Geroepen worden; 2 Tes 1,11-2,2; Lc 19,1-10

Zacheüs voelt zich aangetrokken tot Jezus. Hij wil Hem zien. Hij wil Hem horen. Maar hoe moet hij met Jezus in contact komen? Hij is klein. Hoe val je dan op? Van de andere kant: Zacheüs wil helemaal niet opvallen. Hij weet dat de mensen hem niet mogen en dan geeft opvallen al gauw een hoop gedoe. Zacheüs verstopt zich in een boom. Vandaaruit kan hij ongezien Jezus voorbij zien komen.
Dan neemt het verhaal plotseling een onverwachte wending. Het initiatief ligt helemaal niet bij Zacheüs. Het initiatief blijkt bij Jezus te liggen. Het is Jezus die Zacheüs persoonlijk roept. Jezus kent zelfs zijn naam. Het is zelden dat er een naam genoemd wordt van mensen die Jezus ontmoeten. Jaren later kent Lucas deze naam nog. Je zou hieruit kunnen afleiden dat Zacheüs behoort tot de groep van de eerste christenen en dat zijn bekering niet van korte duur is geweest. Dat Jezus nu uitgerekend bij Zacheüs te gast moet zijn, is voor de omstanders tamelijk onbegrijpelijk. Vlak voor zijn aankomst in Jericho had Jezus nog een blinde genezen. Iedereen had het gezien en prees God. En dan nu dit. Jezus neemt zijn intrek bij deze zondaar. Dat is toch ongehoord. Zoiets doe je toch niet. Die man is totaal onwaardig voor zo’n roeping.
Ook voor Paulus is dit een punt. Paulus kent de mensen. Hij weet hoe zij denken. Als iemand zich niet gedraagt naar zijn roeping is hij ongeloofwaardig. Daarom bidt Paulus tekens opnieuw tot God dat de christenen van Tessalonica hun roeping waardig mogen zijn. Paulus bidt voor hen dat hun goede voornemens en hun daden van geloof door God tot volkomenheid worden gebracht. Hij bidt dat hun geloof werkelijk zichtbaar is in hun daden en hun gedrag. Alleen dan zal de Naam van Jezus verheerlijkt worden. Paulus bidt dat zij werkelijk leerlingen van Jezus zullen zijn.
Blijkbaar maakt Jezus zich hierover helemaal geen zorgen. Hij weet dat Zacheüs een zondaar is en dat de mensen hem niet mogen. Hij bevestigt dit ook door te zeggen: “De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en om te redden wat verloren was.” Maar ondertussen zien we ook wat de roeping van Zacheüs met Zacheüs doet. Hij doet een opmerkelijk uitspraak: “Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen en als ik iemand iets afgeperst heb geef ik het hem vierdubbel terug.” De roeping door Jezus brengt Zacheüs werkelijk redding. Hij was verloren maar Jezus heeft hem gered: hij is een ander mens geworden; zijn huis is werkelijk heil ten deel gevallen. Het heil dat Zacheüs overkomt, is niet alleen het eenmalige bezoek van Jezus. Het heil dat Zacheüs ten deel is gevallen, is zijn bekering. Door de roeping van Jezus is Zacheüs een ander mens geworden: een leerling van Jezus. God is hem werkelijk genadig geweest.
Wat er met Zacheüs gebeurt, gebeurt ook met ons. Wij zijn met ons Doopsel en met ons Vormsel allemaal door Jezus geroepen om zijn leerling te zijn. Dat betekent dat ook ons net als Zacheüs heil ten deel valt. Ook onze roeping betekent dat God ons genadig is: God geeft ons zijn genade om ons telkens weer te kunnen bekeren. Elke keer als wij onze roeping niet waardig zijn, geeft Hij ons de genade om ons leven te beteren.
Leerling van Jezus zijn betekent ook dat wij op onze beurt geroepen zijn anderen tot leerling te maken. En ook op dit vlak hebben de lezingen van vandaag ons veel te zeggen. Wij hoeven de mensen niet vooraf te beoordelen op hun gedrag en hun waardigheid. Wij hoeven ons daarover geen zorgen te maken. Dat deed Jezus ook niet bij Zacheüs. Het gaat erom mensen op het pad van de redding te brengen. Juist mensen die verloren zijn hebben redding nodig. Dat begint ermee iedereen met liefde te benaderen, onze deuren voor hen te openen en hen op te nemen in onze gemeenschap, ook de mensen die de weg kwijt zijn, ook zij die zich niet goed gedragen. We mogen niemand vooraf afschrijven, niemand vooraf uitsluiten. Door mensen over Jezus te vertellen geven we hen een kans om Jezus te ontdekken en te ontdekken dat er ook voor hen redding is. Als zij zich werkelijk geroepen weten door Jezus, zullen ze net als Zacheüs het heil en de genade die God geeft, ervaren.
De zorgen van Paulus over het gedrag betreft niet de mensen die nog bekeerd moeten worden, het betreft de mensen die al bekeerd zijn. De zorgen van Paulus betreft mensen zoals wij. Voor ons bestaat het gevaar dat we afdwalen en onze goede bedoelingen niet meer tot een goed einde brengen, waardoor we onze geloofwaardigheid als leerlingen van Jezus verliezen. Wij hebben het nodig dat we met enige regelmaat bij de les worden gehouden. Wij hebben het nodig dat we gewaarschuwd worden voor valse profeten. Wij hebben het nodig dat we voor elkaar blijven bidden. Amen.