Caritas is genade; 2 Kor 8,7.9.13.15
Paulus roept de gemeente van Korinthe op geld in te zamelen voor de gemeente van Jeruzalem. In vier van zijn brieven schrijft hij over een collecte die hij organiseerde voor de arme gelovigen in Jeruzalem. In het boek Handelingen wordt deze collecte twee keer genoemd.
Wat is er aan de hand? De economische situatie in Jeruzalem is niet rooskleurig. Hoge belastingen en de politiek instabiele situatie maken het leven zwaar. Er is veel armoede. Bovendien lijdt de Kerk onder verdrukking. Hierdoor is het leven voor de volgelingen van Jezus extra moeilijk. Paulus roept op tot onderlinge solidariteit onder de christenen. Er speelt nog meer. Er is sprake van enige spanning tussen de verschillende christelijke leiders, vooral over de vraag of de heidense bekeerlingen niet besneden zouden moeten worden, zoals ook de Joodse christenen besneden zijn. De integratie van heidenen in de Joodse gemeenschap van christenen verloopt niet zonder slag of stoot.
Voor Paulus is er veel aan gelegen aan te tonen dat het één gemeenschap van christenen is, dat alle christenen – Joden en Grieken – elkaar als broeders en zusters beschouwen. Het gaat bij Paulus om de gemeenschap, het welzijn en de solidariteit van de gehele christelijke gemeenschap. De collecte is daar een zichtbare uitdrukking van. Het gaat om meer dan het helpen van armen. De collecte wordt door Paulus gezien als een genadegave. De Nederlandse vertaling kent de woorden ‘liefdewerk’ en ‘liefdedaad’. In het Grieks staat hier het woord ‘charis’ wat ‘genade’ betekent.
De houding van gemeenschap en solidariteit is voor Paulus genade. De bron hiervan is de genade van Christus die zelf arm werd om zijn volgelingen geestelijk rijk te maken. Deelname aan de collecte is een gave van God. Het is een geestelijke zaak. Het is een eredienst aan God en een navolging van Jezus Christus. Je geeft niet alleen je geld, maar ook je hart. Het is een daad van liefde. Gods genade laat de gelovigen deelnemen aan een ‘economie van overvloed’, een economie die alle menselijke relaties binnen de christelijke gemeenschap verandert. Daar waar de heilige Geest werkt, gaat de portemonnee open.
In de tijd van Paulus was geheel belangeloos geven iets nieuws. Je gaf alleen aan anderen omdat je verwachtte ook iets terug te krijgen: voor wat, hoort wat. De christelijke economie van overvloed is geen vorm van socialisme. God geeft mensen materiële rijkdom. Rijkdom is geen kwaad. God wil deze mensen hiermee ook de rijkdom van vrijgevigheid geven. Geven aan een ander maakt een mens rijker. Voor Paulus bestaat er een nauwe band tussen geestelijke rijkdom en de bereidheid om je bezit te delen met wie dat nodig hebben. Het is niet de bedoeling dat wij door anderen te ondersteunen zelf in moeilijkheden raken. Het gaat om geven naar draagkracht. Er moet een zeker evenwicht zijn. Paulus roept op tot een eerlijke verdeling van het bezit. Hij verwijst hierbij naar het verhaal over het volk Israël, dat veertig jaar door de woestijn trekt. Als God hen te eten geeft met manna, krijgt ieder wat hij nodig heeft: niet te veel en niet te weinig.
Voor Paulus was het belangrijk te pleiten voor een inclusief christendom. Geen onderscheid tussen Grieken en Joden en geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. Onderlinge solidariteit bouwt een gemeenschap op.
In onze tijd staan we voor de uitdaging een wereldwijde gemeenschap op te bouwen. Alle mensen zijn er elkaars broeders en zusters. Dat vraagt een wereldwijde onderlinge solidariteit. Die wereldwijde solidariteit begint dicht bij huis. Ook een wereldwijde gemeenschap vraagt om een fijnmazige netwerk van verbindingen tussen mensen. Omkijken naar elkaar en zonder uitzondering voor elkaar klaar staan vraagt dat je elkaar in de ogen kijkt, dat je elkaar ziet als broeders en zusters. Wereldwijde solidariteit begint in je eigen straat. Amen.