Sint Martinus; Mt 25,31-40

In het evangelie volgens Matteüs begint Jezus zijn prediking met de zaligsprekingen. Vandaag lezen we het verslag van de laatste prediking van Jezus. Hierna volgt het lijdensverhaal. Alleen bij Matteüs komen we het vandaag gelezen verhaal tegen. Matteüs heeft zijn evangelie zorgvuldig gecomponeerd. Als we dan twee verhalen vinden die het begin en het einde markeren, en die bovendien een gelijksoortige structuur hebben, dan hebben die twee verhalen met elkaar te maken.
In beide verhalen doet Jezus uitspraken over welke mensen gelukkig zijn. In de zaligsprekingen wordt aangegeven welke eigenschappen en karaktertrekken deze mensen hebben. U weet wel: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.” Etcetera. Vandaag horen we tot welke daden van liefde deze deugden leiden. Beide verhalen kunnen we zien als een beschrijving van de toekomst: zo zal het zijn na onze dood. Maar we mogen ze ook op ons aardse leven betrekken. Dan zijn de zaligsprekingen niet slechts een belofte voor de toekomst, maar ook een belofte voor het huidige leven. Als wij de genoemde deugden nastreven zal ons dat ook hier en nu reeds gelukkig maken.
Als we op deze manier naar de lezing van vandaag kijken, zien we niet een oordelende rechter die na een afweging van goed en kwaad tot een beslissing komt. Nee, dan zien we de Koning die als een herder van zijn mensen houdt en die onderscheid maakt zoals tussen bokken en schapen. Dat is overigens ook wat er staat. De Koning ziet mensen voor zich die uit vrije wil wel of niet voor het geluk hebben gekozen. Zij die hun medemensen liefhebben, zijn daardoor gelukkig geworden. Van hen zegt de Koning: ook in de toekomst zullen jullie gelukkig zijn.
In de zaligsprekingen roept Jezus ons op tot eenvoud en bescheidenheid, tot gevoeligheid voor het leed en het kwaad in de wereld, tot zachtmoedigheid, gerechtigheid, barmhartigheid, wijsheid en eerlijkheid, tot vredelievendheid, standvastigheid en moed. Als wij ons oefenen in deze deugden en zo onze medemens tegemoet treden, komen we tot de daden die Jezus ons vandaag voorhoudt. Dan zien we een mens in nood en niet een probleemgeval. Het is een mens zoals ik, die honger en dorst heeft. Het is een mens zoals ik, die vreemdeling, naakt, ziek of in de gevangenis is. Het is geen probleem, maar een mens, die net als ik gelukkig wil zijn. Wij kunnen onszelf niet gelukkig maken, wij kunnen alleen een ander gelukkig maken. Alleen een ander gelukkig maken, maakt onszelf gelukkig. Daarin zit ook het oordeel. De Koning zegt niet: Ik heb het eens allemaal op een rijtje gezet en kom tot het oordeel ‘jij bent geslaagd’ en ‘jij bent mislukt’. Nee, Hij constateert: Jij hebt iemand gelukkig gemaakt, dus ben je en blijf je gelukkig.
Sint Martinus heeft dit als geloofsleerling aangevoeld. De jonge soldaat zag de nood om zich heen en gaf alles wat hij bezat weg. Toen hij niets meer had om weg te geven, heeft hij zijn mantel in tweeën gesneden om die met een kleumende en bijna naakte man te delen. In die daad van naastenliefde heeft hij Jezus als een levende werkelijkheid ontmoet. Met zijn daad van liefde raakte Martinus aan de kern van ons geloof. In zijn droom heeft Jezus hem dit bevestigd.
De heiligen worden ons voorgehouden als voorbeelden van liefde en geloof. Zij zijn ware navolgers van Jezus Christus. Ook wij worden daartoe opgeroepen. Vandaag is er een inzameling voor de voedselbank. Het zijn de huidige mensen in nood met wie wij onze welvaart mogen delen. Het is een concrete wijze van hongerigen te eten geven en dorstigen laven. Ook vandaag is Jezus in en onder hen aanwezig. Hij zal zich altijd om de mens in nood bekommeren en zich met hen vereenzelvigen. Als wij ons laten raken door de nood van onze medemens en daarnaar handelen, leven we niet alleen naar het voorbeeld van Jezus Christus maar we zullen Hem ook werkelijk ontmoeten en hier en hierna gelukkig zijn.
Tenslotte: wij hoeven het allemaal niet op eigen kracht te doen. Wij aan niet aan ons lot overgeleverd. Wij kunnen daadwerkelijk iets van ons leven maken, omdat we daarbij geholpen worden. Jezus is als de goede herder vol zorgzaamheid voor de mensen. God geeft ons voortdurend zijn liefde en genade. Hij schenkt ons telkens weer vergeving als het even niet lukt. Hij weet wie wij werkelijk zijn.
De heiligen zijn niet alleen ons voorbeeld. Ze zijn ook onze voorspraak. Zo mogen wij de hulp van Sint Martinus inroepen met de woorden die achter in de kerk op de balustrade geschreven staan: “Gij die uw mantel hebt gedeeld, bekleed ons met gerechtigheid.” Amen.