Aswoensdag 2020

Vandaag is de Veertigdagentijd begonnen: veertig dagen die staan in het teken van bezinning en van inkeer. veertig dagen om ons te oefenen in het goede en af te zien van het kwade. Veertig dagen lang zijn wij samen met Jezus op weg naar Pasen. Veertig dagen lang mogen wij ons extra verbinden met Hem. Hij is onze weg naar de Vader. Niemand komt tot de Vader tenzij door Hem.
God wil dat wij gelukkige mensen zijn. Maar hoe worden wij gelukkig? Worden wij gelukkig door zoveel mogelijk onze begeerten in vervulling te laten gaan of is er een andere weg tot geluk? Het antwoord van de huidige cultuur is duidelijk. De mens wordt volgens het huidige denken gedreven door zijn begeerten. De vervulling van die begeerten – wat ze ook zijn – maakt de mens gelukkig. Dat vraagt dat de mens vrij moet zijn om zoveel mogelijk te doen waar hij zin in heeft.
Dit denken heeft de afgelopen vijftig jaar een steeds belangrijker plaats ingenomen. Dit is echter niet het denken waarmee ik en waarschijnlijk u allemaal zijn opgevoed. Ons christelijk denken gaat uit van een ander mensbeeld. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Wij hebben wel degelijk begeerten, maar we hebben ook een wil en ook een verstand. Verstand en wil staan boven onze begeerten. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis betekent ook dat we deel uit maken van een groter geheel. We zijn geschapen als deel van de menselijke gemeenschap. We zijn geschapen om elkaar lief te hebben.
In 2013 schreef Paus Franciscus in Evangelii gaudium: “Het geheel is meer dan het deel, en is ook meer dan een eenvoudige som van de delen. Men moet dus niet al te zeer bezeten zijn van bijzondere kwesties met een beperkte omvang. Men moet de blik altijd verruimen om een groter goed dat ons allen weldaden kan verschaffen, te herkennen. (…) Men werkt in het klein met wat dichtbij is, maar met een ruimer perspectief. Op dezelfde wijze gaat een persoon die zijn persoonlijke bijzonderheid bewaart en zijn identiteit niet verbergt, niet in het niets op, wanneer hij van harte integreert in een gemeenschap, maar hij ontvangt steeds nieuwe prikkels voor de eigen ontwikkeling.”
Ons verstand en onze wil stellen ons in staat het grotere belang te zien en er ook voor te kiezen zonder dat wij onszelf daarbij verliezen. Sterker nog door deze keuze voor het geheel groeien wij in wijsheid en in geluk. Naast de drie goddelijke deugden geloof, hoop en liefde zijn er de vier kardinale deugden: moed, matigheid, rechtvaardigheid en verstandigheid. Deze vier deugden helpen ons te willen en te doen wat we verstandig achten. Ze helpen ons onze begeerten te kanaliseren.
Deugden kun je oefenen. Oefening baart kunst, ook levenskunst. Door het telkens weer te proberen wordt de deugd iets van jezelf. Door het goede te oefenen vorm je je persoonlijkheid. Door te oefenen word je met de hulp van Gods genade een goed mens. In deze tijd van mateloosheid, van altijd willen genieten kunnen wij bijdragen aan een betere wereld door te matigen. Vanuit onze matigheid zijn we in staat tot rechtvaardigheid. Matigheid en soberheid stellen ons is staat onze rijkdom eerlijk te delen.
Vandaag wordt in deze zin onze bijdrage gevraagd voor het werk van Jacinta van Luijk ten bate van de gemeenschap in Kitale. Onze soberheid brengt geluk aan de mensen in Kenia. Wij zijn ook geschapen als onderdeel van de gehele schepping. Daarmee dragen wij ook zorg voor geheel de schepping. Wij zijn medeverantwoordelijk. Met onze soberheid dragen wij bij aan een duurzame wereld.
Door de juiste maat te vinden tonen we ons leerlingen van Jezus Christus. Door de deugden te beoefenen verbinden wij ons leven met zijn leven. In Hem vinden wij onze vreugde. Hij maakt ons gelukkig. Door en in Hem vinden wij onze weg naar God. Amen.