Verlangen: Js 35,1-6a.10; Jak 5,7-10; Mt 11,2-11

“Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien? Naar een riethalm door de wind bewogen? (…) Naar iemand in verfijnde kleding?” Waar verlangden de mensen naar toen ze naar Johannes de Doper luisterden? Verlangden zij naar iemand die als een rietstengel met alle winden meewaait? In onze dagen kunnen we hierbij aan populisten denken die ons mooie beloften doen en precies zeggen wat we graag willen horen, maar niet de moed hebben om ons de waarheid voor te houden. Verlangden zij naar iemand die indruk maakt met rijkdom en mooie kleding? Verlangden zij naar iemand die erg tevreden is met zichzelf, naar iemand die zijn eigen succes etaleert en zegt dat kunnen jullie ook bereiken als je net zo doet als ik?
Het gaat er in feite niet om wat de mensen toen verlangden. Het gaat erom wat wij – zoals we hier vandaag bij elkaar zijn – verlangen. Jezus richt deze woorden niet alleen tot zijn gehoor toen. Jezus stelt deze vragen vandaag rechtstreeks aan ons. Waar verlangen wij naar?
Wij mensen zijn vaak zo tweeslachtig. Wij hebben grote idealen maar het mag niet ten koste gaan van ons huidige welbevinden, onze rust en ons comfort. We willen ons er best voor inspannen maar het moet niet te veel moeite kosten. We willen best even wachten maar niet te lang: we moeten het zelf nog wel meemaken en ervan kunnen genieten. Jakobus zegt ons dat we geduld moeten hebben en rustig moeten afwachten. Hij gebruikt ook het woord lijdzaamheid. We moeten aanvaarden dat het ideaal nog moet groeien en nog lang niet tot stand is gebracht. We moeten aanvaarden dat al onze inspanningen niet direct tot resultaat leiden. We moeten aanvaarden dat we niet in staat zijn zelf ons geluk te realiseren, maar dat het ons gegeven wordt. Jakobus heeft het niet alleen over geduld. Hij schrijft ook over moed. Ook Jesaja heeft het over kracht en moed. Het is dus niet een kwestie van passiviteit, van maar wachten tot er iets gebeurt. In de beeldspraak van Jakobus moet de boer wel eerst zaaien voordat hij geduldig gaat wachten. Bij Jesaja moeten slappe handen sterk worden en knikkende knieën krachtig. Het is duidelijk niet de weg van de minste weerstand.
Jezus heeft hier ook over. Hij noemt het even tussendoor. Eerst vertelt Hij over het herkennen van de Mesias: “blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd”. Daarna zegt Hij: “Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.” Waarom zouden we aanstoot nemen aan iemand die zoveel goeds doet? Waarom zouden we aanstoot nemen aan iemand die het Rijk Gods brengt? Blijkbaar is er toch meer aan de hand. Zoals we in verhalen over Jezus lezen, bracht Hij ook beroering. Er waren mensen die wel degelijk aanstoot aan Hem namen en die in Hem een gevaar zagen omdat Hij de bestaande orde aan de kaak stelde. Het Rijk Gods dat Hij komt brengen, werpt de bestaande orde omver. Zoals Maria in het Magnificat zingt: “Machtigen haalt Hij omlaag van hun troon, eenvoudigen brengt Hij tot aanzien. Behoeftigen schenkt Hij overvloed, maar rijken gaan heen met ledige handen.” Hoe groot de onvrede over het optreden van Jezus was, blijkt uit de wijze waarop Hij ter dood is gebracht. Hij moest sterven aan het schandhout van het kruis.
“Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.” Gelukkig zijn zij die de hele boodschap van Jezus aanvaarden. Gelukkig zijn zij die niet langer op twee gedachten hinken: de gedachte van het hoge ideaal en de gedachte van je moet het niet overdrijven, de gedachte van we moeten wel redelijk blijven en het moet wel uitvoerbaar zijn en niet te veel kosten.
Het is Advent: een tijd van bezinning. Wij mogen ons bezinnen op onze verlangens en op de gevolgen ervan. Kiezen we werkelijk voor het geluk van alle mensen of willen toch graag het grootste deel voor onszelf? Zijn we werkelijk op God en de medemens gericht of zijn we toch vooral op onszelf gericht? Hebben we het geduld en de moed om af te zien van het korte termijn gewin en willen we ons daadwerkelijk inzetten voor het Rijk Gods?
Jezus vraagt aan de mensen en aan ons: “Waartoe zijt gij dan uitgetrokken? Om een profeet te zien?” Ja uiteindelijk is dat onze diepste wens: een profeet die spreekt over liefde en waarheid, een profeet die ons de echte liefde en waarheid doet kennen. Jezus verkondigt ons die liefde en waarheid: liefde en waarheid die ook wel eens schuren en pijn doen, liefde en waarheid die soms aanstoot geven, liefde en waarheid die uiteindelijk leiden naar het Rijk Gods. Hem willen wij navolgen. “Dan gaan de ogen van de blinden weer open en zullen de oren van de doven geopend worden. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme.” Dan zullen ook wij – zoals Jesaja profeteert – door de Heer verlost worden en zullen wij vreugde verkrijgen en blijdschap. Amen.