Leerling zijn; Hnd 2,42.44-47

De eerste christenen legden
zich ernstig toe
op de leer der apostelen,
bleven trouw
aan het gemeenschappelijk leven
en ijverig in het breken
van het brood en in het gebed.
Allen die het geloof
hadden aangenomen,
waren eensgezind
en bezaten alles gemeenschappelijk;
ze waren gewoon hun bezittingen en goederen te verkopen
en die onder allen te verdelen naar ieders behoefte.
Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel,
braken het brood in een of ander huis,
genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van het hart, loofden God
en stonden bij het hele volk in de gunst.
En elke dag bracht de Heer er meer bijeen, die gered zouden worden.
Afgelopen keren ging het over het leerlingen maken, het opwekken van verlangen en de noodzaak om Jezus te ontmoeten. We hoorden hoe Jezus de eerste leerlingen uitnodigt bij Hem op bezoek te gaan. Hoe de leerlingen Jezus vinden en op hun beurt anderen naar Jezus leiden. Door Jezus te volgen leren zij gaandeweg wat het inhoudt leerling van Jezus te zijn en wat het betekent als Jezus zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” (Joh 14,6)
Vandaag zien we het resultaat van de getuigenis die Petrus op Pinksteren gaf na het ontvangen van de heilige Geest. De eerste christenen vormden een gemeenschap die gebaseerd was op wederzijdse liefde. Ze waren eensgezind. Ze deden alles samen en deelden alles met elkaar. Binnen deze gemeenschap stond Jezus centraal: dagelijks braken zij het brood in een of ander huis. Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen. Zo leerden ze over Jezus en over zijn Blijde Boodschap. Ze waren ijverig en trouw. Ze leefden in blijdschap en eenvoud van hart. Kortom ze vormden een gemeenschap van gelukkige mensen. Deze wijze van leven bracht hen redding. Deze gemeenschap van leerlingen van Jezus stond in de gunst bij het hele volk. Hun levenswijze was aanstekelijk. “Elke dag bracht de Heer er meer bijeen.”
Lucas schrijft het boek Handelingen zo’n veertig jaar later. Het idealisme van het begin heeft niet overal stand weten te houden. Zo schrijft Paulus over dronkenschap en schranspartijen in plaats van gezamenlijk de maaltijd in vreugde te genieten en alles te delen met elkaar. Ook de gunst van het hele volk heeft geen stand gehouden. De christenen hebben te maken met vervolgingen zowel vanuit het jodendom als door de Romeinse machthebbers. Net als in onze tijd was het voor Lucas een noodzaak te herinneren aan de idealen van het begin. Ook voor ons geldt dat we ons steeds weer moeten bezinnen op de betekenis van de woorden van Jezus: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” Ook wij moeten herinnerd worden aan het idealisme van het begin.
Door onze levenswijze te spiegelen aan de levenswijze van de eerste christenen leren we wat het betekent een leerling van Jezus te zijn, wat het betekent Hem te volgen. Hoe aanstekelijk is onze levenswijze? Hoezeer staan wij in de gunst van onze omgeving? Weten wij werkelijk bij anderen het verlangen te wekken om ook de weg van Jezus te gaan?
Morgen volgt de laatste overweging in deze serie. Morgen lezen we uit de zaligsprekingen. Wat betekent het om als leerling van Jezus beschimpt en vervolgd te worden. Amen.
Trackbacks & Pingbacks