenten. Adam daarentegen staat alleen maar bij. Hij zegt geen stom woord. In al zijn onnozelheid volgt hij Eva.
Paulus schrijft dat de misstap van Adam het begin van het kwaad is. “De fout van één mens bracht allen de dood.” Voor Paulus is de nalatigheid van Adam de grote zonde. Nalatigheid kun je zien als de tegenhanger van hoogmoed. Daar waar de een zegt dat hij alles onder controle heeft en het wel even zal oplossen, zegt de ander: wat kan ik er aan doen? De een overschat zichzelf. De ander schuift alle verantwoordelijkheid van zich af en laat het allemaal maar gebeuren. Beide houdingen zijn afkeurenswaardig. Een deugdzaam mens zoekt de juiste middenweg.
Naast de drie goddelijke deugden geloof, hoop en liefde kennen we de vier kardinale deugden: moed, matigheid, rechtvaardigheid en verstandigheid. Deze deugden vinden we terug bij Plato en zijn verder uitgewerkt door Aristoteles: de twee grote Griekse filosofen van de oudheid. De term kardinale deugden is uit de vierde eeuw en afkomstig van de H. Ambrosius. Het zijn kardinale deugden omdat alles hierom draait. Het Latijnse woord cardio betekent scharnier. Alle andere deugden kunnen we van deze vier afleiden. Zo kunnen we hoogmoed en nalatigheid verbinden met moed. Moed is het midden houden tussen overmoed en lafheid. Hoogmoed is een vorm van overmoed; nalatigheid is een vorm lafheid. Eva toont hier moed: zij gaat het gesprek aan maar helaas is haar nieuwsgierigheid sterker dan haar verstandigheid: zij maakt de verkeerde keuze, maar ze durft in ieder geval te kiezen en ze neemt verantwoordelijkheid. Adam toont alleen maar lafheid.
Jezus laat ons zien hoe wij het kwaad kunnen weerstaan. Het weerstaan van het kwaad vraagt om moed en om wijsheid. Wij moeten het aandurven het gesprek aan te gaan, verantwoordelijkheid nemen en we moeten de juiste keuzes maken. De Veertigdagentijd is de tijd bij uitstek om ons hierin te oefenen. Deugden moet je oefenen. Door ze te oefenen zorg je ervoor dat ze je eigen worden. Deugden vormen je persoonlijkheid. Door ze te oefenen worden ze deel van jezelf. Juist in de Veertigdagentijd kunnen we door oefening ons leven een nieuwe wending te geven. Ieder kan bij zichzelf nagaan welke deugd extra aandacht nodig en welke ondeugd weggewerkt moet worden.
Door de deugden te beoefenen verbinden wij ons leven met het leven van Jezus Christus. Zo gedragen wij ons als zijn leerlingen. Hij is onze weg ten leven. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Hij schenkt ons zijn genade. Door en in Hem vinden wij onze weg naar God. Amen.