Dubbelgebod van de liefde; Dt 6,2-6; Mc 12,28b-34

Zo op het eerste gezicht hebben de schriftgeleerde en Jezus een aangenaam gesprek over een belangrijk onderwerp: Wat is het allereerste gebod? Als we tekst wat beter bestuderen, valt het op dat de mannen wel heel erg beleefd en vleiend naar elkaar zijn. Toen was en nog steeds is overdreven beleefdheid en overdreven vleierij geen teken van verbondenheid, maar juist van afstand scheppen. Als we het hele hoofdstuk uit het Evangelie volgens Marcus bekijken, zien we dat gesprek volgt op twee andere gesprekken. Eerst proberen farizeeën en herodianen Jezus te vangen met een strikvraag over het betalen van belasting aan de keizer. Daarna komen er sadduceeën met een vraag over de opstanding.
Beide keren weet Jezus de vragen juist te pareren en de vragenstellers erop te wijzen wat de essentie is van de problematiek die zij aan Hem voorleggen. De schriftgeleerde heeft het gehoord en probeert het op zijn manier door te vragen wat het allereerste gebod is. Ook de afsluiting van de tekst van vandaag maakt duidelijk dat er geen sprake is van vriendschap maar van vijandigheid. “En niemand durfde Hem nog een vraag stellen.” Deze opmerking maakt duidelijk dat hun opzet mislukt is en dat de drie gesprekken bij elkaar horen en één verhaal vormen.
Maar wat is hier de tegenstelling tussen Jezus en de schriftgeleerde? Waar gaat de discussie over? Ze zeggen vrijwel hetzelfde en gebruiken vrijwel dezelfde woorden. Jezus citeert het boek Deuteronomium. Het is de tekst die wij als eerste lezing hebben gelezen. Nadat Mozes de Tien Geboden heeft ontvangen, maakt hij deze aan het volk Israël bekend. Na het noemen van de Tien Geboden volgt deze tekst. De essentie van het onderhouden van de geboden is het liefhebben van God. Dat is de essentie van het verbond dat God met zijn volk heeft gesloten. Alle geboden vloeien voort uit dit liefhebben van God. Jezus voegt hier een tweede gebod aan toe: “Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.” De twee geboden – God liefhebben en de naaste liefhebben – zijn volgens Jezus samen de voornaamste geboden.
Dit klinkt de schriftgeleerde niet vreemd in de oren. De tekst die Jezus gebruikt over het liefhebben van de naaste komt uit het boek Leviticus: “Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.” Maar hier is het een gebod in een hele reeks geboden en niet zoals Jezus stelt dat dit gebod tot de kern van het geheel behoort. De schriftgeleerde weet dat en spreekt ook niet over een eerste en een tweede gebod. Maar hij weet ook wat de profeten hebben geschreven. Verschillende profeten hebben de liefde voor de naaste belangrijker geacht dan het brengen van brandoffers.
Het nieuwe van Jezus is dus dat Hij de twee geboden – God liefhebben en de naaste liefhebben – naast elkaar plaatst. Samen vormen zij de essentie van het nieuwe verbond van God met alle mensen, het verbond dat Hij, Jezus Christus tot stand brengt met zijn leven, zijn dood en zijn verrijzenis. God is mens geworden. Hij heeft de mensheid vervult met zijn goddelijkheid. God en mens zijn niet meer los van elkaar te zien. Het is niet mogelijk God lief te hebben zonder de naaste lief te hebben en omgekeerd is het niet mogelijk de naaste lief te hebben zonder God lief te hebben. Elders horen we Jezus zeggen: “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.” (Mt 25,40) In onze naaste ontmoeten wij Jezus, in Hem ontmoeten wij God. En in het gezicht van de lijdende Christus zien wij het lijden van onze medemens. In Christus worden wij niet alleen met God verenigt. In Hem worden wij met al onze medemensen verenigd. In Christus vormen wij één lichaam. In Hem vormt de gehele mensheid één gemeenschap.
Dit is de basis van onze zorg voor elkaar. Omdat wij één lichaam, één gemeenschap vormen zien we naar elkaar om en lijden wij mee als een van ons te lijden heeft. Vandaag hebben we extra aandacht voor de mantelzorgers. Zij laten zien wat het betekent naar elkaar om te zien en voor elkaar te zorgen. Dat kan je hele leven in beslag nemen. Dat maakt dat mantelzorgers op hun beurt op onze aandacht en liefde mogen rekenen. Straks kunt u een bloem meenemen voor een u bekende mantelzorger. Volgende week is het de feestdag van Sint Maarten. Hij deelde zijn mantel met een verkleumde bedelaar. Op deze feestdag wordt er voedsel ingezameld voor de voedselbank. Talloze mensen in onze samenleving hebben er moeite mee de eindjes aan elkaar te knopen. Ook dit vraagt om onze daden van liefde. Achterin de kerk vindt u folders over de voedselinzameling. Uw bijdrage is zeer gewenst. Met uw bijdrage laat u zien dat het tweede gebod – de naaste liefhebben – inderdaad even belangrijk is als het eerste gebod – God liefhebben. Deze twee geboden vormen samen de essentie van ons leven. Amen.