Voedsel voor de gemeenschap; Ex 16,2-4.12-15; Ef 4,17.20-24; Joh 6,24-35

God laat zijn schepping nooit in de steek. Hij laat ons mensen niet aan ons lot over. Zo geeft Hij de Israëlieten te eten. Hij laat hen niet omkomen in de woestijn. Ze zijn op weg naar het beloofde land, het land van vrede en vrijheid. Dat is de weg die God voor hen heeft uitgestippeld. Hij zorgt ervoor dat zij deze weg ook daadwerkelijk kunnen gaan. Ook wij zijn mensen die op reis zijn, mensen die voedsel voor onderweg nodig hebben. Ook wij kunnen onze weg niet zonder hulp volbrengen. De hele mensheid, zelfs de hele schepping is onderweg naar het Rijk Gods. Wij gaan niet een eenzame reis; wij reizen gezamenlijk, als gemeenschap en in verbondenheid met elkaar. Het is juist de gemeenschap die gevoed moet worden.
Om als individu in leven te blijven volstaat het brood dat we bij de bakker halen. Om als gemeenschap in leven te blijven moeten we ons voeden met het Brood uit de hemel. Dit is het Brood dat door God zelf is getekend. Hij heeft er zijn stempel op gedrukt. Dit is het Brood van liefde en vrede, het Brood dat ons in Christus tot elkaar brengt tot één lichaam, tot een gemeenschap van mensen die gezamenlijk en in verbondenheid met elkaar op weg zijn. Mensen hebben elkaar nodig. Als individuen kunnen wij niet leven. Alleen in relatie met elkaar komen wij werkelijk tot leven en kunnen wij ons ontplooien tot de personen zoals wij bedoeld zijn. Alleen in verbondenheid met elkaar komen wij tot een leven in liefde en waarheid.
Paulus schrijft: “Bekleedt u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.” Om te zijn zoals we bedoeld zijn, moeten wij onze oude mens afleggen door afstand te doen van onze zelfgerichtheid. Onze zelfliefde moeten wij omvormen tot liefde voor de ander. Dit vraagt om bekering en verlossing. Het is aan ons om ons hiervoor open te stellen en ontvankelijk te zijn. Het is God zelf die ons in en door Christus de verlossing schenkt. Hij geeft onze de genade die ons brengt tot geloof en tot bekering. Hij heeft ons zijn eigen Zoon gegeven tot voedsel voor onderweg. Door ons met het eten van het Brood met Christus te verenigen, komen wij tot de liefde en de waarheid die Hij ons geeft. Hij is onze weg ten leven.
Paulus leert ons: “leeft niet langer zoals de heidenen in hun waanwijsheid.” Ook wij leven vaak in de waanwijsheid, dat we prima in staat zijn ons zelf te redden. We zijn niet van anderen afhankelijk. We kunnen heel goed voor onszelf zorgen. Wij gaan ons eigen pad en hebben daarbij niemand nodig. Dit is de waanwijsheid van de heidenen waarvoor Paulus ons waarschuwt. Deze waanwijsheid doet ons enkel het eigen plezier zoeken. Het is de waanwijsheid van de zelfliefde die ten koste gaat van anderen. Door ons te verenigen met Christus, leren wij Hem kennen. Dan vinden wij de werkelijke vreugde van de liefde gericht op de ander. Dan komen wij tot gemeenschap met elkaar, tot vrede met elkaar en tot innerlijke vrede. Alleen God kan ons in Christus deze vreugde en vrede schenken. Hij geeft ons het Brood uit de hemel. En wij zullen nooit meer honger hebben en nooit meer dorst krijgen. Amen.